In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
kernenergie: energie, vrijkomend bij splijting of versmelting van atoomkernen;
splijtstoffen: stoffen, welke ten minste een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen percentage uranium, plutonium, thorium of andere daarbij aangewezen elementen bevatten;
ertsen: ertsen die naar gewicht gerekend ten minste een tiende procent uranium of drie procent thorium bevatten en waarmee handelingen worden verricht wegens hun splijt- of kweekeigenschappen;
radioactieve stoffen: stoffen met uitzondering van splijtstoffen en ertsen, die in zodanige mate radionucliden bevatten dat zij, voorzover het de bescherming tegen ioniserende straling betreft, niet mogen worden verwaarloosd;
ioniserende straling: röntgen- en gammastraling, alsmede corpusculaire straling, die in staat is ionenvorming te veroorzaken;
toestel: toestel dat ioniserende straling kan uitzenden en geen radioactieve stof, splijtstof of erts bevat;
bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het geven van een beschikking;
Autoriteit: Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming, genoemd in artikel 3, eerste lid.