Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot instelling van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012
Verordening (EU) 2017/2402 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 tot vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en tot instelling van een specifiek kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie, en tot wijziging van de Richtlijnen 2009/65/EG, 2009/138/EG en 2011/61/EU en de Verordeningen (EG) nr. 1060/2009 en (EU) nr. 648/2012
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank(1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(3),
Overwegende hetgeen volgt:
Securitisatie heeft betrekking op transacties die een kredietverstrekker of een crediteur — doorgaans een kredietinstelling of een onderneming — in staat stellen een samenstel van leningen, blootstellingen of kortlopende vorderingen, zoals woonkredieten, autoleningen of -leases, consumptieve kredieten, kredietkaarten of handelsvorderingen, te herfinancieren door ze om te zetten in verhandelbare effecten. De kredietverstrekker poolt en herverpakt een portefeuille van zijn leningen en brengt deze onder in verschillende risicocategorieën voor verschillende beleggers, zodat deze toegang krijgen tot beleggingen in leningen en andere blootstellingen waartoe zij normaal gesproken geen directe toegang zouden hebben. Het beleggingsrendement wordt gegenereerd uit de kasstromen van de onderliggende leningen.
In haar mededeling van 26 november 2014 inzake een investeringsplan voor Europa kondigde de Commissie aan de markten voor kwalitatief hoogwaardige securitisatie nieuw leven te willen inblazen, zonder weer te vervallen in de fouten die zijn gemaakt vóór de financiële crisis van 2008. De ontwikkeling van een markt voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisaties is een bouwsteen van de kapitaalmarktenunie (KMU) en draagt bij tot de verwezenlijking van de prioritaire doelstelling van de Commissie het scheppen van banen te bevorderen en de economie weer op een pad van duurzame groei te brengen.
De Unie wenst het wetgevingskader aan te scherpen dat na de financiële crisis is ingevoerd om de risico’s op te vangen die eigen zijn aan zeer complexe, ondoorzichtige en riskante securitisatie. Het is van essentieel belang regels vast te stellen om eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde producten beter te differentiëren van complexe, ondoorzichtige en riskante instrumenten en om een risicogevoeliger prudentieel kader toe te passen.
Securitisatie is een belangrijk element van goed functionerende financiële markten. Deugdelijk gestructureerde securitisatie is een belangrijk kanaal voor het diversifiëren van financieringsbronnen en het ruimer spreiden van risico’s in het financiële systeem van de Unie. Securitisatie maakt een bredere spreiding van risico in de financiële sector mogelijk en kan ertoe bijdragen dat op de balansen van initiators ruimte wordt vrijgemaakt zodat meer krediet naar de economie kan vloeien. Over het geheel genomen kan zij de efficiëntie in het financiële systeem verbeteren en extra beleggingskansen creëren. Securitisatie kan een brug slaan tussen kredietinstellingen en kapitaalmarkten met een indirect voordeel voor ondernemingen en burgers (zoals minder dure leningen, bedrijfsfinanciering, en kredieten voor onroerend goed en kredietkaarten). Tegelijkertijd onderkent deze verordening de risico’s van grotere verwevenheid en buitensporige hefboomwerking die securitisatie met zich brengt, en versterkt zij het microprudentiële toezicht door bevoegde autoriteiten op de deelname van een financiële instelling op de securitisatiemarkt, alsmede het macroprudentiële toezicht op die markt door het Europees Comité voor systeemrisico’s (European Systemic Risk Board — „ESRB”) dat is opgericht bij Verordening (EU) nr. 1092/2010 van het Europees Parlement en de Raad(4) en door de nationale bevoegde en aangewezen autoriteiten voor macroprudentiële instrumenten.
Een risicogevoeliger prudentieel kader voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde (simple, transparent and standardised — „STS”) securitisatie vereist dat de Unie duidelijk definieert wat STS-securitisatie is, omdat anders de risicogevoeliger behandeling in de regelgeving voor banken en verzekeringsondernemingen in verschillende lidstaten voor verschillende soorten securitisatie beschikbaar zou zijn. Dat zou leiden tot een ongelijk speelveld en regelgevingsarbitrage in de hand werken, terwijl het juist van belang is ervoor te zorgen dat de Unie fungeert als een eengemaakte markt voor STS-securitisaties en dat ze grensoverschrijdende transacties vergemakkelijkt.
In overeenstemming met de bestaande definities in de sectorale wetgeving van de Unie, is het dienstig om voor alle essentiële concepten van securitisatie definities op te stellen. Er is meer bepaald behoefte aan een duidelijke en alomvattende definitie van securitisatie waarmee elke transactie of regeling wordt bestreken waarbij het kredietrisico dat verbonden is aan een blootstelling of pool van blootstellingen in tranches wordt onderverdeeld. Een blootstelling die een directe betalingsverplichting creëert voor een transactie of regeling die wordt gebruikt om materiële activa te financieren of te exploiteren, dient niet te worden beschouwd als een blootstelling in het kader van een securitisatie, zelfs als de transactie of regeling betalingsverplichtingen van een verschillende rangorde inhoudt.
Een sponsor dient taken te kunnen delegeren aan een servicer maar dient wel verantwoordelijk te blijven voor risicobeheer. Een sponsor mag met name niet de risicobehoudvereiste aan zijn servicer overdragen. De servicer dient een gereglementeerde vermogensbeheerder te zijn, zoals een beheermaatschappij van instellingen voor collectieve belegging in effecten („icbe’s”), een beheerder van alternatieve beleggingsinstellingen („abi-beheerder”) of een entiteit zoals omschreven in Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad(5) („MiFID-entiteit”).
Bij deze verordening wordt een verbod op hersecuritisatie ingesteld, onder voorbehoud van afwijkingen voor bepaalde gevallen van hersecuritisatie voor legitieme doeleinden en verduidelijkingen aangaande de vraag of door activa gedekte commercial-paperprogramma’s (asset-backed commercial paper („ABCP”) programmes — „ABCP-programma’s”) als hersecuritisaties worden beschouwd. Hersecuritisaties kunnen het bij deze verordening nagestreefde transparantieniveau in de weg staan. Dit neemt niet weg dat hersecuritisaties in uitzonderlijke gevallen van nut kunnen zijn om de belangen van beleggers te borgen. Daarom mogen hersecuritisaties alleen in bepaalde, bij deze verordening vastgestelde gevallen toegestaan worden. Voorts is het voor de financiering van de reële economie van belang dat volledig ondersteunde ABCP-programma’s die, bovenop de door het programma gefinancierde transacties geen enkele vorm van herverdeling in tranches inhouden, buiten het hersecuritisatieverbod vallen.
