Home

Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 betreffende verzekeringsdistributie (herschikking) (Voor de EER relevante tekst)

Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad van 20 januari 2016 betreffende verzekeringsdistributie (herschikking) (Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 53, lid 1, en artikel 62,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),

Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(2),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Een aantal wijzigingen moet aan Richtlijn 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad(3) worden aangebracht. Die richtlijn dient terwille van de duidelijkheid te worden herschikt.

  2. Aangezien het voornaamste doel en onderwerp van deze herschikking de harmonisatie van nationale voorschriften inzake verzekerings- en herverzekeringsdistributie is, en die activiteiten in de hele Unie plaatsvinden, dient deze nieuwe richtlijn te worden gegrond op artikel 53, lid 1, en artikel 62 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De vorm van een richtlijn wordt passend geacht, zodat uitvoeringsbepalingen op de onder deze richtlijn vallende gebieden, indien nodig, aan eventuele specifieke kenmerken van het markt- en rechtssysteem in elke lidstaat kunnen worden aangepast. Deze richtlijn is ook bedoeld om de nationale regelingen voor de toegang tot het verzekerings- en herverzekeringsdistributiebedrijf te coördineren.

  3. Deze richtlijn is echter gericht op minimale harmonisatie en mag derhalve de lidstaten niet beletten strengere voorschriften ter bescherming van de klanten te handhaven of in te voeren, mits die voorschriften stroken met het Unierecht, inclusief deze richtlijn.

  4. Verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen vervullen bij de distributie van verzekerings- en herverzekeringsproducten in de Unie een centrale rol.

  5. Verscheidene soorten personen of instellingen, zoals agenten, makelaars, bankverzekeraars, verzekeringsondernemingen, reisagenten en autoverhuurbedrijven, kunnen verzekeringsproducten distribueren. De gelijke behandeling van marktdeelnemers en de bescherming van de klant vergen dat al deze personen en instellingen onder deze richtlijn vallen.

  6. Consumenten moeten hetzelfde beschermingsniveau genieten ondanks de verschillen tussen de distributiekanalen. Om te garanderen dat hetzelfde beschermingsniveau geldt en dat de consument kan vertrouwen op vergelijkbare normen, met name op het gebied van openbaarmaking van informatie, is een gelijk speelveld tussen distributeurs essentieel.

  7. Uit de toepassing van Richtlijn 2002/92/EG is gebleken dat een aantal bepalingen nader moet worden gepreciseerd om de uitoefening van het verzekeringsdistributiebedrijf te vergemakkelijken, en dat ter wille van de bescherming van de consument het toepassingsgebied van die richtlijn moet worden uitgebreid tot alle verkopen van verzekeringsproducten. Verzekeringsondernemingen die verzekeringsproducten rechtstreeks verkopen, moeten op dezelfde wijze als verzekeringsagenten en -makelaars onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen.

  8. Om te kunnen garanderen dat hetzelfde beschermingsniveau geldt ongeacht het verkoopkanaal waarlangs de klant een verzekeringsproduct koopt, rechtstreeks van een verzekeringsonderneming dan wel onrechtstreeks via een tussenpersoon, moet de richtlijn niet alleen op verzekeringsondernemingen of tussenpersonen van toepassing zijn maar ook op andere marktdeelnemers die als nevenactiviteit verzekeringsproducten verkopen, zoals reisbureaus en autoverhuurbedrijven, tenzij zij aan de voorwaarden voor vrijstelling voldoen.

  9. Tussen de nationale bepalingen bestaan nog belangrijke verschillen die belemmeringen vormen voor de toegang tot en de uitoefening van het verzekerings- en herverzekeringsdistributiebedrijf in de interne markt. De interne markt in de Unie moet verder worden versterkt en er moet een echte interne markt voor levens- en schadeverzekeringsproducten en -diensten worden bevorderd.

  10. Uit de huidige en recente financiële turbulenties is duidelijk gebleken hoe belangrijk het is in alle financiële sectoren voor een doeltreffende consumentenbescherming te zorgen. Het verdient daarom aanbeveling het vertrouwen van klanten te versterken en voor een eenvormiger wettelijke behandeling van de distributie van verzekeringsproducten te zorgen, teneinde overal in de Unie een adequaat niveau van consumentenbescherming tot stand te brengen. Het niveau van consumentenbescherming moet ten opzichte van Richtlijn 2002/92/EG worden verhoogd zodat er minder behoefte is aan uiteenlopende nationale maatregelen. Het is belangrijk rekening te houden met het specifieke karakter van verzekeringsovereenkomsten ten opzichte van beleggingsproducten die vallen onder Richtlijn 2014/65/EU van het Europees Parlement en de Raad(4). De distributie van verzekeringsovereenkomsten, met inbegrip van verzekeringen met een beleggingscomponent, moet daarom worden gereguleerd door middel van deze richtlijn en worden afgestemd op Richtlijn 2014/65/EU. De minimumnormen moeten worden verhoogd wat betreft de distributievoorschriften en een gelijk speelveld moet worden gecreëerd voor alle verzekeringen met een beleggingscomponent.

  11. Deze richtlijn moet van toepassing zijn op personen wier werkzaamheden erin bestaan diensten op het gebied van verzekerings- of herverzekeringsdistributie aan derden te verlenen.

