Home

Richtlijn (EU) 2016/2341 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV's) (herschikking) (Voor de EER relevante tekst)

Richtlijn (EU) 2016/2341 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2016 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV's) (herschikking) (Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 53, artikel 62 en artikel 114, lid 1,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(2),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad(3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd(4). Aangezien nieuwe wijzigingen nodig zijn, dient ter wille van de duidelijkheid tot herschikking van die richtlijn te worden overgegaan.

  2. Op de interne markt moeten instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV's) de mogelijkheid hebben om in andere lidstaten op te treden en daarbij deelnemers aan en pensioengerechtigden van bedrijfspensioenregelingen een hoog niveau van bescherming en veiligheid te bieden.

  3. Deze richtlijn beoogt minimale harmonisatie en mag de lidstaten daarom niet beletten verdere voorschriften ter bescherming van deelnemers en pensioengerechtigden van bedrijfspensioenregelingen in te voeren, mits deze voorschriften in overeenstemming zijn met de Unierechtelijke verplichtingen van de lidstaten. Deze richtlijn is niet van toepassing op kwesties in verband met nationaal sociaal, arbeids-, belasting- of contractenrecht of de toereikendheid van de pensioenvoorziening in de lidstaten.

  4. Teneinde de mobiliteit van werknemers tussen de lidstaten verder te vergemakkelijken, beoogt deze richtlijn goede governance, informatieverstrekking aan deelnemers en een transparante en veilige bedrijfspensioenvoorziening te garanderen.

  5. De wijze waarop IBPV's worden georganiseerd en gereglementeerd, verschilt aanzienlijk van lidstaat tot lidstaat. Zowel IBPV's als levensverzekeringsondernemingen voeren bedrijfspensioenregelingen uit. Een uniforme aanpak van IBPV's is daarom niet aangewezen. De Commissie en de bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad(5) opgerichte Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen) (EIOPA) moeten in het kader van hun werkzaamheden rekening houden met de verschillende tradities van de lidstaten en moeten het nationale sociale en arbeidsrecht onverlet laten bij de bepaling van de organisatie van IBPV's.

  6. Met Richtlijn 2003/41/EG is een eerste wetgevende stap gezet naar een interne markt voor op Unieschaal georganiseerde bedrijfspensioenvoorziening. Een echte interne markt voor bedrijfspensioenvoorziening blijft van wezenlijk belang voor de economische groei en het scheppen van werkgelegenheid in de Unie en voor het aanpakken van de uitdaging van een vergrijzende samenleving. Die richtlijn, die van 2003 dateert, is niet ingrijpend gewijzigd om er een modern risicogebaseerd governancesysteem voor IBPV's in op te nemen. Passende regelgeving en passend toezicht op Unie- en nationaal niveau blijft belangrijk voor de ontwikkeling van een veilige bedrijfspensioenvoorziening in alle lidstaten.

  7. Als algemeen beginsel moeten IBPV's waar nodig rekening houden met de doelstelling om het intergenerationele evenwicht in bedrijfspensioenregelingen te waarborgen door een eerlijke spreiding van risico's en voordelen over de generaties in de bedrijfspensioenvoorziening te beogen.

  8. Passende actie is geboden om aanvullende particuliere pensioenspaarregelingen, zoals bedrijfspensioenregelingen, verder te verbeteren. Dat is belangrijk omdat socialezekerheidsstelsels onder toenemende druk komen te staan, wat inhoudt dat steeds meer op bedrijfspensioenen wordt vertrouwd als aanvulling op andere pensioenvoorzieningen. IBPV's spelen een belangrijke rol bij de langetermijnfinanciering van de Unie-economie en bij het verstrekken van veilige pensioenuitkeringen. Zij vormen een essentieel onderdeel van de Unie-economie: zij beheren een kapitaal van 2,5 triljoen EUR ten behoeve van ongeveer 75 miljoen deelnemers en pensioengerechtigden. Bedrijfspensioenvoorzieningen dienen verder te worden verbeterd, zonder evenwel te tornen aan het grote belang van socialezekerheidspensioenregelingen als een veilige, duurzame en doeltreffende sociale bescherming, die op hogere leeftijd een acceptabele levensstandaard dient te waarborgen en derhalve centraal dient te staan bij de doelstelling van de versterking van de Europese sociale modellen.

  9. In het licht van de demografische ontwikkelingen in de Unie en de situatie waarin de nationale begrotingen verkeren, vormen bedrijfspensioenvoorzieningen een waardevolle aanvulling op socialezekerheidspensioenregelingen. Een veerkrachtig pensioenstelsel omvat een divers productassortiment, een verscheidenheid aan instellingen alsook een effectieve en efficiënte toezichtpraktijk.

  10. De lidstaten moeten werknemers beschermen tegen armoede op hun oude dag en aan arbeidsovereenkomsten gekoppelde aanvullende pensioenregelingen promoten als aanvullende dekking bovenop overheidspensioenen.

  11. Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, en in het bijzonder het recht op bescherming van persoonsgegevens, de vrijheid van ondernemerschap, het recht op eigendom, het recht op collectieve onderhandelingen en collectieve actie en het recht op een hoog niveau van consumentenbescherming, met name door het waarborgen van een transparantere pensioenvoorziening, een geïnformeerde persoonlijke financiële en pensioenplanning en het faciliteren van grensoverschrijdende activiteiten van IBPV's en de grensoverschrijdende overdracht van pensioenregelingen. Deze richtlijn moet worden toegepast overeenkomstig die rechten en beginselen.

  12. Met name het vergemakkelijken van de grensoverschrijdende activiteiten van IBPV's en de grensoverschrijdende overdracht van pensioenregelingen door het verduidelijken van de betreffende procedures en het wegnemen van onnodige belemmeringen, kan positieve gevolgen hebben voor de betrokken ondernemingen en hun werknemers, in welke lidstaat zij ook werken, door het centraliseren van het beheer van de pensioendienstverlening.

  13. Grensoverschrijdende activiteiten van IBPV's moeten het voor bedrijfspensioenregelingen geldende nationale sociale en arbeidsrecht van de lidstaat van ontvangst dat op de relatie tussen de onderneming die de pensioenregeling aanbiedt („bijdragende onderneming”) en de deelnemers of pensioengerechtigden van toepassing is, onverlet laten. Grensoverschrijdende activiteit en grensoverschrijdende overdracht van pensioenregelingen verschillen en moeten onder verschillende bepalingen vallen. Indien een grensoverschrijdende overdracht van een pensioenregeling tot een grensoverschrijdende activiteit leidt, moeten de bepalingen betreffende grensoverschrijdende activiteiten van toepassing zijn.

