Home

Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen

Geldig vanaf 1 januari 2024
Geldig vanaf 1 januari 2024

Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-01-2024]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Op de voordracht van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 4 november 1997, nr. MJZ97566861, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Gelet op de artikelen 8.44, eerste, vierde en zesde lid, van de Wet milieubeheer;

De Raad van State gehoord (advies van 26 november 1997, nr. W08.97.0711);

Gezien het nader rapport van Onze Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 4 december 1997, nr. MJZ97580608, Centrale Directie Juridische Zaken, Afdeling Wetgeving;

Hebben goedgevonden en verstaan:

Paragraaf 1. Stortverboden en begripsomschrijving van stortplaats

Artikel 1

1.

Het is verboden afvalstoffen te storten op een stortplaats, die behoren tot een of meer van de navolgende categorieën:

1.

vloeibare afvalstoffen, niet zijnde metallisch kwik waarvan het storten met het oog op de veilige opslag ervan is toegestaan bij of krachtens Verordening (EU) nr. 2017/852 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2017 betreffende kwik, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1102/2008 (PbEU 2017, L 137);

2.

afvalstoffen, aangewezen in de bijlage bij beschikking nr. 2000/532/EG van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 3 mei 2000 tot vervanging van Beschikking 94/3/EG houdende vaststelling van een lijst van afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, onder a), van Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende afvalstoffen en Beschikking 94/904/EG van de Raad van de Europese Unie tot vaststelling van een lijst van gevaarlijke afvalstoffen overeenkomstig artikel 1, lid 4, van Richtlijn 91/689/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende gevaarlijke afvalstoffen (PbEG 2000, L 226/3) met een van de afvalstoffencodes 18 01 01, 18 01 02, 18 01 03*, 18 01 04, 18 01 06*, 18 01 07, 18 01 08*, 18 01 09, 18 01 10*, 18 02 01, 18 02 02*, 18 02 03, 18 02 05*, 18 02 07*, 18 02 08, 20 01 31* of 20 01 32;

3.

afvalstoffen die ontplofbaar, corrosief, oxiderend, licht ontvlambaar of ontvlambaar zijn, zoals omschreven in bijlage III bij de Kaderrichtlijn afvalstoffen;

4.

niet-geïdentificeerde of nieuwe chemische stoffen die afkomstig zijn van onderzoek, ontwikkelingsactiviteiten of onderwijs en waarvan de effecten op de volksgezondheid of het milieu niet bekend zijn;

5.

a.

kwikhoudende materialen en producten met een gehalte aan kwik van meer dan 50 mg/kg droge stof, tenzij:

  1. de afvalstof door aanwezigheid van andere gevaarlijke stoffen dan kwik ook na het ontkwikken uitsluitend zou kunnen worden gestort, of

  2. het een afvalstof betreft waarvoor een bedrijf dat voldoende is toegerust en vergund om afvalstoffen te ontkwikken, schriftelijk heeft verklaard dat deze afvalstof:

    1. niet doelmatig kan worden ontkwikt, of

    2. zich vanwege de aard of samenstelling niet leent voor ontkwikken;

 

b.

kwikhoudende materialen en producten met een gehalte aan kwik van ten hoogste 10 mg/kg droge stof, tenzij de afvalstof verontreinigd is met veel onbrandbare verontreinigingen, zodat verbranden leidt tot diffuse verspreiding hiervan of tot relatief grote belasting van actief kool in de rookgasreiniging;

6.

voorwerpen en preparaten die gereguleerde stoffen of nieuwe stoffen bevatten als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1005/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 16 september 2009 betreffende ozonlaagafbrekende stoffen (PbEU 2009, L 286/1) of gefluoreerde broeikasgassen bevatten als bedoeld in Verordening (EG) nr. 842/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 inzake bepaalde gefluoreerde broeikasgassen (PbEU 2006, L 161/1);

7.

gasontladingslampen of onderdelen daarvan, met uitzondering van niet-herbruikbaar fluorescentiepoeder dat overblijft na het ontkwikken;

8.

oliefilters;

9.

batterijen en accu’s;

10.