  12. Deze richtlijn moet van toepassing zijn op personen wier werkzaamheden erin bestaan op basis van door de klant via een website of andere media geselecteerde criteria informatie over een of meer verzekeringsovereenkomsten te verstrekken, of een rangorde van verzekeringsproducten of een korting op de prijs van een verzekeringsovereenkomst te verstrekken, wanneer de klant aan het eind van het proces de mogelijkheid heeft rechtstreeks of onrechtstreeks een verzekeringsovereenkomst te sluiten. Deze richtlijn mag niet van toepassing zijn op websites die worden beheerd door overheidsinstanties of consumentenorganisaties, die niet gericht zijn op het sluiten van een overeenkomst, maar louter verzekeringsproducten vergelijken die op de markt beschikbaar zijn.

  13. De richtlijn mag niet van toepassing zijn op louter inleidende activiteiten die bestaan uit het verstrekken van gegevens en informatie over potentiële verzekeringnemers aan verzekerings- of herverzekeringstussenpersonen of -ondernemingen of van informatie over verzekerings- of herverzekeringsproducten of een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon of -onderneming aan potentiële verzekeringnemers.

  14. Deze richtlijn mag niet van toepassing zijn op personen met een andere beroepswerkzaamheid, zoals belastingconsulenten, accountants of advocaten, die in het kader van die andere beroepswerkzaamheid incidenteel advies op verzekeringsgebied verstrekken, noch personen die louter informatie van algemene aard over verzekeringsproducten verstrekken, zonder het oogmerk de klant te assisteren bij de sluiting of uitvoering van een verzekerings- of een herverzekeringsovereenkomst. Deze richtlijn mag niet van toepassing zijn op het beroepshalve afhandelen van schadegevallen voor een verzekerings- of herverzekeringsonderneming, en evenmin op de schaderegeling en schade-expertise.

  15. Deze richtlijn mag niet van toepassing zijn op personen die verzekeringsdistributie als nevenactiviteit uitoefenen („nevenverzekeringstussenpersonen”), wanneer de premie een bepaald bedrag niet overstijgt en de gedekte risico’s beperkt zijn. Een dergelijke verzekering kan een aanvulling vormen op een goed of een dienst, met name in verband met het risico van het niet gebruikmaken van een dienst waarvan verwacht wordt dat er op een gegeven moment gebruik van gemaakt zal worden, zoals een treinreis, een lidmaatschap van een fitnessstudio of een seizoenskaart van een theater, en andere risico’s die verband houden met reizen, zoals een reisannuleringsverzekering of een verzekering tegen het verlies van bagage. Om er echter voor te zorgen dat de activiteit van verzekeringsdistributie altijd gepaard gaat met een adequaat niveau van consumentenbescherming, dient een verzekeringsonderneming of een verzekeringstussenpersoon, die de distributieactiviteit uitoefent via een nevenverzekeringstussenpersoon die is vrijgesteld van de toepassing van de vereisten van deze richtlijn, er toch voor te zorgen dat aan bepaalde basisvereisten wordt voldaan, zoals het bekendmaken van zijn identiteit en van de wijze waarop een klacht kan worden ingediend, en dat er rekening wordt gehouden met de verlangens en behoeften van de consument.

  16. Deze richtlijn moet garanderen dat hetzelfde beschermingsniveau geldt en dat alle consumenten op vergelijkbare normen kunnen vertrouwen. Deze richtlijn moet een gelijk speelveld en concurrentie onder dezelfde voorwaarden bevorderen voor tussenpersonen, ongeacht of zij aan een verzekeringsonderneming verbonden zijn. Consumenten hebben er baat bij als verzekeringsproducten via verschillende kanalen en tussenpersonen met verschillende vormen van samenwerking met verzekeringsondernemingen worden gedistribueerd op voorwaarde dat zij vergelijkbare regels inzake consumentenbescherming moeten toepassen. De lidstaten dienen hier rekening mee te houden bij de tenuitvoerlegging van deze richtlijn.

  17. Deze richtlijn moet rekening houden met de verschillende soorten distributiekanalen. De richtlijn moet bijvoorbeeld rekening houden met de kenmerken van verzekeringstussenpersonen die contractueel verplicht zijn om uitsluitend verzekeringen te distribueren van een of meer verzekeringsondernemingen (gebonden verzekeringstussenpersonen) die in sommige lidstaten bestaan en moet passende en proportionele voorwaarden creëren voor de verschillende soorten van distributie. De lidstaten moeten met name kunnen bepalen dat de verzekerings- of herverzekeringsdistributeur die verantwoordelijk is voor de activiteit van een verzekerings-, herverzekerings- of nevenverzekeringstussenpersoon, ervoor moet zorgen dat die tussenpersoon aan de voorwaarden voor inschrijving in het register voldoet en die tussenpersoon in een register moet inschrijven.

  18. Verzekerings-, herverzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen die natuurlijke personen zijn, moeten bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij hun woonplaats hebben in een register worden ingeschreven. Ten aanzien van personen die dagelijks forenzen tussen de lidstaat waar zij woonachtig zijn (particuliere woonplaats) en de lidstaat van waaruit zij hun bemiddelingsactiviteit uitoefenen (professionele woonplaats), moet de lidstaat van inschrijving de lidstaat zijn waar de professionele woonplaats is gevestigd. Verzekerings-, herverzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen die rechtspersonen zijn, moeten bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar zij hun statutaire zetel (of, indien zij volgens hun nationale recht geen statutaire zetel hebben, hun hoofdkantoor) hebben in een register worden ingeschreven. De lidstaten moeten kunnen toestaan dat andere instanties samenwerken met de bevoegde autoriteiten bij de registratie en regulering van verzekeringstussenpersonen. Verzekerings-, herverzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen moeten in een register worden ingeschreven op voorwaarde dat zij voldoen aan strenge beroepsvereisten inzake bekwaamheid, betrouwbaarheid, dekking tegen beroepsaansprakelijkheid en financiële draagkracht. Tussenpersonen die reeds in lidstaten zijn geregistreerd, hoeven niet nogmaals te worden ingeschreven uit hoofde van deze richtlijn.