  14. Indien de bijdragende onderneming en de IBPV in dezelfde lidstaat gevestigd zijn, vormt het loutere feit dat deelnemers aan of pensioengerechtigden van een pensioenregeling hun woonplaats in een andere lidstaat hebben, op zich geen grensoverschrijdende activiteit.

  15. De lidstaten moeten er rekening mee houden dat de pensioenrechten van werknemers die tijdelijk naar een andere lidstaat worden uitgezonden om daar te werken, moeten worden beschermd.

  16. Ondanks de inwerkingtreding van Richtlijn 2003/41/EG zijn grensoverschrijdende activiteiten beperkt gebleven door de verschillen tussen het nationale sociale en arbeidsrecht. Voorts blijven er belangrijke prudentiële belemmeringen bestaan die het voor IBPV's duurder maken om over de grenzen heen pensioenregelingen uit te voeren. Bovendien moet het huidige minimumniveau van bescherming van deelnemers en pensioengerechtigden worden verbeterd. Dit is des te belangrijker omdat het hogeleeftijdsrisico en het marktrisico steeds meer worden gedragen door leden en begunstigden en minder door de IBPV of de bijdragende onderneming. Bovendien moet het huidige minimumniveau van informatieverstrekking aan deelnemers en pensioengerechtigden worden verhoogd.

  17. De in de richtlijn verankerde prudentiële regels zijn bedoeld om alle toekomstige gepensioneerden door middel van strenge toezichtsnormen een hoge mate van zekerheid te bieden en tegelijkertijd een gezond, prudent en efficiënt beheer van de regelingen voor bedrijfspensioenregeling mogelijk te maken.

  18. IBPV's moeten volledig worden gescheiden van bijdragende ondernemingen en optreden op basis van kapitaaldekking met als doel het verstrekken van pensioenuitkeringen. IBPV's die uitsluitend met dat doel optreden, dienen vrijelijk diensten en beleggingen te kunnen verrichten met als enige voorwaarde dat aan gecoördineerde prudentiële vereisten wordt voldaan, ongeacht of deze IBPV's als rechtspersonen worden beschouwd.

  19. Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel dienen de lidstaten volledig verantwoordelijk te blijven voor de organisatie van hun pensioenstelsels en voor de besluitvorming inzake de rol van elke der drie pensioenpijlers in de individuele lidstaten. In de context van de tweede pensioenpijler moeten zij ook volledig verantwoordelijk blijven voor de rol en de functies van de verschillende instellingen die bedrijfspensioenen uitkeren, zoals pensioenfondsen voor een bedrijfstak, ondernemingspensioenfondsen en levensverzekeringsondernemingen. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan dit recht van de lidstaten en beoogt veeleer hen aan te moedigen om een toereikende, veilige en duurzame bedrijfspensioenvoorziening op te bouwen en grensoverschrijdende activiteiten te faciliteren.

  20. Rekening houdend met de noodzaak om de bedrijfspensioenvoorzieningen te blijven verbeteren, moet de Commissie aanzienlijke meerwaarde op Unieniveau creëren door verdere maatregelen te nemen om de samenwerking tussen de lidstaten en de sociale partners bij de verbetering van de tweedepijlerpensioenregelingen te ondersteunen en door een deskundigengroep op hoog niveau in te stellen om tweedepijlerpensioensparen in de lidstaten te bevorderen, onder meer door het aanmoedigen van de uitwisseling van beste praktijken tussen de lidstaten, met name wat grensoverschrijdende activiteiten betreft.

  21. De nationale voorschriften betreffende de deelname van zelfstandigen aan IBPV's lopen uiteen. In sommige lidstaten mogen IBPV's optreden op grond van overeenkomsten met een branche of met bedrijfsorganisaties waarvan de aangeslotenen als zelfstandigen werkzaam zijn, dan wel op grond van rechtstreeks met zelfstandigen en werknemers gesloten overeenkomsten. In sommige lidstaten kan een zelfstandige zich ook aansluiten bij een IBPV wanneer de zelfstandige handelt als werkgever of professionele diensten ten behoeve van een onderneming verricht. In sommige lidstaten mogen zelfstandigen niet aan een IBPV deelnemen tenzij is voldaan aan bepaalde voorwaarden, waaronder die welke voortvloeien uit het sociale en de arbeidsrecht.

  22. Instellingen die socialezekerheidsregelingen beheren en die reeds op Unieniveau worden gecoördineerd, dienen van het toepassingsgebied van deze richtlijn te worden uitgesloten. Wel moet rekening worden gehouden met het speciale geval van IBPV's die in één lidstaat zowel socialezekerheidsregelingen als bedrijfspensioenregelingen uitvoeren.

  23. Instellingen die als onderdeel van wettelijke socialezekerheidsstelsels volgens het beginsel van kapitaalfinanciering werken, vallen niet onder deze richtlijn.

  24. Financiële instellingen waarop reeds Uniewetgeving van toepassing is, dienen in de regel van het toepassingsgebied van deze richtlijn te worden uitgesloten. Daar dergelijke instellingen in sommige gevallen echter ook bedrijfspensioendiensten aanbieden, moet ervoor worden gezorgd dat deze richtlijn niet tot mededingingsverstoringen leidt. Dergelijke verstoringen kunnen worden vermeden door de prudentiële vereisten van deze richtlijn ook toe te passen op de bedrijfspensioenactiviteiten van levensverzekeringsondernemingen overeenkomstig artikel 2, lid 3, onder a), punten i) tot en met iii), en artikel 2, lid 3, onder b), punten ii) tot en met iv), van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad(6). De Commissie moet zorgvuldig toezien op de situatie op de bedrijfspensioenmarkt en nagaan of het mogelijk is de facultatieve toepassing van deze richtlijn uit te breiden tot andere financiële instellingen waarop regelgeving van toepassing is.

  25. Aangezien IBPV's tot doel hebben financiële zekerheid na pensionering te verschaffen, dient ervoor gezorgd te worden dat hun pensioenuitkeringen de vorm hebben van betalingen gedurende het gehele leven, een in de tijd beperkte uitkering, de uitkering van een bedrag ineens of om het even welke combinatie daarvan.