Beleggingen in of blootstellingen aan securitisaties stellen de belegger niet alleen bloot aan de kredietrisico’s van de onderliggende leningen of blootstellingen, maar mogelijk ook aan andere risico’s in het structureringsproces van securitisaties, zoals principaal-agentrisico’s, modelrisico’s, juridische en operationele risico’s, tegenpartijrisico’s, servicingrisico’s, liquiditeitsrisico’s en concentratierisico’s. Daarom is het zo belangrijk dat institutionele beleggers voldoen aan evenredige duediligenceverplichtingen om ervoor te zorgen dat ze de uit alle soorten securitisaties voortvloeiende risico’s in het belang van de eindbelegger naar behoren evalueren. Due diligence kan aldus ook het vertrouwen in de markt en tussen individuele initiators, sponsors en beleggers verbeteren. Beleggers dienen ook passende due diligence te betrachten met betrekking tot STS-securitisaties. Zij kunnen informatie inwinnen aan de hand van de gegevens die worden bekendgemaakt door de securitiserende partijen, meer bepaald de STS-kennisgeving en de in deze context bekendgemaakte gerelateerde gegevens, die beleggers alle nodige informatie moeten verschaffen over hoe de STS-criteria worden nageleefd. Institutionele beleggers dienen op afdoende wijze te kunnen vertrouwen op de STS-kennisgeving en de door de initiator, sponsor en special purpose entity voor securitisatiedoeleinden (securitisation special purpose entity — „SSPE”) bekendgemaakte informatie om te weten of een securitisatie voldoet aan de STS-vereisten. Zij mogen echter niet uitsluitend en werktuiglijk te vertrouwen op die kennisgeving en informatie.
Het is essentieel dat de belangen van initiators, sponsors, oorspronkelijke kredietverstrekkers die bij een securitisatie zijn betrokken, en van beleggers met elkaar in overeenstemming worden gebracht. Om dat te bereiken dienen de initiator, sponsor of oorspronkelijke kredietverstrekker een significant belang in de onderliggende blootstellingen van de securitisatie te behouden. Daarom is het van belang dat de initiator, de sponsor of oorspronkelijke kredietverstrekker ten aanzien van de betrokken onderliggende risico’s een materiële netto economische blootstelling behouden. Meer in het algemeen mag de structuur van securitisatietransacties geen aanleiding geven tot mogelijke omzeiling van de risicobehoudvereiste. Die vereiste moet gelden in alle situaties waarin de economische realiteit van een securitisatie van toepassing is, ongeacht de juridische structuren of instrumenten die worden aangewend. Er is geen meervoudige toepassing van de behoudvereiste nodig. Voor elke securitisatie volstaat het dat hetzij de initiator, hetzij de sponsor, hetzij de oorspronkelijke kredietverstrekker aan de vereiste onderworpen is. Evenzo dient, wanneer securitisatietransacties andere securitisatieposities als onderliggende blootstelling inhouden, de behoudvereiste enkel te gelden voor de securitisatie die aan de belegging ten grondslag ligt. In de STS-kennisgeving moeten beleggers erop worden gewezen dat de initiator, de sponsor of oorspronkelijke kredietverstrekker ten aanzien van de onderliggende risico’s een materiële netto economische blootstelling behoudt. Wel dient een uitzondering te worden gemaakt voor gevallen waarin gesecuritiseerde blootstellingen volledig, onvoorwaardelijk en onherroepelijk worden gegarandeerd, met name door overheidsinstanties. In het geval van steun uit overheidsmiddelen in de vorm van garanties of op andere wijze laat de onderhavige verordening de voorschriften inzake staatssteun onverlet.
Initiators en sponsors mogen geen voordeel halen uit het feit dat zij mogelijk over meer informatie over aan de SSPE overgedragen activa beschikken dan beleggers en potentiële beleggers, en mogen niet buiten het medeweten van de beleggers of potentiële beleggers activa aan de SSPE overdragen met een hoger kredietrisicoprofiel dan vergelijkbare activa op de balans van de initiators. Bij inbreuken op die bepaling moeten door de bevoegde autoriteiten op te leggen sancties gelden, doch alleen wanneer de inbreuk opzettelijk is. In dat opzicht mag geen sanctie worden opgelegd voor loutere nalatigheid. Die bepaling doet evenwel op geen enkele wijze afbreuk aan het recht van initiators en sponsors om activa voor overdracht aan de SSPE te selecteren die vooraf, in vergelijking met vergelijkbare activa die op de balans van de initiator blijven, een hoger dan gemiddeld kredietrisicoprofiel hebben, zolang het hogere kredietrisicoprofiel van de aan de SSPE overgedragen activa duidelijk aan de beleggers en potentiële beleggers wordt meegedeeld. De bevoegde autoriteiten dienen toe te zien op de naleving van die bepaling door de onderliggende activa van een securitisatie en de vergelijkbare activa op de balans van de initiator met elkaar te vergelijken.
De vergelijking van de prestaties moet worden gemaakt tussen activa waarvan van tevoren vergelijkbare prestaties worden verwacht, bijvoorbeeld tussen niet-renderende hypothecaire leningen voor woondoeleinden die naar de SSPE worden overgedragen en niet-renderende hypothecaire leningen voor woondoeleinden die op de balans van de initiator staan.
De aanname is niet dat de onderliggende activa van een securitisatie een rendement dienen te hebben dat vergelijkbaar is met dat van de gemiddelde activa op de balans van de initiator.
Beleggers en potentiële beleggers kunnen alleen due diligence verrichten en dus de kredietwaardigheid van een securitisatie-instrument met kennis van zaken beoordelen als zij toegang hebben tot informatie over deze instrumenten. Het is van belang op basis van het bestaande acquis een omvattend systeem te creëren dat beleggers en potentiële beleggers toegang biedt tot alle relevante informatie over de volledige looptijd van de transacties, dat de rapportagetaken voor initiators, sponsors en SSPE’s vermindert en dat beleggers ononderbroken, eenvoudige en gratis toegang verschaft tot betrouwbare informatie over securitisaties. Om de markt transparanter te maken, moet een kader voor securitisatieregisters worden ingevoerd om relevante rapporten te verzamelen, hoofdzakelijk over onderliggende blootstellingen in securitisaties. De vergunningverlening aan en het toezicht op deze securitisatieregisters dienen bij de Europese toezichthoudende autoriteit (de Europese Autoriteit voor effecten en markten) („ESMA”), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1095/2010 van het Europees Parlement en de Raad(6), te berusten. Bij de nadere omschrijving van deze rapportagetaken moet de ESMA ervoor zorgen dat de aan de registers te verstrekken informatie zo nauw mogelijk aansluit bij bestaande templates voor de openbaarmaking van dergelijke informatie.
De algemene verplichting voor de initiator, de sponsor en de SSPE om informatie over securitisaties via het securitisatieregister beschikbaar te stellen, heeft in de eerste plaats ten doel beleggers via één onder toezicht staand kanaal de gegevens te verstrekken die zij nodig hebben met het oog op due diligence. Particuliere securitisaties zijn vaak maatwerk. Zij zijn belangrijk, omdat zij partijen de mogelijkheid bieden securitisatietransacties aan te gaan zonder aan de markt of aan concurrenten gevoelige commerciële informatie over de transactie te verstrekken (bijvoorbeeld dat een bepaalde onderneming financiering nodig heeft om de productie uit te breiden, of dat een beleggingsfirma in het kader van haar strategie een nieuwe markt betreedt) en/of informatie over de onderliggende activa (bijvoorbeeld het type handelsvordering van een industrieel bedrijf). In die gevallen hebben beleggers rechtstreeks contact met de initiator en/of sponsor en krijgen zij de informatie die zij nodig hebben om hun due diligence te verrichten rechtstreeks van hen. Het is bijgevolg passend particuliere securitisaties vrij te stellen van de verplichting om de informatie over de transactie aan een securitisatieregister te melden.