  19. Het feit dat verzekeringstussenpersonen niet in de gehele Unie werkzaam kunnen zijn, belemmert de goede werking van de interne verzekeringsmarkt. Deze richtlijn is een belangrijke stap op weg naar betere consumentenbescherming en sterkere marktintegratie.

  20. Verzekerings-, herverzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen moeten ook gebruik kunnen maken van de bij het VWEU vastgestelde rechten op het gebied van vrijheid van vestiging en vrijheid van dienstverlening. Bijgevolg moet een registerinschrijving in hun lidstaat van herkomst verzekerings-, herverzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen in staat stellen overeenkomstig de beginselen van vrijheid van vestiging en vrijheid van dienstverlening in andere lidstaten werkzaam te zijn, op voorwaarde dat tussen de bevoegde autoriteiten de vereiste kennisgevingsprocedures zijn gevolgd.

  21. Om te zorgen voor een kwalitatief hoogwaardige dienstverlening en een effectieve consumentenbescherming, moeten de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst nauw met elkaar samenwerken bij de handhaving van de bij deze richtlijn vastgestelde verplichtingen. Indien verzekerings-, herverzekerings- of nevenverzekeringstussenpersonen actief zijn in verschillende lidstaten uit hoofde van de vrijheid van dienstverlening, moet de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst ervoor verantwoordelijk zijn dat wordt voldaan aan de bij deze richtlijn vastgestelde verplichtingen ten aanzien van alle activiteiten op de interne markt. Indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst merkt dat op haar grondgebied niet wordt voldaan aan de verplichtingen, stelt zij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst op de hoogte, die dan verplicht moet worden de nodige actie te ondernemen. Dit is met name het geval bij schendingen van de regels inzake betrouwbaarheid, beroepskennis en vakbekwaamheidsvereisten of van de gedragsregels. Bovendien moet de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst in staat zijn te interveniëren, als de lidstaat van herkomst nalaat de nodige actie te ondernemen of als de actie ontoereikend is.

  22. In geval van de vestiging van een bijkantoor of van een permanente aanwezigheid in een andere lidstaat is het gepast de verantwoordelijkheid voor de handhaving te verdelen over de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst. Terwijl de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst verantwoordelijk moet blijven voor de naleving van de verplichtingen die betrekking hebben op het gehele bedrijf — zoals de regels betreffende beroepsvereisten — op grond van dezelfde regels als deze die van toepassing zijn op de dienstverlening, moet de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst de verantwoordelijkheid op zich nemen voor de handhaving van de regels inzake informatievereisten en gedragsregels met betrekking tot de diensten die op haar grondgebied worden geleverd. Als de bevoegde autoriteit van een land van ontvangst echter merkt dat er op haar grondgebied niet wordt voldaan aan verplichtingen met betrekking waartoe deze richtlijn geen verantwoordelijkheid toekent aan de lidstaat van ontvangst, stelt zij de bevoegde autoriteit van de lidstaat van herkomst daarvan in kennis die dan verplicht moet worden de nodige actie te ondernemen. Dit is met name het geval bij schendingen van de regels inzake betrouwbaarheid, beroepskennis en vakbekwaamheidsvereisten. Bovendien moet de bevoegde autoriteit van de lidstaat van ontvangst in staat zijn te interveniëren, als de lidstaat van herkomst nalaat de nodige actie te ondernemen of als de actie ontoereikend is.

  23. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten moeten over alle nodige middelen beschikken om te garanderen dat verzekerings-, herverzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen overal in de Unie hun activiteiten op ordelijke wijze uitoefenen, ongeacht of deze activiteiten op grond van het recht van vestiging dan wel in het kader van het vrije verkeer van diensten worden verricht. Met het oog op de doeltreffendheid van het toezicht moeten alle acties die door de bevoegde autoriteiten worden ondernomen, in verhouding staan tot de aard, omvang en complexiteit van de risico’s die inherent zijn aan de activiteiten van de desbetreffende distributeur, ongeacht het belang van de betrokken distributeur voor de algehele financiële stabiliteit van de markt.

  24. De lidstaten moeten één informatieloket instellen dat toegang verschaft tot hun registers voor verzekerings-, herverzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen. Dit informatieloket moet ook een hyperlink naar de betrokken bevoegde autoriteit in elke lidstaat tonen. Om de transparantie te verhogen en grensoverschrijdende handel te vergemakkelijken, moet de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (European Insurance and Occupational Pensions Authority — EIOPA), die is opgericht bij Verordening (EU) nr. 1094/2010 van het Europees Parlement en de Raad(5), één elektronische databank instellen van gegevens over iedere verzekerings-, herverzekerings- en nevenverzekeringstussenpersoon die een voornemen kenbaar heeft gemaakt zijn recht op vrijheid van vestiging of vrijheid van dienstverlening uit te oefenen, en die databank openbaar maken en bijhouden. Hiertoe moeten de lidstaten de EIOPA onverwijld alle relevante informatie verstrekken. De databank moet telkens een hyperlink naar de betrokken bevoegde autoriteit in elke lidstaat tonen. Alle bevoegde autoriteiten van alle lidstaten moeten op hun website een hyperlink naar deze databank plaatsen.

