Bij ministeriële regeling dan wel bij beschikking van Onze Minister kunnen onderwijsinstellingen dan wel groepen daarvan worden aangewezen als school als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, subonderdeel 4. Aan de aanwijzing kunnen voorwaarden worden verbonden.
Leerplichtwet 1969
Leerplichtwet 1969
Opschrift
Aanhef
Wij JULIANA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de Leerplichtwet (Stb. 1900, 111) dient te worden vervangen door een nieuwe wettelijke regeling, die is aangepast aan het huidige onderwijsbestel en een kortere procedure bevat voor de bestrijding van het onwettig schoolverzuim, en dat het wenselijk is de leerplichtige leeftijd met een jaar te verlengen en in de Arbeidswet 1919 daarmee verband houdende wijzigingen aan te brengen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
§ 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen
Deze wet verstaat onder:
"Onze Minister": Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, tenzij uitdrukkelijk anders bepaald;
"school":
een openbare of een uit de openbare kas bekostigde bijzondere basisschool, speciale school voor basisonderwijs, school voor speciaal onderwijs, voortgezet speciaal onderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs of dagschool voor voortgezet onderwijs, dan wel een openbare of een uit de openbare kas bekostigde bijzondere instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs;
een ingevolge artikel 2.66 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 aangewezen bijzondere dagschool voor voortgezet onderwijs;
een andere dagschool die wat de inrichting van het onderwijs betreft, overeenkomt met de criteria, bedoeld in artikel 1a1, en wat de bevoegdheden van de leraren betreft, overeenkomt met een of meer van de onder 1 bedoelde scholen;
een andere krachtens artikel 1a, eerste lid, voor de toepassing van deze wet als school aangewezen onderwijsinstelling;
«instelling»:
instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
beroepsopleiding ten aanzien waarvan toepassing is gegeven aan artikel 1.4.1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs;
"hoofd":
hij die met de leiding van de school is belast;
hij die met de leiding van de instelling is belast;
"de ambtenaar": de ambtenaar, bedoeld in artikel 16;
"startkwalificatie": een diploma van een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid onder b tot en met e, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hoger algemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs als bedoeld in artikel 2.5 onderscheidenlijk 2.4 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;
«persoonsgebonden nummer»: persoonsgebonden nummer als bedoeld in artikel 1 van de Wet register onderwijsdeelnemers;
«register onderwijsdeelnemers»: register onderwijsdeelnemers als bedoeld in artikel 4 van de Wet register onderwijsdeelnemers.
Artikel 1a. Aanwijzing scholen
Onze Minister kan de aanwijzing intrekken indien het hoofd of het personeel van de school in strijd handelt met artikel 5:20, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.