Initiators, sponsors en oorspronkelijke kredietverstrekkers moeten op te securitiseren blootstellingen dezelfde deugdelijke en welomschreven criteria voor kredietverstrekking toepassen als op niet-gesecuritiseerde blootstellingen. Voor zover handelsvorderingen niet worden geïnitieerd in de vorm van een lening, hoeven daarvoor echter geen kredietverstrekkingscriteria te worden gehanteerd.
Securitisatie-instrumenten zijn doorgaans niet geschikt voor niet-professionele cliënten in de zin van Richtlijn 2014/65/EU.
Initiators, sponsors en SSPE’s moeten alle materieel relevante informatie over de kredietkwaliteit en prestaties van de onderliggende blootstellingen beschikbaar stellen in het beleggersverslag, met inbegrip van informatie waaruit beleggers duidelijk kunnen opmaken of er sprake is van achterstalligheid en wanbetaling door onderliggende debiteuren, schuldherschikking, schuldkwijtschelding, respijt, terugkopen, aflossingsvrije perioden, verliezen, oninbare schulden, terugvorderingen en andere verhaalmiddelen met betrekking tot de prestaties van activa in de pool van onderliggende blootstellingen. Het beleggersverslag moet in het geval van een andere securitisatie dan een ABCP-transactie ook gegevens bevatten over de kasstromen die worden gegenereerd door de onderliggende blootstellingen en door de verplichtingen in verband met de securitisatie, met inbegrip van afzonderlijke informatie over de inkomsten en uitgaven met betrekking tot de securitisatiepositie, namelijk het gepland kapitaal, de geplande rente, het vervroegd terugbetaald kapitaal, de achterstallige rente en vergoedingen en kosten, en gegevens over het activeren van gebeurtenissen die veranderingen in de rangorde van betalingen of de vervanging van tegenpartijen inhouden, alsmede informatie over de omvang en vorm van kredietverbetering voor elke tranche. Hoewel eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisaties in het verleden goed hebben gepresteerd, zegt de naleving van STS-vereisten niets over het risicogehalte van de securitisatiepositie of de onderliggende kredietkwaliteit van de securitisatie. Wel moet dit worden opgevat als een indicatie dat een voorzichtig en zorgvuldig belegger in staat zal zijn de risico’s van de securitisatie te analyseren.
Teneinde rekening te houden met de verschillende structurele kenmerken van langlopende securitisaties en van kortlopende securitisaties (namelijk ABCP-programma’s en ABCP-transacties), moeten er twee soorten STS-vereisten zijn, één voor langlopende securitisaties en één voor kortlopende securitisaties, conform het verschil in werking tussen deze twee marktsegmenten. ABCP-programma’s zijn gebaseerd op een aantal ABCP-transacties die bestaan uit kortlopende blootstellingen die op de vervaldag moeten worden vervangen. In een ABCP-transactie kan securitisatie onder meer worden bereikt door een akkoord over een variabele korting op de aankoopprijs voor de pool van onderliggende blootstellingen, of de uitgifte van senior en junior notes door een SSPE in een cofinancieringsstructuur waarbij de senior notes naar de aankopende entiteiten van een of meer ABCP-programma’s worden overgedragen. ABCP-transacties die als een STS kunnen worden aangemerkt, mogen evenwel geen hersecuritisaties omvatten. Bovendien moeten STS-criteria de specifieke rol weerspiegelen van de sponsor die liquiditeitssteun verleent aan het ABCP-programma, in het bijzonder voor volledig ondersteunde ABCP-programma’s.
Zowel op internationaal als op Unieniveau is er al veel werk verricht om STS-securitisatie te identificeren. In de Gedelegeerde Verordeningen (EU) 2015/35(7) en 2015/61(8) van de Commissie zijn reeds criteria opgenomen voor STS-securitisatie voor specifieke doeleinden, waaraan een risicogevoeligere prudentiële behandeling is gegeven.
SSPE’s mogen alleen gevestigd zijn in derde landen die door de Financiëleactiegroep (Financial Action Task Force, FATF) niet zijn opgenomen in de lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden met een hoog risico. Indien op het ogenblik dat deze verordening wordt geëvalueerd, een specifieke Unielijst voorhanden is van rechtsgebieden van derde landen die weigeren standaarden inzake goed fiscaal bestuur na te leven, dient rekening te worden gehouden met die Unielijst en kan deze de referentielijst worden voor derde landen waar SSPE’s zich niet mogen vestigen.
Het is van groot belang om een algemene definitie van STS-securitisatie voor alle sectoren te formuleren op basis van de bestaande criteria, alsook op basis van de op 23 juli 2015 door het Bazels Comité voor bankentoezicht (het Bazels Comité) en de Internationale organisatie van effectentoezichthouders (Iosco) aangenomen criteria voor het identificeren van eenvoudige, transparante en vergelijkbare securitisaties binnen de context van kapitaaltoereikendheid voor securitisaties, en in het bijzonder het op 7 juli 2015 gepubliceerde advies van de Europese toezichthoudende autoriteit (Europese Bankautoriteit) („EBA”), opgericht bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad(9), over een Europees kader voor in aanmerking komende securitisaties.
De toepassing van de STS-criteria in de hele Unie mag niet leiden tot divergente benaderingen. Divergente benaderingen zouden potentiële belemmeringen creëren voor grensoverschrijdende beleggers omdat zij zich zouden moeten verdiepen in de bijzonderheden van de rechtskaders van de lidstaten, hetgeen hun vertrouwen in de STS-criteria zou ondermijnen. Daarom moet de EBA richtsnoeren ontwikkelen met het oog op een gemeenschappelijke en samenhangende interpretatie van de STS-vereisten in de hele Unie, teneinde mogelijke interpretatieproblemen op te lossen. Eén dergelijke interpretatiebron zou ertoe bijdragen dat de STS-criteria door initiators, sponsors en beleggers worden overgenomen. Ook de ESMA moet een actieve rol spelen bij het aanpakken van mogelijke interpretatieproblemen.
Teneinde divergente benaderingen bij de toepassing van de STS-criteria te vermijden, dienen de drie Europese toezichthoudende autoriteiten („ETA’s”), in het kader van het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten, hun werkzaamheden en die van de bevoegde autoriteiten te coördineren om sectoroverschrijdende consistentie te waarborgen en praktische problemen te evalueren die met betrekking tot STS-securitisaties zouden kunnen optreden. Daarbij dienen ook de standpunten van de marktdeelnemers te worden ingewonnen en zo veel mogelijk in aanmerking te worden genomen. Het resultaat van die besprekingen moet worden gepubliceerd op de websites van de ETA’s om initiators, sponsors, SSPE’s en beleggers te helpen bij het evalueren van STS-securitisaties alvorens deze uit te geven of erin te beleggen. Een dergelijk coördinatiemechanisme zou met name erg belangrijk zijn in de aanloop naar de toepassing van deze verordening.