  25. Elke permanente aanwezigheid van een tussenpersoon op het grondgebied van een andere lidstaat die vergelijkbaar is met een bijkantoor moet op dezelfde wijze als een bijkantoor worden behandeld, tenzij de tussenpersoon op wettige wijze de aanwezigheid in een andere rechtsvorm opzet. Dit zou het geval kunnen zijn, naar gelang de verdere omstandigheden, zelfs indien die aanwezigheid niet formeel de vorm heeft van een bijkantoor, maar enkel bestaat uit een kantoor, beheerd door de eigen medewerkers van de tussenpersoon of door een zelfstandig persoon die echter gemachtigd is duurzaam voor die tussenpersoon op te treden zoals een agent zou doen.

  26. De respectieve rechten en verantwoordelijkheden van de lidstaten van herkomst en de lidstaten van ontvangst met betrekking tot het toezicht op verzekerings-, herverzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen die door hen zijn ingeschreven of die uit hoofde van de vrijheid van vestiging of de vrijheid van dienstverlening op hun grondgebied het verzekerings- of herverzekeringsdistributiebedrijf uitoefenen, moeten duidelijk worden vastgesteld.

  27. Om problemen te kunnen oplossen wanneer een verzekerings- of nevenverzekeringstussenpersoon is gevestigd in een lidstaat met als enig doel om niet te hoeven voldoen aan de regels van een andere lidstaat waar hij volledig of hoofdzakelijk zijn activiteiten uitoefent, kan de mogelijkheid voor de lidstaat van ontvangst om preventieve maatregelen te nemen een goede oplossing zijn, indien zijn activiteiten het goede functioneren van de verzekerings- en herverzekeringsmarkt van de lidstaat van ontvangst ernstig in gevaar brengt, en mag niet door deze richtlijn worden belet. Deze maatregelen mogen echter geen obstakel vormen voor het vrije verkeer van diensten en de vrijheid van vestiging, of een belemmering voor grensoverschrijdende activiteiten.

  28. Het is van belang een hoge mate van professionaliteit en vakbekwaamheid te garanderen bij verzekerings-, herverzekerings- en nevenverzekeringstussenpersonen en bij de werknemers van rechtstreekse verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die betrokken zijn bij activiteiten ter voorbereiding van, tijdens en na de verkoop van verzekerings- en herverzekeringspolissen. Daarom moet de vakkennis van tussenpersonen en nevenverzekeringstussenpersonen en van werknemers van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen beantwoorden aan de mate van complexiteit van die activiteiten. Nevenverzekeringstussenpersonen moeten de bepalingen en voorwaarden van de polissen die zij distribueren kennen en, in voorkomend geval, de regels inzake het afhandelen van schadegevallen en klachten.

  29. Er moet voor voortdurende opleiding en bijscholing worden gezorgd. Deze opleiding en bijscholing moeten verschillende soorten leermogelijkheden omvatten, waaronder cursussen, e-learning en mentoraat. Zaken als vorm, inhoud en vereiste getuigschriften of ander passend bewijs, zoals een inschrijving in het register of het met succes afleggen van een examen, moeten door de lidstaten worden gereguleerd.

  30. De integriteitsvereisten dragen bij tot een gezonde en betrouwbare verzekeringssector en de doelstelling van een adequate bescherming van de verzekeringnemers. Deze vereisten behelzen onder meer een blanco strafblad of een ander nationaal equivalent met betrekking tot bepaalde strafbare feiten zoals schendingen op grond van de wetgeving inzake de financiële dienstverlening, betreffende oneerlijkheid, fraude of financiële criminaliteit, en andere schendingen op grond van het vennootschapsrecht, de faillissementswetgeving of de insolventiewetgeving.

  31. Het is eveneens van belang dat de relevante personen in de leiding van een verzekerings-, herverzekerings- of nevenverzekeringstussenpersoon, die betrokken zijn bij de distributie van verzekerings- of herverzekeringsproducten, alsmede de relevante werknemers van een verzekerings- of herverzekeringsdistributeur die rechtstreeks betrokken zijn bij de distributie van verzekeringen en herverzekeringen over voldoende kennis en vakbekwaamheid beschikken voor het uitoefenen van de distributieactiviteit. Een adequaat niveau van kennis en vakbekwaamheid moet worden gewaarborgd door eisen te stellen aan de kennis en beroepsvaardigheden van die personen.

