Wet medezeggenschap op scholen
Wet medezeggenschap op scholen
Opschrift
Aanhef
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet medezeggenschap onderwijs 1992 te vervangen door een nieuwe wet, aangezien het, in het belang van het goed functioneren van de school, bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs, wenselijk is het overleg met en de vertegenwoordiging van het personeel en de ouders en leerlingen van de school te verbeteren mede in het licht van de vergroting van de autonomie van besturen van die scholen, dat het tevens wenselijk is de medezeggenschap bij centrale diensten als bedoeld in genoemde wetten en regionale expertisecentra als bedoeld in de Wet op de expertisecentra zoveel mogelijk dienovereenkomstig te regelen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen
Deze wet verstaat onder:
«Onze Minister»: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
«school»: een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet voortgezet onderwijs 2020 en de Experimentenwet onderwijs;
«centrale dienst»: een centrale dienst als bedoeld in artikel 68 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 69 van de Wet op de expertisecentra en artikel 3.34 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;
«samenwerkingsverband»: een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs en artikel 1.1 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;
«bevoegd gezag» voor wat betreft:
een school: het bevoegd gezag, bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet voortgezet onderwijs 2020 en de Experimentenwet onderwijs;
een centrale dienst: het bestuur van de rechtspersoon, bedoeld in artikel 68 van de Wet op het primair onderwijs, artikel 69 van de Wet op de expertisecentra en artikel 3.34 van de Wet voortgezet onderwijs 2020;
een samenwerkingsverband: het bestuur van een samenwerkingsverband;
«leerlingen»: leerlingen als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet voortgezet onderwijs 2020;
«ouders»: de ouders, voogden en verzorgers van de leerlingen;
«schoolleiding»: de directeur, bedoeld in de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra en de rector, directeur of de leden van de centrale directie, bedoeld in de Wet voortgezet onderwijs 2020, alsmede de conrectoren of de adjunct-directeuren;
personeel»: het personeel dat in dienst is dan wel ten minste 6 maanden te werk gesteld is zonder benoeming bij het bevoegd gezag en dat werkzaam is op de school, bij de centrale dienst, dan wel het samenwerkingsverband en personeel dat is benoemd of ten minste 6 maanden te werk gesteld zonder benoeming dat werkzaamheden verricht ten behoeve van meer dan een school;
«onderwijswet»: de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet voortgezet onderwijs 2020;
«geleding»: de afzonderlijke groepen van leden, bedoeld in artikel 3, derde lid.