In deze verordening komt alleen „true sale”-securitisatie voor een STS-status in aanmerking. In een „true sale”-securitisatie wordt de eigendom van de onderliggende blootstellingen overgedragen of daadwerkelijk gecedeerd aan een uitgevende entiteit, namelijk een SSPE. Aan de overdracht of cessie van de onderliggende blootstellingen aan de SSPE mogen geen terugvorderingsbepalingen in geval van insolventie van de verkoper verbonden zijn, onverminderd bepalingen van nationale insolventiewetgeving uit hoofde waarvan de verkoop van onderliggende blootstellingen, gesloten binnen een bepaalde termijn voorafgaand aan de insolventverklaring van de verkoper, onder strikte voorwaarden nietig kan worden verklaard.
Een juridisch advies van een gekwalificeerd raadsman zou de echte verkoop („true sale”) of cessie of overdracht met dezelfde rechtsgevolgen van de onderliggende blootstellingen en de afdwingbaarheid van die true sale of cessie of overdracht met dezelfde rechtsgevolgen op grond van het toepasselijke recht kunnen bevestigen.
Bij andere dan „true sale”-securitisaties worden de onderliggende blootstellingen niet aan een uitgevende entiteit die een SSPE is, overgedragen, maar wordt het met de onderliggende blootstellingen samenhangende kredietrisico door middel van een derivatencontract of garanties overgedragen. Dat creëert een extra tegenpartijkredietrisico en potentiële complexiteit die met name verband houden met de inhoud van het derivatencontract. Om deze redenen mogen de STS-criteria geen synthetische securitisatie toelaten.
De vooruitgang die de EBA heeft geboekt in haar verslag van december 2015, waarin een mogelijk samenstel van STS-criteria voor synthetische securitisaties wordt voorgesteld en een definitie wordt gegeven van een „synthetische balanssecuritisatie” en een „synthetische arbitragesecuritisatie”, moet worden erkend. Zodra de EBA duidelijk een samenstel van STS-criteria heeft vastgesteld dat specifiek van toepassing is op synthetische balanssecuritisaties, en teneinde de financiering van de reële economie te bevorderen, met name van kleine en middelgrote ondernemingen („kmo’s”) die het meest gebaat zijn bij deze securitisaties, dient de Commissie een rapport op te stellen en, in voorkomend geval, een wetgevingsvoorstel aan te nemen om het STS-kader tot dergelijke securitisaties uit te breiden. De Commissie mag echter geen dergelijke verruiming voorstellen voor synthetische arbitragesecuritisaties.
De onderliggende blootstellingen die door de verkoper aan de SSPE zijn overgedragen, moeten beantwoorden aan vooraf bepaalde, duidelijk omschreven toelaatbaarheidscriteria die geen ruimte laten voor actief portefeuillebeheer van deze blootstellingen op discretionaire basis. Vervanging van blootstellingen die de verklaringen en garanties schenden, mag in principe niet worden beschouwd als actief portefeuillebeheer.
Onderliggende blootstellingen mogen geen blootstellingen bij wanbetaling omvatten of blootstellingen aan debiteuren of garantiegevers die zich, voor zover de initiator of oorspronkelijke kredietverstrekker bekend, in specifieke situaties van verminderde kredietwaardigheid bevinden (bijvoorbeeld debiteuren die insolvent zijn verklaard).
Aan de „voor zover bekend”-norm moet worden geacht te zijn voldaan op basis van de informatie die van de debiteuren is verkregen over de initiëring van de blootstellingen, informatie die van de initiator is verkregen in de loop van de servicing van de blootstellingen of in de loop van de risicobeheerprocedure, of informatie die door een derde partij ter kennis van de initiator is gebracht.
Een prudente benadering dient te worden gevolgd bij blootstellingen die niet hebben gerendeerd en vervolgens zijn geherstructureerd. De opneming van deze laatste in de pool van onderliggende blootstellingen mag evenwel niet worden uitgesloten ingeval deze blootstellingen geen nieuwe betalingsachterstand hebben vertoond sinds de datum van de herstructurering, die ten minste één jaar vóór de datum van overdracht of cessie van de onderliggende blootstellingen aan de SSPE moet hebben plaatsgevonden. In dergelijke gevallen moet adequate openbaarmaking zorgen voor volledige transparantie:
Opdat beleggers grondige due diligence verrichten en de onderliggende risico’s gemakkelijker kunnen worden beoordeeld, is het belangrijk dat securitisatietransacties worden gedekt door pools van blootstellingen die homogeen zijn qua soorten activa, zoals pools van woonkredieten, of pools van bedrijfsleningen, hypothecaire leningen voor zakelijke doeleinden, leases en kredietfaciliteiten aan ondernemingen van dezelfde categorie, of pools van autoleningen en -leases, of pools van kredietfaciliteiten aan particulieren voor persoonlijke, familie- of huishoudelijke consumptiedoeleinden. De onderliggende blootstellingen mogen geen effecten, als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 44, van Richtlijn 2014/65/EU, bevatten. Om rekening te houden met die lidstaten waar het gebruikelijk is dat kredietinstellingen obligaties gebruiken in plaats van leningsovereenkomsten om krediet te verstrekken aan niet-financiële ondernemingen, dienen deze obligaties ook te kunnen worden opgenomen, mits zij niet aan een handelsplatform zijn genoteerd.
Het is van groot belang te voorkomen dat „originate to distribute”-modellen weer opduiken. In die scenario’s bieden kredietverstrekkers leningen aan onder toepassing van een ondermaats en zwak beleid inzake overneming („underwriting”) omdat zij op voorhand weten dat de ermee samenhangende risico’s uiteindelijk aan derden worden verkocht. De te securitiseren blootstellingen dienen dus te worden geïnitieerd in het kader van de normale bedrijfsuitoefening van de initiator of de oorspronkelijke kredietverstrekker krachtens afsluitstandaarden die niet minder streng mogen zijn dan die welke de initiator of de oorspronkelijke kredietverstrekker hanteert op het moment van initiëring voor soortgelijke blootstellingen die niet gesecuritiseerd zijn. Alle materiële wijzigingen in de afsluitstandaarden dienen te worden meegedeeld aan potentiële beleggers of, in het geval van volledig ondersteunde ABCP-programma’s, aan de sponsor en andere partijen die rechtstreeks blootstaan aan de ABCP-transactie. De initiator of de oorspronkelijke kredietverstrekker dient voldoende ervaring te hebben met het initiëren van blootstellingen van dezelfde aard als de gesecuritiseerde blootstellingen. Bij securitisaties met woonkredieten als onderliggende blootstellingen mag de pool van leningen geen leningen bevatten die op de markt zijn gebracht en overgenomen op grond van de veronderstelling dat aan de kredietaanvrager of, in voorkomend geval, aan tussenpersonen is meegedeeld dat de verstrekte informatie door de kredietverstrekker misschien niet kan worden geverifieerd. De beoordeling van de kredietwaardigheid van de kredietnemer moet indien toepasselijk ook voldoen aan de vereisten van Richtlijn 2008/48/EG(10) of 2014/17/EU(11) van het Europees Parlement en de Raad of gelijkwaardige vereisten in derde landen.
Wanneer de terugbetaling van securitisatieposities sterk afhangt van de verkoop van activa die de onderliggende blootstellingen dekken, creëert dat kwetsbaarheden, zoals wordt geïllustreerd door de slechte prestaties van delen van de markt voor door bedrijfshypotheken gedekte effecten (commercial mortgage-backed securities — „CMBS”) tijdens de financiële crisis. Daarom mogen CMBS niet worden beschouwd als STS-securitisaties.