  32. De lidstaten hoeven echter managers en werknemers die niet rechtstreeks betrokken zijn bij de distributie van verzekerings- of herverzekeringsproducten niet als relevante personen te beschouwen. Ten aanzien van verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen en -ondernemingen moeten alle personen die rechtstreeks betrokken zijn bij de distributieactiviteit over voldoende kennis en vakbekwaamheid beschikken, met bepaalde uitzonderingen, zoals degenen die zich alleen met administratieve taken bezighouden. Ten aanzien van nevenverzekeringstussenpersonen moeten ten minste de personen die verantwoordelijk zijn voor het als nevenactiviteit distribueren van verzekeringen worden beschouwd als relevante werknemers die over voldoende kennis en vakbekwaamheid moeten beschikken. Indien de verzekerings- en herverzekeringsdistributeur een rechtspersoon is, moeten de personen in de leiding die belast zijn met de uitvoering van beleid en procedures die verband houden met de activiteit van het distribueren van verzekerings- of herverzekeringsproducten ook voldoen aan de vereisten inzake kennis en vakbekwaamheid. Daartoe moet de persoon die binnen de verzekerings-, herverzekerings- en nevenverzekeringstussenpersoon verantwoordelijk is voor de activiteit van het distribueren van verzekerings- of herverzekeringsproducten altijd voldoen aan de vereisten inzake kennis en vakbekwaamheid.

  33. De lidstaten moeten erop toezien dat verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen die particulieren adviseren over verzekeringen met een beleggingscomponent of deze aan hen verkopen, over voldoende kennis en vakbekwaamheid met betrekking tot de bewuste producten beschikken. Een dergelijke kennis en vakbekwaamheid zijn des te belangrijker gezien de toenemende complexiteit van verzekeringen met een beleggingscomponent en de voortdurende vernieuwingen waaraan ze onderworpen zijn. De aanschaf van een verzekering met een beleggingscomponent houdt een zeker risico in en de belegger moet op de verstrekte informatie en de kwaliteit van de aangeboden beoordelingen kunnen vertrouwen. Daarnaast moeten de werknemers over voldoende tijd en middelen beschikken om de klant alle relevante informatie over de aangeboden producten te kunnen verstrekken.

  34. De coördinatie van de nationale bepalingen betreffende de vereisten inzake vakbekwaamheid en de registratie van personen die het verzekerings- of herverzekeringsdistributiebedrijf aanvangen en uitoefenen, kan bijdragen aan zowel de voltooiing van de interne markt voor financiële diensten als een betere bescherming van de consument op dit gebied.

  35. Om de grensoverschrijdende handel te stimuleren, moeten beginselen voor de wederzijdse erkenning van de kennis en vakbekwaamheden van tussenpersonen worden ingevoerd.

  36. Ondanks het bestaande Europese paspoortstelsel voor verzekeraars en tussenpersonen blijft de verzekeringsmarkt in de Unie sterk versnipperd. Om de grensoverschrijdende handel te vergemakkelijken en de transparantie voor de klant te verhogen, moeten de lidstaten de op hun grondgebied geldende regels van algemeen belang bekendmaken en moeten een centraal elektronisch register en informatie over de op verzekerings- en herverzekeringsdistributie toepasselijke regels van algemeen belang van alle lidstaten publiek beschikbaar worden gemaakt.

  37. Samenwerking en uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten zijn ter bescherming van de consument en ter verzekering van een gezond verzekerings- en herverzekeringsbedrijf in de interne markt van wezenlijk belang. Uitwisseling van informatie moet met name worden bevorderd, zowel gedurende de registratieprocedure als op permanente basis, ten aanzien van informatie over de betrouwbaarheid en de kennis en vakbekwaamheid van de personen die verantwoordelijk zijn voor de uitoefening van het verzekerings- of herverzekeringsdistributiebedrijf.

  38. Er is behoefte aan geschikte en doeltreffende buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures in de lidstaten om geschillen tussen verzekeringsdistributeurs en consumenten te beslechten, zo mogelijk met gebruikmaking van bestaande procedures. Deze procedures moeten beschikbaar zijn om geschillen met betrekking tot de bij deze richtlijn vastgestelde rechten en plichten te behandelen. Dergelijke buitengerechtelijke klachten- en beroepsprocedures zijn gericht op een snellere en goedkopere beslechting van geschillen tussen distributeurs en klanten.

  39. Doordat tal van verzekeringstussenpersonen en -ondernemingen almaar meer verschillende werkzaamheden gelijktijdig uitoefenen, neemt de kans toe dat belangenconflicten ontstaan tussen deze verschillende werkzaamheden en de belangen van hun klanten. Daarom is het noodzakelijk dat er regels worden vastgesteld om te voorkomen dat dergelijke conflicten de belangen van de klant schaden.

  40. De klant moet vooraf duidelijke informatie krijgen over de status van de personen die het verzekeringsproduct verkopen en over het soort vergoeding dat zij ontvangen. Deze informatie moet vóór het sluiten van de overeenkomst aan de klant worden verstrekt. De bedoeling hiervan is de relatie tussen de verzekeringsonderneming en de tussenpersoon, in voorkomend geval, alsook het soort vergoeding van de tussenpersoon te tonen.

  41. Teneinde de klant in het bezit te stellen van informatie over verleende verzekeringsdistributiediensten ongeacht of hij via een tussenpersoon dan wel rechtstreeks van een verzekeringsonderneming koopt, en teneinde concurrentieverstoring te voorkomen doordat verzekeringsondernemingen ertoe worden aangezet rechtstreeks aan klanten te verkopen in plaats van via tussenpersonen om de informatievereisten te ontwijken, moeten ook verzekeringsondernemingen worden verplicht klanten informatie te verstrekken over de aard van de vergoeding die hun werknemers voor de verkoop van verzekeringsproducten ontvangen.