  26. Het is van belang ervoor te zorgen dat ouderen en gehandicapten niet het gevaar lopen in armoede te geraken en dat zij een behoorlijke levensstandaard kunnen genieten. Een passende dekking van biometrische risico's in bedrijfspensioenregelingen is een belangrijk aspect van de bestrijding van armoede en onzekerheid bij ouderen. Bij de opzet van een pensioenregeling moeten werknemers en werkgevers of hun respectieve vertegenwoordigers overwegen of het mogelijk is in de pensioenregeling voorzieningen op te nemen ter dekking van het hoge leeftijdsrisico en arbeidsongeschiktheid, alsmede uitkeringen aan nabestaanden die van de verzekeringnemer afhankelijk zijn.

  27. Door lidstaten toe te staan IBPV's die pensioenregelingen met minder dan 100 deelnemers uitvoeren van de werkingssfeer van de nationale uitvoeringsbepalingen uit te sluiten, kan het toezicht in die lidstaten worden vergemakkelijkt zonder de deugdelijke werking van de interne markt op dit gebied te ondermijnen. Dit mag echter geen afbreuk doen aan het recht van die IBPV's om in een andere lidstaat gevestigde en naar behoren erkende beleggingsbeheerders te benoemen voor het beheer van hun beleggingsportefeuille en in een andere lidstaat gevestigde en naar behoren erkende bewaarnemers of bewaarders te benoemen voor de bewaring van hun activa. In ieder geval moeten de lidstaten een aantal bepalingen betreffende de beleggingsvoorschriften en het governancesysteem toepassen op IBPV's die pensioenregelingen uitvoeren die tezamen in totaal minder dan 15 deelnemers tellen.

  28. Instellingen zoals de „Unterstützungskassen” in Duitsland, waarvan de deelnemers geen wettelijke rechten op uitkeringen van een bepaald bedrag hebben en waarbij de belangen van de deelnemers door een verplichte wettelijke verzekering tegen insolventie worden beschermd, dienen van het toepassingsgebied van deze richtlijn te worden uitgesloten.

  29. Ter bescherming van deelnemers en pensioengerechtigden is vereist dat IBPV's hun activiteiten beperken tot de activiteiten die in deze richtlijn worden genoemd en de daaruit resulterende werkzaamheden.

  30. In geval van faillissement van een bijdragende onderneming lopen de deelnemers het gevaar zowel hun werk als hun verworven pensioenrechten te verliezen. Derhalve is een duidelijke scheiding tussen de bijdragende onderneming en de IBPV noodzakelijk en dient te worden voorzien in minimale prudentiële normen om deelnemers te beschermen. De toegang van de IBPV's tot pensioenbeschermingsregelingen of soortgelijke regelingen die bescherming bieden aan de verworven individuele aanspraken van deelnemers en pensioengerechtigden tegen het risico van faillissement van de bijdragende onderneming moet bij de vaststelling van dergelijke normen in acht worden genomen.

  31. De werking van en het toezicht op IBPV's lopen in de lidstaten aanzienlijk uiteen. In sommige lidstaten kan niet alleen op de IBPV zelf toezicht worden uitgeoefend, maar ook op de lichamen of ondernemingen die gemachtigd zijn dergelijke IBPV's te beheren. De lidstaten moeten met een dergelijke specifieke omstandigheid rekening kunnen houden zolang daadwerkelijk aan alle in deze richtlijn opgenomen vereisten wordt voldaan. Daarnaast moeten de lidstaten verzekeringslichamen en andere financiële lichamen kunnen toestaan IBPV's te beheren.

  32. IBPV's zijn pensioeninstellingen met een sociaal doel die financiële diensten aanbieden. Zij zijn verantwoordelijk voor de verschaffing van bedrijfspensioenuitkeringen en moeten uit dien hoofde voldoen aan een aantal minimale prudentiële normen met betrekking tot hun werkzaamheden en de voorwaarden voor de uitvoering daarvan, rekening houdend met de nationale regelgeving en tradities. Deze instellingen mogen echter niet als louter financiële instellingen worden behandeld. Hun sociale functie en de driehoeksverhouding tussen de werknemers, de werkgevers en de IBPV moeten naar behoren worden onderkend en ondersteund als leidende beginselen van deze richtlijn.

  33. Wanneer IBPV's overeenkomstig het nationale recht pensioenfondsen beheren die geen rechtspersoonlijkheid hebben, die uit pensioenregelingen van individuele deelnemers bestaan, en waarvan de activa gescheiden zijn van de activa van de IBPV's, moeten de lidstaten de mogelijkheid hebben om elk pensioenfonds te beschouwen als één pensioenregeling in de zin van deze richtlijn.

  34. Gezien het enorme aantal IBPV's in bepaalde lidstaten moet een pragmatische oplossing worden gevonden in verband met de voorafgaande vergunningverlening aan de IBPV's. Wanneer een IBPV in een andere lidstaat een pensioenregeling wenst uit te voeren, moet echter een voorafgaande vergunning, verleend door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst, worden verlangd.

  35. Onverminderd het nationale sociale en arbeidsrecht op het gebied van de organisatie van pensioenstelsels, daaronder begrepen verplichte deelneming en het resultaat van collectieve arbeidsovereenkomsten, dienen IBPV's de mogelijkheid te hebben na het verkrijgen van een vergunning van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de IBPV's hun diensten in andere lidstaten te verrichten. Het dient IBPV's te worden toegestaan in eender welke lidstaat gevestigde ondernemingen als bijdragende onderneming te aanvaarden en pensioenregelingen met deelnemers in meer dan één lidstaat uit te voeren. Dit zou dergelijke IBPV's aanzienlijke schaalvoordelen kunnen opleveren, het concurrentievermogen van deze bedrijfstak in de Unie kunnen verbeteren en de arbeidsmobiliteit kunnen vergroten.

  36. Het recht van een in een bepaalde lidstaat gevestigde IBPV om een in een andere lidstaat overeengekomen bedrijfspensioenregeling uit te voeren, moet worden uitgeoefend met volledige inachtneming van de sociaal- en arbeidsrechtelijke bepalingen die in de lidstaat van ontvangst van kracht zijn, voor zover deze voor bedrijfspensioenregelingen relevant zijn, bijvoorbeeld de definitie en de betaling van pensioenuitkeringen en de voorwaarden voor de overdraagbaarheid van pensioenrechten. Het toepassingsgebied van de prudentiële regels moet worden verduidelijkt om de rechtszekerheid van de grensoverschrijdende activiteiten van IBPV's te garanderen.