Wanneer gegevens beschikbaar zijn over het milieueffect van onderliggende activa van een securitisatie dienen de initiator en de sponsor van deze securitisaties die gegevens te publiceren.
Wanneer de onderliggende blootstellingen van een STS-securitisatie woonkredieten of autoleningen of -leases zijn, dienen de initiator, de sponsor en de SSPE van die securitisatie de beschikbare informatie over het milieueffect van de activa die met deze woonkredieten of autoleningen of -leases worden gefinancierd, te publiceren.
Indien initiators, sponsors en SSPE’s hun securitisaties de STS-benaming wensen mee te geven, moeten beleggers, bevoegde autoriteiten en de ESMA ervan in kennis worden gesteld dat de securitisatie voldoet aan de STS-vereisten. De kennisgeving moet een beschrijving bevatten van de wijze waarop aan elk van de STS-criteria is voldaan. De ESMA moet dit dan ter informatie in een lijst van aangemelde STS-securitisaties op haar website bekendmaken. De opneming van een securitisatie in de ESMA-lijst van aangemelde STS-securitisaties impliceert niet dat de ESMA of andere bevoegde autoriteiten hebben geattesteerd dat de securitisatie voldoet aan de STS-vereisten. De naleving van de STS-vereisten blijft uitsluitend de verantwoordelijkheid van de initiators, sponsors en SSPE’s. Aldus moet worden gewaarborgd dat de initiators, sponsors en SSPE’s de verantwoordelijkheid nemen voor hun bewering dat de securitisatie STS-conform is en dat er transparantie heerst op de markt.
Indien een securitisatie niet meer voldoet aan de STS-vereisten, moeten de initiator en de sponsor de ESMA en de relevante bevoegde autoriteit hiervan onverwijld in kennis stellen. Wanneer bovendien een bevoegde autoriteit administratieve sancties heeft opgelegd met betrekking tot een als STS aangemelde securitisatie, moet deze bevoegde autoriteit de ESMA hiervan onverwijld in kennis stellen zodat zij op de lijst van STS-kennisgevingen kunnen worden opgenomen, waardoor beleggers op de hoogte worden gebracht van die sancties en van de betrouwbaarheid van STS-kennisgevingen. Het is dus in het belang van initiators en sponsors om goed doordachte kennisgevingen op te stellen om reputatieschade te voorkomen.
Beleggers dienen bij beleggingen zelf due diligence te verrichten in verhouding tot de betrokken risico’s, maar dienen hierbij wel te kunnen steunen op de STS-kennisgevingen en op de informatie die is bekendgemaakt door de initiator, de sponsor en de SSPE om te weten of een securitisatie voldoet aan de STS-vereisten. Zij mogen echter niet uitsluitend en werktuiglijk te vertrouwen op die kennisgevingen en informatie.
Betrokkenheid van derde partijen om te helpen nagaan of een securitisatie aan de STS-vereisten voldoet, kan nuttig zijn voor beleggers, initiators, sponsors en SSPE’s en kan bijdragen tot een groter vertrouwen in de markt voor STS-securitisaties. Initiators, sponsors en SSPE’s zouden ook gebruik kunnen maken van de diensten van een derde partij waaraan overeenkomstig deze verordening vergunning is verleend om te beoordelen of hun securitisatie voldoet aan de STS-criteria. Aan die derde partijen dient vergunning te worden verleend door de bevoegde autoriteiten. In de kennisgeving aan de ESMA en de daaropvolgende bekendmaking op de website van de ESMA moet worden vermeld of de STS-status door een gemachtigde derde partij is bevestigd. Het is evenwel van essentieel belang dat de beleggers hun eigen beoordeling uitvoeren, verantwoordelijkheid opnemen voor hun beleggingsbeslissingen en niet werktuiglijk vertrouwen op deze derde partijen. De betrokkenheid van een derde partij mag er geenszins toe leiden dat de juridische eindverantwoordelijkheid inzake kennisgeving en behandeling van een securitisatietransactie als een STS-transactie niet langer bij de initiators, sponsors en institutionele beleggers ligt.
De lidstaten dienen bevoegde autoriteiten aan te wijzen en deze de nodige toezichts-, onderzoeks- en sanctiebevoegdheden te verlenen. Administratieve sancties dienen in beginsel te worden bekendgemaakt. Aangezien beleggers, initiators, sponsors, oorspronkelijke kredietverstrekkers en SSPE’s kunnen zijn gevestigd in verschillende lidstaten en kunnen ressorteren onder het toezicht van verschillende sectorale bevoegde autoriteiten, moet middels wederzijdse uitwisseling van informatie en bijstand bij het toezicht worden gezorgd voor nauwe samenwerking tussen de relevante bevoegde autoriteiten, met inbegrip van de Europese Centrale Bank („ECB”) met betrekking tot de specifieke taken die haar bij Verordening (EU) nr. 1024/2013(12) van de Raad zijn opgedragen, en de ETA’s. De bevoegde autoriteiten mogen de sancties alleen opleggen bij inbreuken die met opzet of uit nalatigheid worden gepleegd. Of remediërende maatregelen worden toegepast mag niet afhangen van aanwijzingen van opzet of nalatigheid. Bij het bepalen van het passende type en de passende omvang van een sanctie of remediërende maatregel dienen de bevoegde autoriteiten, wanneer zij rekening houden met de financiële draagkracht van de voor de inbreuk verantwoordelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon, met name de totale omzet van de verantwoordelijke rechtspersoon of het jaarinkomen en de netto activa van de verantwoordelijke natuurlijke persoon in aanmerking te nemen.
De bevoegde autoriteiten moeten hun toezicht nauw coördineren en zorgen voor consistente besluitvorming, vooral in het geval van inbreuken op deze verordening. Wanneer deze inbreuken betrekking hebben op een onjuiste of misleidende kennisgeving, dient de bevoegde autoriteit die deze inbreuk ontdekt, tevens de ETA’s en de relevante bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten te informeren. Indien de bevoegde autoriteiten het niet eens zijn, dienen de ESMA en, in voorkomend geval, het Gemengd Comité van de Europese toezichthoudende autoriteiten hun bindende bemiddelingsbevoegdheden te gebruiken.
De voorschriften inzake de aanduiding „eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde” („STS”) securitisatie zijn nieuw en zullen mettertijd nader worden uitgewerkt in de richtsnoeren en de toezichtspraktijk van de EBA. Om te voorkomen dat marktdeelnemers worden ontmoedigd om die nieuwe aanduiding te gebruiken, dienen de bevoegde autoriteiten de mogelijkheid te hebben de initiator, de sponsor en de SSPE die de aanduiding te goeder trouw maar abusievelijk bezigt, een respijtperiode van drie maanden te verlenen. De initiator, de sponsor en de SSPE worden geacht te goeder trouw te hebben gehandeld wanneer zij niet konden weten dat een securitisatie niet voldeed aan alle STS-criteria om als een STS-securitisatie te worden aangemerkt. De securitisatie in kwestie dient voor de duur van de respijtperiode te worden beschouwd als een STS-conforme securitisatie en mag niet worden geschrapt van de lijst die de ESMA overeenkomstig deze verordening opstelt.
