Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000
Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000
Opschrift
Aanhef
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is in verband met modernisering van de pensioenwetgeving, de Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds in te trekken en te vervangen door een nieuwe wet ter zake;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
§ 1. Definities
Artikel 1. Definities
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Onze Minister: Onze Minister voor Armoedebeleid, Participatie en Pensioenen;
de Nederlandsche Bank: De Nederlandsche Bank N.V.;
pensioen: het pensioen, bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet;
werkgever: de werkgever, bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet;
werknemer: de werknemer, bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet;
bedrijfstakpensioenfonds: het bedrijfstakpensioenfonds, bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet;
deelnemer: de deelnemer, bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet;
lichamen: rechtspersonen, maat- en vennootschappen, samenwerkingsvormen zonder rechtspersoonlijkheid die met verenigingen maatschappelijk gelijk kunnen worden gesteld, ondernemingen van publiekrechtelijke rechtspersonen en doelvermogens;
verplichtstelling: de verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds op grond van artikel 2, eerste lid;
nettopensioen: het nettopensioen, bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet;
aanspraakgerechtigde: de aanspraakgerechtigde, bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet;
gewezen deelnemer: de gewezen deelnemer, bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet;
pensioengerechtigde: de pensioengerechtigde, bedoeld in artikel 1 van de Pensioenwet.