PCB-houdende voorwerpen en preparaten met een gehalte van 0,5 mg/kg per polychloorbifenyl-congeneer 28, 52, 101, 118, 138, 153, 180;

11.

vast fotografisch afval;

12.

gasflessen, drukhouders en brandblussers, met uitzondering van bluspoeder;

13.

autowrakken, als bedoeld in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, of onderdelen van zodanige autowrakken;

14.

banden, afkomstig van motorrijtuigen en aanhangwagens als bedoeld in artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994;

15.

a.

huishoudelijk restafval en daarmee vergelijkbaar restafval van bedrijven;

 

b.

deelstromen of residuen, afkomstig van de handmatige en mechanische verwerking van stromen restafval als bedoeld onder a;

16.

a.

grof huishoudelijk restafval;

 

b.

deelstromen of residuen van de handmatige en mechanische verwerking van grof huishoudelijk afval;

17.

a.

slib van riolen, kolken of gemalen, met uitzondering van riool-, kolken- of gemalenslib dat als grond, bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit, kan worden gekwalificeerd en bij de stortplaats wordt aangeboden onder overlegging van een verklaring van Onze Minister als bedoeld in dit besluit, waaruit blijkt dat de grond niet reinigbaar en niet koud-immobiliseerbaar is;

 

b.

veegvuil, met uitzondering van veegvuil dat als grond, bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit, kan worden gekwalificeerd en bij de stortplaats wordt aangeboden onder overlegging van een verklaring van Onze Minister als bedoeld in dit besluit, waaruit blijkt dat de grond niet reinigbaar en niet koud-immobiliseerbaar is;

 

c.

marktafval;

 

d.

drijfafval;

18.

bioafval;

19.

dierlijke bijproducten en afgeleide producten daarvan die vallen onder de werkingssfeer van Verordening (EG) nr.1069/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1774/2002 (Verordening dierlijke bijproducten) (PbEU 2009, L 300/1);

20.

reststoffen van composterings- of vergistingsinstallaties;

21.

slib, afkomstig van installaties voor het biologisch reinigen van afvalwater;

22.

reststoffen van de drinkwaterbereiding;

23.

a.

AVI-bodemas;

 

b.

deelstromen of residuen van de mechanische en fysische verwerking van de stromen van bodemas, bedoeld onder a;

24.

reststoffen van slibverbranding;

25.

reststoffen van kolengestookte energiecentrales;

26.

a.

zuurteer dat vrijkomt bij de petrochemische industrie;

 

b.

zwavelhoudend afval met meer dan 5% zwavel;

27.

a.

shredderafval;

 

b.

gemengde deelstromen of residuen van de handmatige en mechanische verwerking van de stromen van shredderafval, bedoeld onder a;

28.

oxykalkslik;

29.

a.

gemengd bouw- en sloopafval, met uitzondering van partijen waarvan de concentratie serpentijnasbest, vermeerderd met tien maal de concentratie amfiboolasbest, meer bedraagt dan 100 mg/ kg droge stof;

 

b.

deelstromen of residuen van de handmatige en mechanische verwerking van de stromen van afval, bedoeld onder a, met uitzondering van partijen waarvan de concentratie serpentijnasbest, vermeerderd met tien maal de concentratie amfiboolasbest, meer bedraagt dan 100 mg/kg droge stof;

30.

zeefzand, met uitzondering van zeefzand dat als grond, bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit, kan worden gekwalificeerd en bij de stortplaats wordt aangeboden onder overlegging van een verklaring als bedoeld in dit besluit, waaruit blijkt dat de grond niet reinigbaar en niet koud-immobiliseerbaar is;

31.

grond, met uitzondering van grond, bedoeld in artikel 1 van het Besluit bodemkwaliteit, die bij de stortplaats wordt aangeboden onder overlegging van een verklaring als bedoeld in dit besluit, waaruit blijkt dat de grond niet reinigbaar en niet koud-immobiliseerbaar is;

32.

straalgrit, met uitzondering van straalgrit dat krachtens artikel 9 is aangewezen als niet reinigbaar;

33.

a.