Deze verordening bevordert de harmonisatie van een aantal centrale elementen in de markt voor securitisatie zonder vooruit te lopen op aanvullende marktgeleide harmonisatie van processen en praktijken in de securitisatiemarkten. Om die reden is het van cruciaal belang dat marktdeelnemers en hun beroepsorganisaties blijven werken aan de standaardisering van marktpraktijken en meer bepaald een gestandaardiseerde documentatie van securitisaties. De Commissie moet zorgvuldig toezien op de standaardiseringsinspanningen door marktdeelnemers en hierover verslag uitbrengen.
Richtlijnen 2009/65/EG(13), 2009/138/EG(14) en 2011/61/EU(15) van het Europees Parlement en de Raad en Verordeningen (EG) nr. 1060/2009(16) en (EU) nr. 648/2012(17) van het Europees Parlement en de Raad worden dienovereenkomstig gewijzigd om de consistentie te verzekeren tussen het Unierechtskader en deze verordening met betrekking tot de securitisatiebepalingen die voornamelijk de instelling en de werking van de interne markt tot doel hebben, meer bepaald door het creëren van een gelijk speelveld op de interne markt voor alle institutionele beleggers.
Wat betreft de wijzigingen van Verordening (EU) nr. 648/2012 mogen otc-derivatencontracten die zijn gesloten door SSPE’s niet onder de clearingverplichting vallen, mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. De reden is dat tegenpartijen bij otc-derivatencontracten die met SSPE’s zijn aangegaan, crediteuren met zekerheden zijn in het kader van securitisatieregelingen en doorgaans is dan reeds voorzien in toereikende bescherming tegen tegenpartijkredietrisico. Met betrekking tot niet-centraal geclearde derivaten moet wat betreft de vereiste zekerhedenniveaus ook rekening worden gehouden met de specifieke structuur van securitisatieregelingen en de bescherming waarin hierbij al is voorzien.
Gedekte obligaties en securitisaties zijn in zekere mate onderling inwisselbaar. Om de mogelijkheid van verstoring of arbitrage tussen het gebruik van securitisaties en gedekte obligaties vanwege de verschillende behandeling van otc-derivatencontracten die zijn gesloten door gedekteobligatie-entiteiten of door SSPE’s te voorkomen, moet Verordening (EU) nr. 648/2012 worden gewijzigd om te zorgen voor samenhang tussen de behandeling van derivaten in verband met gedekte obligaties en die van derivaten in verband met securitisaties, met betrekking tot de clearingverplichting en de marginvereisten voor niet centraal geclearde otc-derivaten.
Teneinde de door de ESMA aan te rekenen toezichtsvergoedingen te harmoniseren, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie („VWEU”) handelingen vast te stellen ten aanzien van.de nadere bepaling van de soorten vergoedingen, de zaken waarvoor een vergoeding moet worden betaald, de hoogte van de vergoedingen en de wijze waarop deze moeten worden betaald. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven(18). Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.
Teneinde de risicobehoudvereiste te verduidelijken, en teneinde de homogeniteitscriteria en de in het kader van de vereisten met betrekking tot eenvoud homogeen geachte blootstellingen verder te verduidelijken, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de securitisatie van leningen aan kmo’s niet negatief wordt beïnvloed, dient de Commissie bevoegd te zijn door de EBA ontwikkelde technische reguleringsnormen vast te stellen ten aanzien van: de voorwaarden voor risicobehoud, de meting van de hoogte van het aangehouden risico, verbodsbepalingen inzake het behouden risico, het behoud op geconsolideerde basis en de vrijstelling voor bepaalde transacties, alsook de bepaling van homogeniteitscriteria en van welke onderliggende blootstellingen homogeen worden geacht. De Commissie dient deze technische reguleringsnormen vast te stellen door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 290 VWEU en de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1093/2010. De EBA dient nauw te overleggen met de twee andere ETA’s.
Om beleggers continu, gemakkelijk en kosteloos toegang te verschaffen tot betrouwbare informatie over securitisaties en de voorwaarden van de verplichting tot samenwerking en informatie-uitwisseling voor de bevoegde autoriteiten nader te bepalen, dient de Commissie bevoegd te zijn door de ESMA ontwikkelde technische reguleringsnormen vast te stellen ten aanzien van: vergelijkbare informatie over onderliggende blootstellingen en periodieke beleggersverslagen, de lijst van legitieme doeleinden waarvoor hersecuritisaties zijn toegestaan, de procedures die securitisatieregisters in staat stellen de volledigheid en consistentie van de gerapporteerde gegevens te verifiëren, de aanvraag tot registratie en de vereenvoudigde aanvraag tot uitbreiding van de registratie, de nadere gegevens van de securitisatie die om redenen van transparantie moeten worden verstrekt, de operationele normen die nodig zijn voor het verzamelen, aggregeren en vergelijken van gegevens van verschillende securitisatieregisters, de informatie waartoe aangewezen entiteiten toegang hebben en de voorwaarden voor rechtstreekse toegang, de te verstrekken informatie in het geval van STS-kennisgeving, de aan de bevoegde autoriteiten te verstrekken informatie bij het verzoek tot vergunningverlening aan een derde partij, de uit te wisselen informatie, en de inhoud en de reikwijdte van de kennisgevingsverplichtingen. De Commissie dient deze technische reguleringsnormen vast te stellen door middel van gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 290 VWEU en de artikelen 10 tot en met 14 van Verordening (EU) nr. 1095/2010. De ESMA dient nauw te overleggen met de twee andere ETA’s.
Om het proces voor beleggers, initiators, sponsors en SSPE’s te faciliteren, dient de Commissie ook bevoegd te zijn door de ESMA ontwikkelde technische uitvoeringsnormen vast te stellen ten aanzien van: de te gebruiken templates voor het beschikbaar stellen van informatie voor houders van securitisatieposities, het format van de registratieaanvraag en van de aanvraag tot uitbreiding van de registratie van securitisatieregisters, de template voor het verstrekken van informatie, de te gebruiken templates voor het verstrekken van informatie aan het securitisatieregister, rekening houdend met oplossingen die zijn ontwikkeld door bestaande verzamelaars van securitisatiegegevens, en de STS-kennisgevingstemplate die beleggers en bevoegde autoriteiten voldoende informatie zal verschaffen om de naleving van de STS-vereisten te kunnen toetsen. De Commissie dient deze technische uitvoeringsnormen vast te stellen door middel van uitvoeringshandelingen overeenkomstig artikel 291 VWEU en artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1095/2010. De ESMA dient nauw te overleggen met de twee andere ETA’s.
Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk de vaststelling van een algemeen kader voor securitisatie en de instelling van een specifiek kader voor STS-securitisatie, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt omdat de securitisatiemarkten wereldwijd actief zijn en een gelijk speelveld in de interne markt voor alle institutionele beleggers en entiteiten die betrokken zijn bij securitisatie, dient te worden gewaarborgd, maar vanwege de omvang en de gevolgen ervan beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.
Deze verordening moet van toepassing zijn op securitisaties waarvan de effecten op of na 1 januari 2019 zijn uitgegeven.
