Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Wet op het onderwijstoezicht
Wet op het onderwijstoezicht
Opschrift
Aanhef
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is regels vast te stellen met betrekking tot het toezicht op het onderwijs;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze wet wordt verstaan onder:
- a.
- b.
de inspectie: de Inspectie van het onderwijs,
- c.
de inspecteur-generaal: de inspecteur-generaal van het onderwijs,
- d.
onderwijswet:
- e.
onderwijs: bij of krachtens een onderwijswet geregeld onderwijs, waaronder mede worden begrepen werkzaamheden als bedoeld in de artikelen 174, eerste lid, en 176, eerste lid, van de Wet op het primair onderwijs, 154, eerste lid, en 156, eerste lid, van de Wet op de expertisecentra, en 7.29, eerste lid, en 7.32, eerste lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020,
- f.
voorschoolse educatie: voorschoolse educatie als bedoeld in de artikel 1.1, eerste lid, van de Wet kinderopvang,
- g.
instelling: school, instelling of exameninstelling in de zin van een onderwijswet, daaronder begrepen een niet bekostigde instelling,
- h
instelling voor hoger onderwijs: een instelling als bedoeld in artikel 1.2, onderdelen a en b, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek,
- i.
samenwerkingsverband: samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020,
- ia.
Samenwerkingsorganisatie beroepsonderwijs bedrijfsleven: de rechtspersoon, bedoeld in 1.5.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs,
- j.
[vervallen,]
- k.
bestuur: bevoegd gezag in de zin van een onderwijswet, met dien verstande dat waar het de Leerplichtwet 1969 of de Leerplichtwet BES betreft hieronder wordt verstaan het hoofd van de school of instelling, en met dien verstande dat waar het het toezicht op de uitoefening van de taken van het samenwerkingsverband betreft hieronder wordt verstaan het bestuur van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 18a, vierde lid, van de Wet op het primair onderwijs en artikel 2.47, vijfde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020,
- l.
onderwijsdeelnemer: leerling, deelnemer, vavo-student, mbo-student, ho-student of extraneus als bedoeld in een onderwijswet,
- l1.
mbo-student: student als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs,
- l2.
ho-student: degene die hoger onderwijs volgt als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel b, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek,
- l3.
vavo-student: vavo-student als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs,
- m.
ouders: met het gezag over het kind belaste ouders, hun geregistreerde partners, voogden en verzorgers,
- n.
jaarwerkplan: document waarin de inspectie haar werkzaamheden voor het komende jaar neerlegt,
- o.
[vervallen,]
- p.
rechtspersoon voor hoger onderwijs: rechtspersoon voor hoger onderwijs als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel aa, van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek.