Home

Wet College voor toetsen en examens

Geldig vanaf 1 augustus 2024
Geldig vanaf 1 augustus 2024

Wet College voor toetsen en examens

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-08-2024]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is over te gaan tot externe verzelfstandiging van het dienstonderdeel de Centrale examencommissie vaststelling opgaven van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, de Staatsexamencommissie en de Staatsexamencommissie Nederlands als tweede taal door instelling van een zelfstandig bestuursorgaan en in verband daarmee de Wet op het onderwijstoezicht en de Wet op het voortgezet onderwijs te wijzigen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet wordt verstaan onder:

Artikel 2

1.

Er is een College voor toetsen en examens.

2.

Het college is belast met de volgende taken op het gebied van de centrale examens, bedoeld in hoofdstuk 2, paragraaf 5, van de Wet voortgezet onderwijs 2020, artikel 7.4.11 van de Wet educatie en beroepsonderwijs en artikel 7.4.13 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES en de daarop berustende bepalingen:

  1. het vaststellen van het aantal toetsen, de tijdsduur en de aard van de toetsen, overeenkomstig het examenprogramma;

  2. het vaststellen van het tijdstip van de toetsen, de wijze waarop en de vorm waarin de toetsen worden afgenomen;

  3. het tot stand brengen en vaststellen van de opgaven;

  4. het tot stand brengen en bij regeling vaststellen van de beoordelingsnormen en de daarbij behorende scores;

  5. het geven van regels voor de omzetting van de scores in cijfers;

  6. het tot stand brengen en bij regeling vaststellen van syllabi, overeenkomstig het examenprogramma; en

  7. het geven van regels met betrekking tot de hulpmiddelen die gebruikt mogen worden bij het maken van de opgaven.

3.

Het college is belast met de volgende taken op het gebied van de staatsexamens, bedoeld in hoofdstuk 2, paragraaf 7, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en de daarop berustende bepalingen:

  1. het bij regeling vaststellen van het examenreglement;

  2. het organiseren, afnemen en beoordelen;

  3. de benoeming van examenfunctionarissen; en

  4. het vaststellen van de uitslag en het uitreiken van diploma’s, certificaten of cijferlijsten.

4.

Het college is belast met de volgende taken op het gebied van de college-examens van de staatsexamens, bedoeld in de artikelen 2.75 tot en met 2.77 van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en de op artikel 2.77, tweede lid, van die wet berustende bepalingen:

  1. het bij regeling vaststellen van het programma van toetsing en afsluiting;

  2. het tot stand brengen en vaststellen van de opgaven; en

  3. het tot stand brengen en bij regeling vaststellen van de beoordelingsnormen.

5.

Het college is belast met de volgende taken op het gebied van de staatsexamens, bedoeld in artikel 2.72, derde lid, van de Wet voortgezet onderwijs 2020 en de op dat lid berustende bepalingen:

  1. het bij regeling vaststellen van het examenprogramma;

  2. het tot stand brengen en vaststellen van de opgaven; en

  3. het tot stand brengen en bij regeling vaststellen van de beoordelingsnormen.

6.

Het college is verder nog belast met de volgende taken:

  1. het afnemen van examens onder bijzondere omstandigheden;

  2. het bij regeling vaststellen welke vakken in een tijdvak met geheimhouding worden afgenomen, waarbij de geheimhouding betrekking heeft op de opgaven, de beoordelingsnormen en de daarbij behorende scores, bedoeld in het tweede lid, onderdelen c en d, vierde lid onderdelen b en c, en vijfde lid, onderdelen b en c; en

  3. het uitoefenen van andere door Onze Minister opgedragen taken.

7.

De regelingen, bedoeld in het tweede lid, onderdelen e en f, en vijfde lid, onderdeel a, treden slechts in werking na goedkeuring door Onze Minister. Onze Minister kan zijn goedkeuring onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

8.

In afwijking van artikel 5, aanhef en onder b, van de Bekendmakingswet kan de bekendmaking van een regeling als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, vierde lid, onderdeel c, of vijfde lid, onderdeel c, geschieden op een andere geschikte, al dan niet elektronische, wijze.

Artikel 3

Het college is belast met bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen taken ten aanzien van de uitvoering van de centrale examinering in het beroepsonderwijs, bedoeld in artikel 7.4.3a van de Wet educatie en beroepsonderwijs en artikel 7.4.4 van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES, en de op dit artikel gebaseerde uitvoeringsvoorschriften.

Artikel 3a

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9*

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15