  42. Verzekeringstussenpersonen en verzekeringsondernemingen zijn onderworpen aan uniforme vereisten bij het distribueren van verzekeringen met een beleggingscomponent, als bepaald in Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad(6). In aanvulling op de informatie die vereist is in de vorm van het essentiële-informatiedocument, moeten distributeurs van verzekeringen met een beleggingscomponent aanvullende informatie verschaffen over alle distributiekosten die niet reeds zijn opgenomen in het essentiële-informatiedocument, om de klant in staat te stellen inzicht te krijgen in wat het cumulatieve effect is van die samengevoegde kosten op het rendement van de belegging. Deze richtlijn moet daarom regels vastleggen voor de verstrekking van informatie over de kosten van de distributie van verzekeringen met een beleggingscomponent.

  43. Aangezien deze richtlijn bedoeld is om de bescherming van de consument te verbeteren, zijn sommige bepalingen ervan alleen van toepassing op de relatie bedrijf-klant (B2C), met name de bepalingen betreffende de gedragsregels voor verzekeringstussenpersonen of andere verkopers van verzekeringsproducten.

  44. Om misleidende verkopen te vermijden, moet de verkoop van verzekeringsproducten altijd vergezeld gaan van een verlangens-en-behoeftentest op basis van de informatie die is verkregen van de klant. Een verzekeringsproduct dat wordt voorgesteld aan de klant moet altijd consistent zijn met de verlangens en behoeften van de klant en moet worden gepresenteerd op begrijpelijke wijze zodat de klant met kennis van zaken een beslissing kan nemen.

  45. Wanneer voorafgaand aan de verkoop van een verzekeringsproduct advies wordt gegeven, in aanvulling op de plicht om de verlangens en behoeften van de klant te specificeren, moet een gepersonaliseerde aanbeveling aan de klant worden gedaan waarin wordt uitgelegd waarom een bepaald product het best aansluit bij de verlangens en behoeften van de klant.

  46. De lidstaten moeten voorschrijven dat het vergoedingenbeleid van verzekeringsdistributeurs met betrekking tot hun werknemers of vertegenwoordigers geen afbreuk doet aan hun vermogen om in het beste belang van hun klanten te handelen of een passende aanbeveling te doen of informatie te verstrekken in een correcte, duidelijke en niet-misleidende vorm. Vergoeding gebaseerd op verkoopdoelstellingen mag geen prikkel vormen om een bepaald product aan te bevelen aan de klant.

  47. Het is voor de consument van wezenlijk belang te weten of hij met een tussenpersoon te maken heeft die advies geeft op basis van een eerlijke en persoonlijke analyse. Om te beoordelen of het aantal overeenkomsten en verzekeraars dat door de tussenpersoon wordt overwogen voldoende groot is om een eerlijke en persoonlijke analyse te kunnen maken, moet onder meer rekening worden gehouden met de behoeften van de klant, het aantal verzekeraars op de markt, het marktaandeel van die verzekeraars, het aantal relevante verzekeringsproducten dat iedere verzekeraar aanbiedt en de kenmerken van die producten. Deze richtlijn mag lidstaten er niet van weerhouden om voor te schrijven dat een verzekeringstussenpersoon die advies wenst te geven op basis van een eerlijke en persoonlijke analyse over een verzekeringsovereenkomst een dergelijk advies moet geven over alle verzekeringsovereenkomsten die hij distribueert.

  48. Voorafgaand aan de sluiting van een overeenkomst, ook in het geval van verkoop zonder advies, moet de klant de nodige informatie worden verstrekt over het verzekeringsproduct om hem in staat te stellen met kennis van zaken een beslissing te nemen. Een informatiedocument over het verzekeringsproduct moet gestandaardiseerde informatie bevatten over schadeverzekeringsproducten. Het moet worden opgesteld door de relevante verzekeringsonderneming of, in de betrokken lidstaten, de verzekeringstussenpersoon die het verzekeringsproduct ontwikkelt. De verzekeringstussenpersoon moet de klant de voornaamste kenmerken van de door hem verkochte verzekeringsproducten uitleggen en de werknemers moeten derhalve voldoende tijd en middelen krijgen om dit te doen.

  49. In geval van groepsverzekeringen moet onder „klant” worden verstaan, de vertegenwoordiger van een groep leden die een verzekeringsovereenkomst afsluit namens een groep leden waarbij de afzonderlijke leden niet een individueel besluit kunnen nemen om zich aan te sluiten, zoals bij een verplichte bedrijfspensioenregeling. De vertegenwoordiger van de groep moet onverwijld na de inschrijving van het lid in de groepsverzekering, in voorkomend geval, het informatiedocument over het verzekeringsproduct en de informatie over de gedragsregels van de distributeur verstrekken.

  50. Er moeten uniforme regels worden vastgesteld om de klant de keuze te geven van de drager waarop informatie wordt verstrekt, waarbij ook het gebruik van elektronische communicatie moet worden toegestaan wanneer dat gezien de omstandigheden van de transactie aangewezen is. De klant moet er echter voor kunnen kiezen de informatie op papier te ontvangen. Ter wille van de toegang van de klant tot informatie moet alle precontractuele informatie kosteloos toegankelijk zijn.

  51. Het is minder noodzakelijk voor te schrijven dat dergelijke inlichtingen worden verstrekt wanneer de klant de herverzekering of de verzekering van commerciële en industriële risico’s wenst, of uitsluitend om verzekeringen met een beleggingscomponent te distribueren, wanneer de klant een professionele klant is als bepaald in Richtlijn 2014/65/EU.

