een cursus in de zin van de Wet voortgezet onderwijs 2020;
Les- en cursusgeldwet
Les- en cursusgeldwet
Opschrift
Aanhef
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met de toestand van ’s Rijks financiën alsmede in verband met ontwikkelingen op het gebied van de studiefinanciering wenselijk is over te gaan tot uitbreiding van de lesgeldregeling tot de groep van 16- tot 18-jarigen en voorts de Lesgeldwet voor boven 17-jarigen (Stb. 1986, 250) te vervangen en genoemde wet alsmede de School- en cursusgeldwet 1972 (Stb. 1983, 360) in te trekken;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
Hoofdstuk I. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt, voor zover niet anders bepaald, verstaan onder:
bevoegd gezag: het orgaan dat als zodanig wordt aangeduid in de wettelijke regeling op grond waarvan de desbetreffende school of cursus wordt bekostigd;
leerling: degene die is toegelaten tot het onderwijs aan een school of cursus als bedoeld in artikel 2;
cursusjaar: het tijdvak van 1 augustus tot en met 31 juli daaraanvolgend;
Onze Minister: Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
dagschool: een instelling als bedoeld in 1.1.1 van de Wet educatie en beroepsonderwijs, voor zover het betreft een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.7, derde lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een opleiding voortgezet algemeen volwassenenonderwijs die voldoet aan artikel 2.17 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;
cursus:
- 1°.
- 2°.
onderwijs aan een instelling voor voortgezet onderwijs als bedoeld in artikel 2.86 van de Wet voortgezet onderwijs 2020, voor zover het geen volledig onderwijs betreft;
- 3°.
een op grond van de Experimentenwet onderwijs uit de openbare kas bekostigde cursus, voor zover het voortgezet onderwijs betreft;
- 4°.
een opleiding als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, of artikel 7.3.1, eerste lid, onder a, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, anders dan bedoeld in onderdeel e, die aan een instelling als bedoeld in artikel 1.1.1 van die wet ten laste van ’s Rijks kas wordt verzorgd;
- 1°.
onderwijsnummer: het door Onze Minister uitgegeven persoonsgebonden nummer, toegekend aan een persoon aan wie niet van overheidswege een burgerservicenummer is verstrekt;
[vervallen;]
[vervallen;]
[vervallen;]
school: een dagschool, als bedoeld in deze wet.
Artikel 2. Heffing les- en cursusgeld
Ter zake van uit de openbare kas bekostigd onderwijs aan een dagschool of uit de openbare kas bekostigde cursussen wordt lesgeld onderscheidenlijk cursusgeld geheven met inachtneming van de bepalingen van deze wet. Ter zake van het volgen van onderwijs in het kader van contractactiviteiten wordt geen lesgeld of cursusgeld volgens de bepalingen van deze wet geheven.