  37. IBPV's moeten pensioenregelingen binnen de Unie over de grenzen heen aan andere IBPV's kunnen overdragen om de organisatie van de bedrijfspensioenvoorziening Uniebreed te vergemakkelijken. Voor overdrachten moet een vergunning worden verleend door de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de IBPV waaraan de pensioenregeling wordt overgedragen, nadat die bevoegde autoriteit toestemming heeft gekregen van de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst van de IBPV die de pensioenregeling overdraagt. De overdracht en de daaraan verbonden voorwaarden moeten van tevoren worden goedgekeurd door een meerderheid van de betrokken deelnemers en een meerderheid van de pensioengerechtigden of, in voorkomend geval, een meerderheid van hun vertegenwoordigers, zoals de trustees van een regeling onder trust.

  38. Bij een overdracht van een deel van een pensioenregeling moet de levensvatbaarheid van zowel het overgedragen als het resterende deel van de pensioenregeling worden gegarandeerd en moeten de rechten van alle deelnemers en pensioengerechtigden na de overdracht afdoende worden beschermd, door te vereisen dat zowel de overdragende als de ontvangende IBPV's over voldoende en passende activa beschikken om de technische voorzieningen voor het overgedragen deel en het resterende deel van de regeling te dekken.

  39. Om de coördinatie van de toezichtpraktijken te vergemakkelijken, kan de EIOPA de bevoegde autoriteiten om informatie verzoeken overeenkomstig de bevoegdheden die haar bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 zijn verleend. Indien er bij een volledige of gedeeltelijke grensoverschrijdende overdracht van een pensioenregeling onenigheid is tussen de betrokken bevoegde autoriteiten, moet de EIOPA voorts bemiddeling kunnen verlenen.

  40. Een prudente berekening van de technische voorzieningen is van wezenlijk belang om ervoor te zorgen dat zowel op korte als op lange termijn aan de pensioenverplichtingen kan worden voldaan. De technische voorzieningen moeten derhalve worden berekend op basis van erkende actuariële methoden en door een actuaris of door een andere deskundige op dat gebied worden gewaarmerkt. De maximale rentevoeten moeten prudent worden gekozen overeenkomstig relevante nationale voorschriften. Het minimumbedrag van de technische voorzieningen moet toereikend zijn om de uitbetaling van de reeds verschuldigde uitkeringen aan pensioengerechtigden te kunnen voortzetten en de verplichtingen weergeven die uit de opgebouwde pensioenrechten van de deelnemers voortvloeien. De actuariële functie moet worden uitgeoefend door personen met een kennis van actuariële en financiële wiskunde die in verhouding staat tot de omvang, aard, schaal en complexiteit van de risico's die aan de werkzaamheden van de IBPV verbonden zijn, en die kunnen aantonen over relevante ervaring met de toepasselijke beroepskwalificaties of andere normen te beschikken.

  41. De door IBPV's gedekte risico's lopen van lidstaat tot lidstaat sterk uiteen. De lidstaten van herkomst dienen derhalve de mogelijkheid te hebben de berekening van de technische voorzieningen te onderwerpen aan aanvullende en uitvoerigere regels dan die welke in deze richtlijn zijn vastgesteld.

  42. Er moeten toereikende en passende activa ter dekking van de technische voorzieningen worden vereist om de belangen te beschermen van de deelnemers aan en pensioengerechtigden van de pensioenregeling wanneer de bijdragende onderneming insolvent wordt.

  43. Om een gelijk speelveld tussen binnenlandse en grensoverschrijdende IBPV's te bevorderen, moeten de lidstaten rekening houden met de financieringsvereisten voor zowel binnenlandse als grensoverschrijdende IBPV's.

  44. Dikwijls kan het de bijdragende onderneming en niet de IBPV zelf zijn die hetzij het biometrische risico dekt, hetzij een bepaalde hoogte van de uitkeringen of bepaalde beleggingsresultaten waarborgt. Soms verschaft de IBPV deze dekking of garanties echter zelf en blijven de verplichtingen van de bijdragende onderneming over het algemeen beperkt tot betaling van de noodzakelijke bijdragen. Onder die omstandigheden moeten de desbetreffende IBPV eigen vermogen aanhouden op basis van de waarde van de technische voorzieningen en het risicokapitaal.

  45. IBPV's zijn beleggers op zeer lange termijn. De door deze IBPV's aangehouden activa mogen in de regel niet worden gebruikt voor andere doeleinden dan ter verstrekking van pensioenuitkeringen. Bovendien moeten IBPV's, om de rechten van deelnemers en pensioengerechtigden afdoende te beschermen, kunnen kiezen voor een allocatie van activa die strookt met de specifieke aard en de looptijd van hun verplichtingen. Daarom is efficiënt toezicht vereist, alsook een benadering van de beleggingsregels die IBPV's voldoende flexibiliteit biedt om het veiligste en doelmatigste beleggingsbeleid te kiezen en hen verplicht prudent te handelen. Naleving van de „prudent person”-regel vereist derhalve een beleggingsbeleid dat is toegespitst op de deelnemersstructuur van de afzonderlijke IBPV.

  46. Door de „prudent person”-regel tot onderliggend beginsel te maken voor vermogensbelegging en door het voor IBPV's mogelijk te maken om grensoverschrijdende activiteiten te verrichten, wordt de overheveling van spaargelden naar de sector bedrijfspensioenvoorziening gestimuleerd, waardoor wordt bijgedragen aan de economische en sociale vooruitgang.

  47. De toezichtmethoden en -praktijken lopen van lidstaat tot lidstaat uiteen. Daarom moet de lidstaten een zekere vrijheid worden gelaten om te bepalen welke precieze beleggingsvoorschriften zij aan de op hun grondgebied gevestigde IBPV's wensen op te leggen. Die voorschriften mogen het vrije kapitaalverkeer evenwel niet belemmeren, tenzij dit om prudentiële redenen gerechtvaardigd is.

  48. Deze richtlijn moet ervoor zorgen dat IBPV's een passende mate van beleggingsvrijheid hebben. Als beleggers met een zeer lange beleggingshorizon en lage liquiditeitsrisico's, bevinden IBPV's zich in een positie om binnen prudente grenzen te beleggen in niet-liquide activa, zoals aandelen, en in andere instrumenten die een economisch langetermijnprofiel hebben en niet op gereglementeerde markten, multilaterale handelsfaciliteiten (MTF's) of georganiseerde handelsfaciliteiten (OTF's) worden verhandeld. Zij kunnen ook van de voordelen van internationale diversificatie profiteren. Beleggingen in aandelen, in andere valuta's dan die waarin de verplichtingen zijn uitgedrukt, en in andere instrumenten die een economisch langetermijnprofiel hebben en niet op gereglementeerde markten, MTF's of OTF's worden verhandeld, mogen derhalve, tenzij om prudentiële redenen, niet worden beperkt, overeenkomstig de „prudent person”-regel, teneinde de belangen van de deelnemers en pensioengerechtigden te beschermen.