[Dit onderdeel is nog niet in werking getreden.]

 

b.

asbesthoudend staalschroot;

34.

a.

steenachtige materialen, met uitzondering van cellenbeton;

 

b.

asfalt dat als teerhoudend wordt aangemerkt vanwege het bevatten van een hoger gehalte PAK’s dan de maximale samenstellingswaarde voor PAK’s in bouwstoffen, bedoeld in bijlage A, tabel 2, van de Regeling bodemkwaliteit;

35.

gips;

36.

a.

bitumineus dakafval;

 

b.

dakafval dat als teerhoudend wordt aangemerkt vanwege het bevatten van een hoger gehalte PAK’s dan de maximale samenstellingswaarde voor PAK’s in bouwstoffen, bedoeld in bijlage A, tabel 2, van de Regeling bodemkwaliteit;

 

c.

composieten van dakafval bestaande uit mengsels van bitumineus of teerhoudend dakafval en mengsels van bitumineus of teerhoudend dakafval dat verkleefd of vermengd is met andere materialen;

 

d.

met teer of bitumen verkleefd dakgrind;

37.

a.

A-hout, zijnde ongeverfd, onbehandeld hout;

 

b.

B-hout, zijnde hout dat niet A-hout of C-hout is;

 

c.

C-hout, zijnde geïmpregneerd hout, met uitzondering van gewolmaniseerd C-hout;

38.

metalen;

39.

papier en karton;

40.

kunststof- en rubberafval;

41.

glas;

42.

textiel;

43.

a.

verpakkingen, niet zijnde verpakkingen als bedoeld onder b of c;

 

b.

verpakkingen van verf, lijm, kit of hars;

 

c.

verpakkingen van overige gevaarlijke stoffen;

44.

a.

papier- en kunststofgeïsoleerde kabels en restanten daarvan;

 

b.

glasvezelkabels;

45.

elektrische en elektronische apparatuur, bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder f, van de Regeling afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, met uitzondering van glas van de verwerking van zwart-wit CRT-beeldbuizen en de conus van kleur CRT-beeldbuizen, zowel glas dat gescheiden als in een gemengde fractie wordt aangeleverd;

2.

Een wijziging van de bijlage bij beschikking nr. 2000/532/EG of van bijlage III bij de Kaderrichtlijn afvalstoffen gaat voor de toepassing van het eerste lid gelden met ingang van de dag waarop aan die wijziging uitvoering moet zijn gegeven, tenzij bij ministerieel besluit, dat in de Staatscourant wordt bekendgemaakt, een ander tijdstip wordt vastgesteld.

Artikel 1a

1.

Onze minister van Infrastructuur en Waterstaat kan op verzoek een verklaring afgeven waaruit blijkt dat grond als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdelen 17a, 17b, 30 en 31, van dit besluit niet reinigbaar en niet koud-immobiliseerbaar is.

2.

Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de beoordeling van de reinigbaarheid van grond en het afgeven van een verklaring van niet reinigbaarheid van grond.

Artikel 2

Artikel 3

Artikel 3a

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9

Artikel 10

Artikel 11 [Vervallen per 01-01-2013]

Paragraaf 2. Bepalingen met betrekking tot stortplaatsen

Artikel 11a

Artikel 11b [Vervallen per 21-07-2009]

Artikel 11c

Artikel 11d

Artikel 11e [Vervallen per 01-01-2024]

Artikel 11f

Artikel 11g

Artikel 11h

Artikel 11i

Paragraaf 3. Uitbreiding werkingssfeer

Artikel 11k

Paragraaf 4. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 12

Artikel 12a

Artikel 13 [Vervallen per 21-07-2009]

Artikel 14

Artikel 15

Bijlage , behorend bij de artikelen 11d en 11f, eerste lid, onder c , van het Besluit stortplaatsen en stortverboden afvalstoffen

Bijlage I [Vervallen per 21-07-2009]

Bijlage II [Vervallen per 21-07-2009]