Voor securitisatieposities die nog uitstaan op 1 januari 2019 moeten initiators, sponsors en SSPE’s de benaming „STS” kunnen gebruiken op voorwaarde dat de securitisatie aan de STS-vereisten beantwoordt, voor sommige vereisten op het ogenblik van de kennisgeving en voor andere op het ogenblik van de initiëring. Daartoe moeten initiators, sponsors en SSPE’s op grond van deze verordening een STS-kennisgeving bij de ESMA kunnen indienen. Eventuele latere wijzigingen in de securitisatie moeten worden toegelaten op voorwaarde dat de securitisatie aan alle geldende STS-vereisten blijft voldoen.
De duediligencevereisten die overeenkomstig het bestaande Unierecht van toepassing zijn vóór de datum van toepassing van deze verordening, moeten van toepassing blijven op securitisaties die op of na 1 januari 2011 zijn uitgegeven, en ook op vóór 1 januari 2011 uitgegeven securitisaties indien na 31 december 2014 nieuwe onderliggende blootstellingen zijn toegevoegd of vervangen. De desbetreffende bepalingen van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 625/2014 van de Commissie(19) ter specificatie van de risicobehoudvereisten voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen, in de zin van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad(20), moeten van toepassing blijven tot het tijdstip waarop de technische reguleringsnormen inzake risicobehoud op grond van de onderhavige verordening op de nieuwe kredietinstellingen van toepassing zijn. Omwille van de rechtszekerheid dienen kredietinstellingen of beleggingsondernemingen, verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en beheerders van alternatieve beleggingsfondsen voor securitisatieposities die nog uitstaan op de datum van toepassing van de onderhavige verordening, te blijven vallen onder respectievelijk artikel 405 van Verordening (EU) nr. 575/2013 en de hoofdstukken I, II en III en artikel 22 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 625/2014, de artikelen 254 en 255 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/35 en artikel 51 van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 231/2013 van de Commissie(21).
Opdat initiators, sponsors en SSPE’s hun transparantieverplichtingen naleven totdat de technische reguleringsnormen die door de Commissie op grond van de onderhavige verordening moeten worden aangenomen, van toepassing zijn, moet de in de bijlagen I tot en met VIII van Gedelegeerde Verordening (EU) 2015/3 van de Commissie(22) bedoelde informatie voor het publiek beschikbaar worden gemaakt,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Onderwerp en toepassingsgebied
Deze verordening stelt een algemeen kader voor securitisatie vast. Zij definieert securitisatie en stelt duediligence-, risicobehoud- en transparantievereisten in voor de partijen die bij securitisaties betrokken zijn, criteria voor kredietverlening, vereisten voor de verkoop van securitisaties aan niet-professionele cliënten, een verbod op hersecuritisaties, vereisten voor SSPE’s alsook voorwaarden en procedures voor securitisatieregisters. Zij stelt ook een specifiek kader in voor eenvoudige, transparante en gestandaardiseerde securitisatie of „STS-securitisatie” („STS” — simple, transparent and standardised).
Deze verordening is van toepassing op institutionele beleggers en op initiators, sponsors, oorspronkelijke kredietverstrekkers en SSPE’s.
Artikel 2 Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
- 1.„securitisatie”:
transactie of regeling waarbij het kredietrisico dat verbonden is aan een blootstelling of een pool van blootstellingen, in tranches wordt onderverdeeld, en die alle volgende kenmerken vertoont:
de in het kader van de transactie of regeling verrichte betalingen hangen af van de prestaties van de blootstelling of van de pool van blootstellingen;
de achterstelling van de tranches is bepalend voor de verdeling van de verliezen tijdens de looptijd van de transactie of regeling;
de transactie of regeling leidt niet tot blootstellingen met alle kenmerken die staan vermeld in artikel 147, lid 8, van Verordening (EU) nr. 575/2013.
- 2.„special purpose entity voor securitisatiedoeleinden” („securitisation special purpose entity” — „SSPE”):
- vennootschap, trust of andere entiteit die geen initiator of sponsor is, die is opgericht voor een of meer securitisaties, waarvan de activiteiten beperkt blijven tot hetgeen noodzakelijk is voor het verwezenlijken van dit doel, en waarvan de constructie bedoeld is om de SSPE-verplichtingen te scheiden van die van de initiator;
- 3.„initiator”:
- entiteit die:
zelf of via verwante ondernemingen direct of indirect betrokken is geweest bij de oorspronkelijke overeenkomst waarmee de verplichtingen of de potentiële verplichtingen van de debiteur of potentiële debiteur zijn ontstaan die tot securitisatie van de blootstellingen hebben geleid, of
blootstellingen van een derde voor eigen rekening koopt en vervolgens securitiseert;
- 4.„hersecuritisatie”:
- securitisatie waarbij ten minste een van de onderliggende blootstellingen een securitisatiepositie is;
- 5.„sponsor”:
- niet-initiërende, al dan niet in de Unie gevestigde kredietinstelling als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013, of beleggingsonderneming als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 1, van Richtlijn 2014/65/EU, die:
een door activa gedekt commercialpaperprogramma (asset-backed commercialpaperprogramma) of een andere securitisatie waarbij blootstellingen van derden worden gekocht, uitgeeft en beheert, of
een door activa gedekt commercialpaperprogramma of een andere securitisatie waarbij blootstellingen van derden worden gekocht, uitgeeft en het met die securitisatie verband houdende dagelijks actief portefeuillebeheer delegeert aan een entiteit waaraan overeenkomstig Richtlijn 2009/65/EG, Richtlijn 2011/61/EU of Richtlijn 2014/65/EU, vergunning is verleend om die activiteit te verrichten;
- 6.„tranche”:
- contractueel vastgesteld segment van het kredietrisico dat verbonden is aan een blootstelling of een pool van blootstellingen, waarbij een positie in dit segment een groter of kleiner verliesrisico met zich meebrengt dan een positie van dezelfde omvang in een ander segment, als geen rekening wordt gehouden met de kredietprotectie die door derden rechtstreeks aan de houders van de posities in dit segment of in andere segmenten wordt geboden;
- 7.„door activa gedekt commercialpaperprogramma” („asset-backed commercialpaperprogramma”) of „ABCP-programma”:
- securitisatieprogramma in het kader waarvan effecten worden uitgegeven, voornamelijk in de vorm van door activa gedekt commercieel papier met een oorspronkelijke looptijd van één jaar of minder;
- 8.„door activa gedekte commercialpapertransactie” („asset-backed commercialpapertransactie”) of „ABCP-transactie”:
- securitisatie in het kader van een ABCP-programma;
- 9.„traditionele securitisatie”:
- securitisatie waarbij het economisch belang in de gesecuritiseerde blootstellingen wordt overgedragen via overdracht van de eigendom van die blootstellingen van de initiator op een SSPE of via subdeelneming door een SSPE, indien de uitgegeven effecten geen betalingsverplichting van de initiator vormen;
- 10.„synthetische securitisatie”:
- securitisatie waarbij de overdracht van risico geschiedt door middel van kredietderivaten of kredietgaranties, en de blootstellingen die worden gesecuritiseerd, blootstellingen van de initiator blijven;
- 11.„belegger”:
- natuurlijke of rechtspersoon die een securitisatiepositie bezit;
- 12.„institutionele belegger”:
- een belegger die tot een van de volgende categorieën behoort:
een verzekeringsonderneming als gedefinieerd in artikel 13, punt 1, van Richtlijn 2009/138/EG;
een herverzekeringsonderneming als gedefinieerd in artikel 13, punt 4, van Richtlijn 2009/138/EG;
een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening die binnen het toepassingsgebied van Richtlijn (EU) 2016/2341 van het Europees Parlement en de Raad(23) valt overeenkomstig artikel 2 ervan, tenzij een lidstaat ervoor heeft gekozen die richtlijn geheel of gedeeltelijk niet op die instelling toe te passen overeenkomstig artikel 5 ervan, of een beleggingsbeheerder die, dan wel een vergunninghoudend lichaam dat op grond van artikel 32 van Richtlijn (EU) 2016/2341 door een instelling voor bedrijfspensioenvoorziening is aangewezen;
een beheerder van een alternatieve beleggingsinstelling (abi-beheerder) als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, onder b), van Richtlijn 2011/61/EU die alternatieve beleggingsinstellingen beheert en/of verhandelt in de Unie;
een beheermaatschappij voor een instelling voor collectieve belegging in effecten (icbe), als gedefinieerd in artikel 2, lid 1, onder b), van Richtlijn 2009/65/EG;
een intern beheerde icbe, dat wil zeggen een beleggingsmaatschappij waaraan in overeenstemming met Richtlijn 2009/65/EG een vergunning is verleend en die geen beheermaatschappij heeft aangewezen waaraan op grond van die richtlijn een vergunning is verleend voor het beheer ervan;
een kredietinstelling als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 voor de toepassing van die verordening, of een beleggingsonderneming als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 2, van die verordening;
- 13.„servicer”:
- instelling die het dagelijkse beheer van een pool van gekochte kortlopende vorderingen of de onderliggende blootstellingen aan kredietrisico verzorgt;
- 14.„liquiditeitsfaciliteit”:
- securitisatiepositie die voortvloeit uit een contractuele overeenkomst om middelen ter beschikking te stellen teneinde de continuïteit van de kasstroom ten behoeve van de beleggers te waarborgen;
- 15.„revolverende blootstelling”:
- blootstelling waarbij de openstaande saldi van kredietnemers naargelang van hun beslissingen om te lenen en terug te betalen, mogen schommelen tot een van tevoren afgesproken limiet;
- 16.„revolverende securitisatie”:
- securitisatie waarbij de securitisatiestructuur zelf revolveert doordat aan de pool van blootstellingen blootstellingen worden toegevoegd of onttrokken ongeacht de vraag of de blootstellingen al dan niet revolveren;
- 17.„vervroegdeaflossingsbepaling”:
- contractuele clausule in een securitisatie van revolverende blootstellingen of een revolverende securitisatie op grond waarvan de securitisatieposities van de beleggers vóór hun oorspronkelijke vervaldatum moeten worden afgelost zodra er zich welbepaalde gebeurtenissen voordoen;
- 18.„eersteverliestranche”:
- de meest achtergestelde tranche in een securitisatie, die als eerste tranche verlies draagt dat op de gesecuritiseerde blootstellingen wordt geleden en aldus protectie biedt voor de tweedeverliestranches en, in voorkomend geval, voor tranches met een hogere rangorde;
- 19.„securitisatiepositie”:
- blootstelling in het kader van een securitisatie;
- 20.„oorspronkelijke kredietverstrekker”:
- entiteit die zelf of via verwante entiteiten rechtstreeks of onrechtstreeks de oorspronkelijke overeenkomst heeft gesloten waarmee de verplichtingen of de potentiële verplichtingen van de debiteur of potentiële debiteur zijn ontstaan die tot securitisatie van de blootstellingen hebben geleid;
- 21.„volledig ondersteund ABCP-programma”:
- ABCP-programma dat door zijn sponsor rechtstreeks en volledig wordt ondersteund doordat deze aan de SSPE een of meer liquiditeitsfaciliteiten aanbiedt die ten minste elk van de volgende elementen dekken:
alle liquiditeits- en kredietrisico’s van het ABCP-programma;
alle materiële verwateringsrisico’s van de blootstellingen die worden gesecuritiseerd;
alle andere kosten op ABCP-transactieniveau en op ABCP-programmaniveau indien dat noodzakelijk is om de belegger de volledige betaling van bedragen in het kader van het ABCP te garanderen;
- 22.„volledig ondersteunde ABCP-transactie”:
- ABCP-transactie die, op transactie- of op ABCP-programmaniveau, wordt ondersteund door een liquiditeitsfaciliteit die ten minste elk van de volgende elementen dekt:
alle liquiditeits- en kredietrisico’s van de ABCP-transactie;
alle materiële verwateringsrisico’s van de blootstellingen die worden gesecuritiseerd in de ABCP-transactie;
alle andere kosten op ABCP-transactieniveau en op ABCP-programmaniveau indien dat noodzakelijk is om de belegger de volledige betaling van bedragen in het kader van het ABCP te garanderen;
- 23.„securitisatieregister”:
- rechtspersoon die vastleggingen betreffende securitisaties centraal verzamelt en bewaart.
Voor de toepassing van artikel 10 van deze verordening gelden verwijzingen in de artikelen 61, 64, 65, 66, 73, 78, 79 en 80 van Verordening (EU) nr. 648/2012 naar „transactieregister” als verwijzingen naar „securitisatieregister”.
Artikel 3 Verkoop van securitisaties aan niet-professionele cliënten
De verkoper van een securitisatiepositie mag een dergelijke positie niet verkopen aan een niet-professionele cliënt als gedefinieerd in artikel 4, lid 1, punt 11, van Richtlijn 2014/65/EU, tenzij aan alle onderstaande voorwaarden wordt voldaan:
de verkoper van de securitisatiepositie heeft een geschiktheidstest verricht overeenkomstig artikel 25, lid 2, van Richtlijn 2014/65/EU;
de verkoper van de securitisatiepositie heeft zich er door middel van de onder a) vermelde geschiktheidstest van vergewist dat de securitisatiepositie geschikt is voor die niet-professionele cliënt;
de verkoper van de securitisatiepositie deelt de niet-professionele cliënt onmiddellijk in een verslag het resultaat van de geschiktheidstest mee.
Indien aan de in lid 1 vermelde voorwaarden wordt voldaan en de portefeuille van financiële instrumenten van die niet-professionele cliënt niet meer bedraagt dan 500 000 EUR, ziet de verkoper er, op basis van de overeenkomstig lid 3 door de niet-professionele cliënt verstrekte informatie, op toe dat de niet-professionele cliënt niet een geaggregeerd bedrag van meer dan 10 % van zijn portefeuille van financiële instrumenten in securitisatieposities belegt, en dat het in een of meer securitisatieposities belegde initiële minimumbedrag 10 000 EUR is.
De niet-professionele cliënt verstrekt de verkoper accurate informatie over zijn portefeuille van financiële instrumenten, met inbegrip van beleggingen in securitisatieposities.
Voor de toepassing van de leden 2 en 3 vallen kasdeposito’s en financiële instrumenten binnen de portefeuille van financiële instrumenten van de niet-professionele cliënt, maar vallen in onderpand gegeven financiële instrumenten daarbuiten.