  49. Het begrip „instrumenten met een economisch langetermijnprofiel” is een ruim begrip. Dergelijke instrumenten zijn niet-overdraagbare effecten die daarom niet van de door secundaire markten geboden liquiditeit kunnen profiteren. Zij vereisen vaak dat men zich gedurende een bepaalde termijn vastlegt, waardoor de verhandelbaarheid ervan beperkt is en zij moeten worden geacht participatie- en schuldinstrumenten van niet-beursgenoteerde ondernemingen en aan dergelijke ondernemingen verstrekte leningen te omvatten. Niet-beursgenoteerde ondernemingen zijn onder meer infrastructuurprojecten, niet-beursgenoteerde vennootschappen die groei nastreven en vastgoed of andere activa die geschikt kunnen zijn voor langetermijnbeleggingsdoeleinden. Koolstofarme en klimaatbestendige infrastructuurprojecten zijn veelal niet-beursgenoteerde activa en zijn wat projectfinanciering betreft vaak op langetermijnkredieten aangewezen.

  50. Het moet IBPV's worden toegestaan conform de voorschriften van hun lidstaat van herkomst in andere lidstaten te beleggen om de aan grensoverschrijdende activiteiten verbonden kosten te beperken. Het moet de lidstaten van ontvangst bijgevolg niet worden toegestaan extra beleggingsvereisten op te leggen aan in andere lidstaten gevestigde IBPV's.

  51. Burgers moeten een duidelijk overzicht hebben van hun opgebouwde pensioenrechten uit wettelijke en bedrijfspensioenregelingen, met name wanneer deze rechten in meer dan een lidstaat zijn opgebouwd. Dat overzicht kan worden gerealiseerd door in de hele Unie pensioentraceerdiensten in te stellen, naar analogie met de diensten die in sommige lidstaten reeds zijn ingesteld naar aanleiding van het witboek van de Commissie van 16 februari 2012 met als titel „Een agenda voor adequate, veilige en duurzame pensioenen”, waarmee de ontwikkeling van deze diensten wordt bevorderd.

  52. Sommige risico's kunnen niet worden beperkt met behulp van kwantitatieve vereisten die in de technische voorzieningen en financieringsvereisten tot uiting komen, maar kunnen alleen naar behoren worden aangepakt met behulp van governancevereisten. Voor een adequaat risicobeheer en voor de bescherming van de deelnemers en pensioengerechtigden is een doeltreffend governancesysteem derhalve van essentieel belang. Dergelijke systemen dienen in verhouding te staan tot de omvang, aard, schaal en complexiteit van de werkzaamheden van de IBPV.

  53. Een beloningsbeleid dat aanspoort tot het nemen van buitensporige risico's kan een degelijk en doeltreffend risicobeheer van IBPV's ondermijnen. De beginselen en openbaarmakingsvereisten in verband met het beloningsbeleid die in de Unie voor andere financiële instellingen gelden, moeten ook op IBPV's toepasselijk worden gemaakt, waarbij evenwel rekening moet worden gehouden met de bijzondere governancestructuur van IBPV's in vergelijking met andere financiële instellingen, alsook met de omvang, aard, schaal en complexiteit van de werkzaamheden van IBPV's.

  54. Een sleutelfunctie is een bekwaamheid om bepaalde governancetaken uit te voeren. IBPV's moeten over voldoende capaciteit beschikken voor een risicobeheerfunctie, een interne auditfunctie en, in voorkomend geval, een actuariële functie. Tenzij anders vermeld in deze richtlijn, mag de identificatie van een bepaalde sleutelfunctie een IBPV niet beletten om deze in de praktijk naar eigen inzicht te organiseren. Dit mag evenwel niet tot al te belastende vereisten leiden, aangezien er rekening dient te worden gehouden met de omvang, aard, schaal en complexiteit van de werkzaamheden van de IBPV.

  55. Personen die een IBPV daadwerkelijk besturen, moeten collectief deskundig en betrouwbaar zijn en personen die sleutelfuncties vervullen, moeten over de nodige beroepskwalificaties, -kennis en -ervaring beschikken. Uitsluitend de houders van sleutelfuncties zijn echter gehouden tot verplichte kennisgeving aan de bevoegde autoriteit.

  56. Met uitzondering van de interneauditfunctie, moet het mogelijk zijn dat één persoon of één organisatorische eenheid meer dan één sleutelfunctie vervult. De persoon of organisatorische eenheid die een sleutelfunctie vervult, moet echter een andere zijn dan de persoon of organisatorische eenheid die in de bijdragende onderneming een soortgelijke sleutelfunctie vervult. De lidstaten moeten kunnen toestaan dat de IBPV sleutelfuncties laat vervullen door een en dezelfde persoon of organisatorische eenheid als de bijdragende onderneming, mits de IBPV uitlegt hoe zij eventuele belangenconflicten met de bijdragende onderneming voorkomt of beheerst.

  57. Het is van essentieel belang dat IBPV's, rekening houdend met de doelstelling om een eerlijke intergenerationele spreiding van risico's en voordelen van de pensioenregeling te waarborgen, hun risicobeheer zodanig verbeteren dat mogelijke kwetsbare punten wat betreft de houdbaarheid van pensioenregelingen naar behoren kunnen worden onderkend en met de relevante bevoegde autoriteiten kunnen worden besproken. In het kader van hun risicobeheerssysteem dienen de IBPV's een risicobeoordeling voor hun met pensioenen verband houdende activiteiten op te stellen. Deze risicobeoordeling moet ook ter beschikking worden gesteld van de bevoegde autoriteiten en moet waar nodig onder andere betrekking hebben op risico's in verband met de klimaatverandering, het gebruik van hulpbronnen en het milieu, sociale risico's en risico's in verband met de waardevermindering van activa als gevolg van veranderde regelgeving („gestrande activa”).