  52. Deze richtlijn moet de minimumverplichtingen van verzekeringsdistributeurs inzake informatieverstrekking aan hun klanten bepalen. Een lidstaat moet in dit verband de mogelijkheid hebben strengere bepalingen te handhaven of aan te nemen welke kunnen worden opgelegd aan de verzekeringsdistributeurs en verzekeringsondernemingen die op zijn grondgebied het verzekeringsdistributiebedrijf uitoefenen, ongeacht de bepalingen van hun lidstaat van herkomst, op voorwaarde dat die strengere bepalingen in overeenstemming zijn met het recht van de Unie, met inbegrip van Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad(7). lidstaten die naast de bepalingen van deze richtlijn de toepassing van extra voorschriften voor verzekeringsdistributeurs en voor de verkoop van verzekeringsproducten voorstellen en deze toepassen, moeten ervoor zorgen dat de uit die extra voorschriften voortvloeiende administratieve lasten in verhouding staan tot de bescherming voor de consument en beperkt blijven.

  53. Koppelverkoop is een gebruikelijke strategie die overal in de Unie door verzekeringsdistributeurs wordt gehanteerd. Een dergelijke strategie kan weliswaar voor klanten voordelen opleveren, maar kan ook de vorm aannemen van praktijken waarbij onvoldoende met de belangen van de klant rekening wordt gehouden. De richtlijn mag de distributie van polissen die meerdere verzekeringsrisico’s dekken niet beletten.

  54. De bepalingen van deze richtlijn ten aanzien van koppelverkoop laten de toepassing onverlet van de wetgevingshandelingen van de Unie waarin bepalingen zijn vastgesteld betreffende koppelverkooppraktijken voor bepaalde categorieën goederen of diensten.

  55. Om ervoor te zorgen dat verzekeringsproducten voldoen aan de behoeften van de doelmarkt moeten verzekeringsondernemingen — en, in de lidstaten waar, verzekeringstussenpersonen verzekeringsproducten ontwikkelen om deze aan klanten te verkopen, verzekeringstussenpersonen — een procedure voorhanden hebben, hanteren en evalueren voor de goedkeuring van elk verzekeringsproduct. Indien een verzekeringsdistributeur advies geeft over verzekeringsproducten die hij niet ontwikkelt of deze voorstelt, moet hij in ieder geval in staat zijn de kenmerken ervan en de beoogde doelmarkt van die producten te begrijpen. Deze richtlijn mag de variëteit en de flexibiliteit van de methoden die ondernemingen hanteren om nieuwe producten te ontwikkelen, niet beperken.

  56. Verzekeringen met een beleggingscomponent worden vaak aan klanten aangeboden als mogelijk alternatief of vervangingsmiddel voor beleggingsproducten die onder Richtlijn 2014/65/EU vallen. Om voor een consequente beleggersbescherming te zorgen en het risico van regelgevingsarbitrage te vermijden, is het van belang dat verzekeringsproducten met een beleggingscomponent niet alleen worden onderworpen aan de gedragsregels die zijn vastgesteld voor alle verzekeringsproducten, maar ook aan specifieke normen die zijn gericht op het beleggingselement in die producten. Die normen moeten onder meer betrekking hebben op het verstrekken van passende informatie, de deugdelijkheid van advies en beperkingen inzake de vergoeding.

  57. Om ervoor te zorgen dat enigerlei provisie of commissie dan wel een niet-geldelijke tegemoetkoming in verband met de distributie van een verzekering met een beleggingscomponent betaald aan of betaald door een andere partij dan de klant of een persoon namens de klant, geen nadelige effecten heeft op de kwaliteit van de aan de klant verleende dienst, dient de verzekeringsdistributeur voor passende en proportionele regelingen te zorgen om die nadelige effecten te vermijden. Daartoe moet de verzekeringsdistributeur beleidsmaatregelen en procedures betreffende belangenconflicten ontwikkelen, aannemen en regelmatig herzien om nadelige effecten op de kwaliteit van de aan de klant verleende dienst te vermijden, en moet hij ervoor zorgen dat de klant op adequate wijze wordt geïnformeerd over provisies, commissies of tegemoetkomingen.

  58. Teneinde naleving van deze richtlijn door verzekeringsondernemingen en personen die het verzekeringsdistributiebedrijf uitoefenen, te garanderen en ervoor te zorgen dat zij in de hele Unie op dezelfde wijze worden behandeld, moeten de lidstaten voorzien in bestuursrechtelijke sancties en andere maatregelen die doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn. In de mededeling van de Commissie van 8 december 2010 betreffende het versterken van sanctieregelingen in de financiële sector is een evaluatie van bestaande bevoegdheden en de praktische toepassing ervan uitgevoerd om de convergentie van de sancties en andere maatregelen te bevorderen. Daarom moeten de door de lidstaten vastgestelde bestuursrechtelijke sancties en andere maatregelen aan bepaalde essentiële vereisten voldoen op het gebied van adressaten, van in aanmerking te nemen criteria bij het opleggen van een sanctie of andere maatregel en van bekendmaking.