  58. Milieu-, sociale en governancefactoren, als bedoeld in de VN-beginselen voor verantwoord beleggen zijn belangrijk voor het beleggingsbeleid en de risicobeheersystemen van IBPV's. De lidstaten moeten vereisen dat IBPV's uitdrukkelijk bekendmaken waar bij beleggingsbeslissingen met dergelijke factoren rekening wordt gehouden en hoe zij deel uitmaken van hun risicobeheersysteem. De relevantie en materialiteit van milieu-, sociale en governancefactoren voor de beleggingen van een regeling en de wijze waarop met dergelijke factoren rekening wordt gehouden, moeten deel uitmaken van de informatie die de IBPV krachtens deze richtlijn verstrekt. Dit sluit niet uit dat een IBPV aan het vereiste voldoet door in die informatie te verklaren dat in haar beleggingsbeleid geen rekening wordt gehouden met milieu-, sociale en governancefactoren, of dat de kosten van een systeem om toezicht te houden op de relevantie en materialiteit van dergelijke factoren en de wijze waarop daarmee rekening wordt gehouden niet in verhouding staan tot de aard, schaal en complexiteit van haar werkzaamheden.

  59. Elke lidstaat moet vereisen dat een op zijn grondgebied gevestigde IBPV een jaarrekening en een jaarverslag opstelt waarbij rekening wordt gehouden met elke door de IBPV uitgevoerde pensioenregeling en, indien van toepassing, een jaarverslag en een jaarrekening voor elke pensioenregeling. De jaarrekening en het jaarverslag, waarin, rekening houdend met elke door de IBPV uitgevoerde pensioenregeling, een juist en getrouw beeld van de activa, passiva en financiële positie van de IBPV wordt gegeven en die naar behoren door een bevoegde persoon zijn goedgekeurd, vormen een essentiële bron van informatie voor de deelnemers aan en de pensioengerechtigden van een pensioenregeling, alsmede voor de bevoegde autoriteiten. Zij stellen met name de bevoegde autoriteiten in staat de financiële draagkracht van een IBPV te controleren en te beoordelen of de IBPV aan al haar contractuele verplichtingen kan voldoen. De jaarrekening en het jaarverslag moeten openbaar worden gemaakt, indien mogelijk op een website, of op een andere wijze, bijvoorbeeld door op verzoek exemplaren ter beschikking te stellen.

  60. Het beleggingsbeleid van een IBPV is doorslaggevend voor zowel de veiligheid van de bedrijfspensioenregelingen als de economische houdbaarheid daarvan op de lange termijn. De IBPV's dienen derhalve een „verklaring inzake de beleggingsbeginselen” op te stellen, die zij ten minste om de drie jaar herzien. Die verklaring dient aan de bevoegde autoriteiten en desgevraagd ook aan de deelnemers aan en de pensioengerechtigden van de pensioenregeling ter beschikking te worden gesteld.

  61. Het moet IBPV's zijn toegestaan om eender welke activiteit, met inbegrip van sleutelfuncties, geheel of gedeeltelijk toe te vertrouwen aan dienstverleners die namens hen handelen. Bij de uitbesteding van sleutelfuncties of enigerlei andere werkzaamheden moeten IBPV's echter volledig verantwoordelijk blijven voor nakoming van al hun verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn. Wanneer IBPV's een activiteit uitbesteden, moeten zij een schriftelijke overeenkomst met de dienstverlener aangaan. Bij de toepassing van deze richtlijn geldt dit niet voor overeenkomsten voor operationele diensten zoals beveiligings- of onderhoudspersoneel.

  62. De lidstaten moeten kunnen vereisen dat een bewaarder wordt aangesteld voor de bewaring van de activa van IBPV's.

  63. Rekening houdend met de aard van de pensioenregeling en de administratieve lasten die ermee gemoeid zijn, moeten IBPV's duidelijke en adequate informatie verstrekken aan toekomstige deelnemers, deelnemers en pensioengerechtigden ter ondersteuning van hun besluitvorming betreffende hun pensionering en ter verzekering van een grote transparantie in alle verschillende fasen van een regeling, namelijk vóór de deelneming, tijdens de deelneming (met inbegrip van vóór de pensionering) en na de pensionering. Meer bepaald dient informatie te worden verstrekt over opgebouwde pensioenrechten, verwachte omvang van de pensioenuitkeringen, risico's, garanties en kosten. Indien de verwachte hoogte van de pensioenuitkeringen op economische scenario's is gebaseerd, moet die informatie ook een ongunstig scenario omvatten dat extreem maar plausibel is. Ingeval deelnemers een beleggingsrisico dragen, is ook aanvullende informatie over het beleggingsprofiel, eventuele beschikbare opties en in het verleden behaalde resultaten van cruciaal belang. Alle informatie moet aan de behoeften van de gebruiker beantwoorden en rekening houden met het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap, in het bijzonder wat betreft toegankelijkheid en toegang tot informatie, zoals bepaald in artikel 3 respectievelijk artikel 21 van dat verdrag. De lidstaten kunnen ervoor kiezen nader te bepalen door wie de aan toekomstige deelnemers, deelnemers en pensioengerechtigden te verschaffen informatie kan worden verstrekt, onder meer door pensioentraceerdiensten.

  64. Gezien de specifieke kenmerken van regelingen die uitkeringen van een bepaalde omvang verstrekken, worden dergelijke uitkeringen, behalve in extreme omstandigheden, niet beïnvloed door de in het verleden behaalde resultaten of door de kostenstructuur. Daarover dient dan ook slechts informatie te worden verstrekt met betrekking tot regelingen waarbij de deelnemers een beleggingsrisico dragen of beleggingsbeslissingen nemen.

  65. Voordat toekomstige deelnemers zich aansluiten bij een regeling moet hun alle noodzakelijke informatie worden verstrekt opdat zij met kennis van zaken een keuze kunnen maken. Indien toekomstige deelnemers geen keuze hebben en automatisch bij een pensioenregeling aangesloten zijn, moet de IBPV hun de essentiële relevante informatie over hun deelneming verstrekken zodra zij aangesloten zijn.

  66. Ten behoeve van de deelnemers moeten IBPV's een pensioenoverzicht opstellen met essentiële persoonsgebonden en algemene informatie over de pensioenregeling. Het pensioenoverzicht moet duidelijk en volledig zijn en moet relevante en passende informatie bevatten, zodat het een goed inzicht biedt in de pensioenrechten in de tijd en van de verschillende regelingen, en tevens de arbeidsmobiliteit ten goede komt.

  67. IBPV's moeten deelnemers ver genoeg vóór hun pensionering informeren over hun uitbetalingsmogelijkheden. Ingeval de pensioenuitkering niet in de vorm van een levenslange lijfrente wordt uitbetaald, moeten deelnemers van wie de pensionering nadert, informatie over de beschikbare uitkeringsproducten ontvangen teneinde de financiële planning voor de pensionering te vergemakkelijken.

  68. Tijdens de fase waarin pensioenuitkeringen worden uitbetaald, moeten pensioengerechtigden informatie over hun uitkeringen en de desbetreffende betalingsmogelijkheden blijven ontvangen. Dat is met name van belang wanneer tijdens de uitbetalingsfase een aanzienlijk deel van het beleggingsrisico door de pensioengerechtigden wordt gedragen. Pensioengerechtigden moeten ook van een eventuele verlaging van de hun toekomende uitkeringen in kennis worden gesteld voordat deze verlaging wordt toegepast en nadat een beslissing die zal leiden tot verlaging is genomen. Als best practice wordt IBPV's aanbevolen de pensioengerechtigden te raadplegen alvorens een dergelijke beslissing wordt genomen.

  69. De voornaamste doelstellingen van de bevoegde autoriteit bij de uitoefening van haar bevoegdheden moeten de bescherming van de rechten van deelnemers en pensioengerechtigden en de stabiliteit en soliditeit van de IBPV's zijn.

  70. De reikwijdte van het prudentieel toezicht verschilt van lidstaat tot lidstaat. Dit kan problemen veroorzaken wanneer een IBPV zich moet houden aan de prudentiële regelgeving van haar lidstaat van herkomst en tegelijkertijd het sociale en arbeidsrecht van haar lidstaat van ontvangst in acht moet nemen. Door te verduidelijken welke gebieden voor de toepassing van deze richtlijn als onderdeel van het prudentieel toezicht moeten worden beschouwd, worden de rechtsonzekerheid en de daarmee gepaard gaande transactiekosten gereduceerd.

  71. Een interne markt voor IBPV's vereist wederzijdse erkenning van prudentiële normen. Op de inachtneming van die normen door een IBPV moet toezicht worden gehouden door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van de IBPV. De lidstaten moeten de bevoegde autoriteiten de nodige bevoegdheden verlenen opdat deze preventieve of corrigerende maatregelen kunnen nemen bij schending door een IPBV van één van de voorschriften van deze richtlijn.

  72. Om een doeltreffend toezicht op de uitbestede werkzaamheden, met inbegrip van alle vervolgens onderuitbestede werkzaamheden, te kunnen uitoefenen, is het van essentieel belang dat de bevoegde autoriteiten toegang hebben tot alle relevante gegevens in het bezit van de dienstverleners waaraan werkzaamheden zijn uitbesteed, ongeacht of deze al dan niet onder toezicht staan, en tevens het recht hebben controles ter plaatse te verrichten. Teneinde rekening te houden met de marktontwikkelingen en ervoor te zorgen dat de uitbestedingsvoorwaarden steeds worden nageleefd, moeten de bevoegde autoriteiten de nodige bevoegdheden hebben om van IBPV's en dienstverleners informatie te verlangen over uitbestede activiteiten.

  73. Er moeten regelingen worden opgesteld voor de uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten, andere autoriteiten en organen die uit hoofde van hun functie tot de versterking van de financiële stabiliteit en de beëindiging van pensioenregelingen bijdragen. Daarom is het noodzakelijk te bepalen onder welke voorwaarden die informatie-uitwisseling mogelijk moet zijn. Wanneer informatie alleen met uitdrukkelijke instemming van de bevoegde autoriteiten openbaar mag worden gemaakt, moeten deze autoriteiten bovendien de mogelijkheid hebben eventueel strikte voorwaarden aan hun instemming te verbinden.

  74. Elke verwerking van persoonsgegevens door de bevoegde autoriteiten in het kader van deze richtlijn moet in overeenstemming zijn met Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad(7). Elke uitwisseling of doorgifte van persoonsgegevens door de Europees Toezichthoudende autoriteiten uit hoofde van deze richtlijn moet in overeenstemming zijn met Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad(8).

  75. Om een soepele werking van de interne markt voor een op Unieschaal georganiseerde bedrijfspensioenvoorziening te garanderen, dient de Commissie, na raadpleging van de EIOPA, de toepassing van deze richtlijn te onderzoeken en hierover een verslag uit te brengen dat zij uiterlijk op 13 januari 2023 aan het Europees Parlement en de Raad voorlegt.

  76. Om de eerlijke concurrentie tussen de instellingen te verzekeren, moet de overgangsperiode waarin onder Richtlijn 2009/138/EG vallende verzekeringsondernemingen hun werkzaamheden inzake bedrijfspensioenvoorziening in overeenstemming met de in artikel 4 van deze Richtlijn bedoelde voorschriften mogen voortzetten, tot en met 31 december 2022 worden verlengd. Richtlijn 2009/138/EG moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

  77. De verdere ontwikkeling op Unieniveau van solvabiliteitsmodellen, zoals het „holistic balance sheet” (HBS)-model, is praktisch gezien niet realistisch en niet kosteneffectief, met name omdat IBPV's grote verschillen vertonen binnen en tussen de lidstaten. Daarom dienen er met betrekking tot IBPV's geen kwantitatieve eigenvermogensvereisten — zoals bijvoorbeeld Solvabiliteit II of daarvan afgeleide HBS-modellen — op Unieniveau te worden ontwikkeld, omdat werkgevers daardoor minder bereid zouden kunnen zijn om in bedrijfspensioenregelingen te voorzien.

  78. Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk het tot stand brengen van een Uniebreed rechtskader dat IBPV's bestrijkt, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.

  79. Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van 28 september 2011 van de lidstaten en de Commissie over toelichtende stukken hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd.

  80. De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in nationaal recht dient te worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van de eerdere richtlijnen materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit deze eerdere richtlijnen.

  81. Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de in bijlage I, deel B, genoemde termijnen voor omzetting in nationaal recht en toepassing van de aldaar genoemde richtlijnen,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Onderwerp

Bij deze richtlijn worden voorschriften vastgesteld inzake de toegang tot en de uitoefening van werkzaamheden van instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening (IBPV's).

Artikel 2 Toepassingsgebied

1.

Deze richtlijn is van toepassing op IBPV's. Wanneer IBPV's naar nationaal recht geen rechtspersoonlijkheid hebben, passen de lidstaten deze richtlijn toe op deze IBPV's of, onverminderd lid 2, op de vergunninghoudende lichamen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van deze instellingen en in hun naam handelen.

2.

Deze richtlijn is niet van toepassing op:

  1. instellingen die socialezekerheidsregelingen beheren die onder de Verordeningen (EG) nr. 883/2004(9) en (EG) nr. 987/2009(10) van het Europees Parlement en de Raad vallen;

  2. instellingen die onder de Richtlijnen 2009/65/EG(11), 2009/138/EG, 2011/61/EU(12), 2013/36/EU(13) en 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad(14) vallen;

  3. instellingen die op basis van een omslagstelsel werken;

  4. instellingen waarbij de werknemers van de bijdragende ondernemingen geen wettelijke rechten op pensioenuitkeringen hebben, en waarbij de bijdragende onderneming de activa te allen tijde kan onttrekken en niet noodzakelijk hoeft te voldoen aan haar verplichtingen inzake de betaling van pensioenuitkeringen;

  5. ondernemingen die boekreserves aanhouden teneinde hun werknemers pensioenuitkeringen te betalen.

Artikel 3 Toepassing op instellingen die socialezekerheidsregelingen uitvoeren

IBPV's die tevens verplichte arbeidsgerelateerde pensioenregelingen uitvoeren die worden beschouwd als socialezekerheidsregelingen, en die vallen onder Verordening (EG) nr. 883/2004 en Verordening (EG) nr. 987/2009, vallen met betrekking tot hun werkzaamheden op het gebied van de niet-verplichte bedrijfspensioenvoorziening onder deze richtlijn. In dat geval worden de passiva en de overeenkomstige activa afgescheiden en kunnen ze niet worden overgedragen aan verplichte pensioenregelingen die worden beschouwd als socialezekerheidsregelingen, of omgekeerd.

Artikel 4 Facultatieve toepassing op onder Richtlijn 2009/138/EG vallende instellingen

Artikel 5 Kleine IBPV's en wettelijke regelingen

Artikel 6 Definities

Artikel 7 Werkzaamheden van IBPV's

Artikel 8 Juridische scheiding tussen bijdragende ondernemingen en IBPV's

Artikel 9 Registratie of vergunningverlening

Artikel 10 Operationele voorschriften

Artikel 11 Grensoverschrijdende activiteiten en procedures

Artikel 12 Grensoverschrijdende overdrachten

TITEL II KWANTITATIEVE VEREISTEN

Artikel 13 Technische voorzieningen

Artikel 14 Financiering van de technische voorzieningen

Artikel 15 Voorgeschreven eigen vermogen

Artikel 16 Beschikbare solvabiliteitsmarge

Artikel 17 Vereiste solvabiliteitsmarge

Artikel 18 De vereiste solvabiliteitsmarge in de zin van artikel 17, lid 3

Artikel 19 Beleggingsregels

TITEL III VOORWAARDEN VOOR DE BEDRIJFSUITOEFENING

HOOFDSTUK 1 Governancesysteem

Afdeling 1 Algemene bepalingen

Artikel 20 Verantwoordelijkheid van het beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan
Artikel 21 Algemene governancevoorschriften
Artikel 22 Vereisten voor een deskundig en betrouwbaar bestuur
Artikel 23 Beloningsbeleid

Afdeling 2 Sleutelfuncties

Artikel 24 Algemene bepalingen
Artikel 25 Risicobeheer
Artikel 26 Interneauditfunctie
Artikel 27 Actuariële functie

Afdeling 3 Documenten betreffende de governance

Artikel 28 Eigen-risicobeoordeling
Artikel 29 Jaarrekening en jaarverslag
Artikel 30 Verklaring inzake beleggingsbeginselen

HOOFDSTUK 2 Uitbesteding en beleggingsbeheer

Artikel 31 Uitbesteding

Artikel 32 Beleggingsbeleid

HOOFDSTUK 3 Bewaarder

Artikel 33 Aanstelling van een bewaarder

Artikel 34 Bewaring van activa en aansprakelijkheid van de bewaarder

Artikel 35 Toezichttaken

TITEL IV AAN TOEKOMSTIGE DEELNEMERS, DEELNEMERS EN PENSIOENGERECHTIGDEN TE VERSTREKKEN INFORMATIE

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 36 Beginselen

Artikel 37 Algemene informatie over de pensioenregeling

HOOFDSTUK 2 Pensioenoverzicht en aanvullende informatie

Artikel 38 Algemene bepalingen

Artikel 39 Pensioenoverzicht

Artikel 40 Aanvullende informatie

HOOFDSTUK 3 Andere te verstrekken informatie en documenten

Artikel 41 Aan toekomstige deelnemers te verstrekken informatie

Artikel 42 Tijdens de fase vóór de pensionering aan deelnemers te verstrekken informatie

Artikel 43 Tijdens de uitbetalingsfase aan pensioengerechtigden te verstrekken informatie

Artikel 44 Op verzoek aan deelnemers en pensioengerechtigden te verstrekken aanvullende informatie

TITEL V PRUDENTIEEL TOEZICHT

HOOFDSTUK 1 Algemene regels betreffende het prudentieel toezicht

Artikel 45 Hoofddoel van het prudentieel toezicht

Artikel 46 Reikwijdte van het prudentieel toezicht

Artikel 47 Algemene beginselen van het prudentieel toezicht

Artikel 48 Interventiebevoegdheden en taken van de bevoegde autoriteiten

Artikel 49 Prudentieel toezichtsproces

Artikel 50 Aan de bevoegde autoriteiten te verstrekken informatie

Artikel 51 Transparantie en verantwoordingsplicht

HOOFDSTUK 2 Beroepsgeheim en informatie-uitwisseling

Artikel 52 Beroepsgeheim

Artikel 53 Gebruik van vertrouwelijke informatie

Artikel 54 Enquêterecht van het Europees Parlement

Artikel 55 Informatie-uitwisseling tussen autoriteiten

Artikel 56 Doorgifte van informatie aan centrale banken, monetaire autoriteiten, Europese toezichthoudende autoriteiten en het Europees Comité voor systeemrisico's

Artikel 57 Openbaarmaking van informatie aan overheidsdiensten die met financiële wetgeving zijn belast

Artikel 58 Voorwaarden voor informatie-uitwisseling

Artikel 59 Nationale bepalingen van prudentiële aard

TITEL VI SLOTBEPALINGEN

Artikel 60 Samenwerking tussen de lidstaten, de Commissie en EIOPA

Artikel 61 Verwerking van persoonsgegevens

Artikel 62 Evaluatie en herziening

Artikel 63 Wijziging van Richtlijn 2009/138/EG

Artikel 64 Omzetting

Artikel 65 Intrekking

Artikel 66 Inwerkingtreding

Artikel 67 Adressaten

BIJLAGE I

BIJLAGE II