  59. Hoewel niets de lidstaten belet regels voor zowel bestuursrechtelijke als strafrechtelijke sancties vast te stellen voor dezelfde schendingen, mag de lidstaten niet worden voorgeschreven dat zij regels voor bestuursrechtelijke sancties vaststellen voor schendingen van deze richtlijn wanneer zij onder het nationale strafrecht vallen. Overeenkomstig hun nationale recht zijn de lidstaten niet verplicht zowel bestuursrechtelijke als strafrechtelijke sancties voor dezelfde schendingen op te leggen, maar zij moeten dit wel kunnen doen indien hun nationaal recht zulks toestaat. Het handhaven van strafrechtelijke sancties in plaats van bestuursrechtelijke sancties voor schendingen van deze richtlijn mag de bevoegde autoriteiten evenwel niet beperken of anderszins beïnvloeden in hun vermogen om voor de toepassing van deze richtlijn tijdig met bevoegde autoriteiten in andere lidstaten samen te werken, toegang te hebben tot informatie en informatie uit te wisselen, ook nadat de desbetreffende schendingen naar de bevoegde rechterlijke instanties zijn verwezen voor strafrechtelijke vervolging.

  60. De bevoegde autoriteiten moeten met name worden gemachtigd om geldboeten op te leggen die hoog genoeg zijn om actuele of potentiële winsten teniet te doen en die zelfs op grotere instellingen en de bestuurders daarvan een afschrikkend effect hebben.

  61. Om voor een consequente beleggersbescherming te zorgen en het risico van regelgevingsarbitrage te vermijden, is het van belang dat, ingeval van schendingen die verband houden met de distributie van een verzekering met een beleggingscomponent, bestuursrechtelijke sancties en de andere maatregelen die door de lidstaten worden vastgesteld worden afgestemd op die in Verordening (EU) nr. 1286/2014.

  62. Teneinde een consistente toepassing van de sancties in de hele Unie te garanderen, moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de bevoegde autoriteiten bij de vaststelling van de soort bestuursrechtelijke sancties of andere maatregelen en van de omvang van de bestuursrechtelijke geldboetes alle relevante omstandigheden in aanmerking nemen.

  63. Om ervoor te zorgen dat besluiten van de bevoegde autoriteiten over schendingen een afschrikwekkende werking hebben op het publiek in het algemeen en om de marktdeelnemers op de hoogte te stellen van gedrag dat beschouwd wordt als nadelig voor de consument, moeten die besluiten worden bekendgemaakt, mits de termijn voor het instellen van een beroep is verstreken en er geen beroep is ingesteld, tenzij bekendmaking de stabiliteit van de financiële markten of een lopend onderzoek in gevaar brengt. Indien in het nationale recht is bepaald dat de sanctie of andere maatregel waartegen beroep is ingesteld, moet worden bekendgemaakt, wordt deze informatie, alsmede het resultaat van het beroep, ook zonder onnodige vertraging bekendgemaakt. Als bekendmaking van de sanctie of andere maatregel de betrokken partijen in onevenredige mate zou schaden, moet de bevoegde autoriteit in elk geval kunnen besluiten de sancties of andere maatregel niet bekend te maken of ze anoniem bekend te maken.

  64. De bevoegde autoriteiten moeten over de nodige onderzoeksbevoegdheden beschikken om mogelijke schendingen op te sporen, en moeten tevens doeltreffende mechanismen opzetten om de melding van mogelijke of feitelijke schendingen mogelijk te maken.

  65. Deze richtlijn moet op zowel bestuursrechtelijke sancties als andere maatregelen betrekking hebben, ongeacht of deze in nationaal recht als een sanctie dan wel als een andere maatregel worden aangemerkt.

  66. Deze richtlijn moet de bepalingen van de nationale wetgevingen van de lidstaten met betrekking tot strafbare feiten onverlet laten.

  67. Teneinde de doelstellingen van deze richtlijn te verwezenlijken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten aanzien van het toezicht op producten en governancevereisten voor alle producten, en, in verband met de distributie van verzekeringen met een beleggingscomponent, de omgang met belangenconflicten, de voorwaarden waaronder „inducements’ kunnen worden betaald of ontvangen, en de beoordeling van geschiktheid en adequaatheid. Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden tot passende raadpleging overgaat, onder meer op deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement en de Raad.

  68. Technische normen voor financiële diensten moeten zorgen voor een consistente harmonisatie en een afdoende consumentenbescherming in de hele Unie. Aangezien de EIOPA een orgaan is met hooggespecialiseerde expertise, dient zij uitsluitend te worden belast met het opstellen van aan het Europees Parlement, de Raad en de Commissie voor te leggen ontwerpen van technische regulerings- en uitvoeringsnormen die geen beleidskeuzen vereisen.

  69. De Commissie moet, overeenkomstig de Consensus over gedelegeerde handelingen tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie, onverminderd de verdere herziening ervan, rekening houden met de bezwaarperiode, alsmede met de procedures van het Europees Parlement en de Raad ten aanzien van de datum van toezending van de gedelegeerde handeling. De Commissie moet bovendien, overeenkomstig de Consensus over gedelegeerde handelingen, onverminderd de verdere herziening ervan en, in voorkomend geval, Verordening (EU) nr. 1094/2010, passende transparantie betrachten en de juiste contacten onderhouden met het Europees Parlement en met de Raad alvorens de gedelegeerde handeling wordt aangenomen.

  70. Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad(8), en Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad(9) moet gelden voor de verwerking van gegevens door de EIOPA in het kader van deze richtlijn, onder toezicht van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming.

  71. Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, zoals verankerd in de Verdragen.

  72. Deze richtlijn mag niet te belastend zijn voor kleine en middelgrote verzekerings- en herverzekeringsdistributeurs. Een van de middelen om deze doelstelling te verwezenlijken is een juiste toepassing van het evenredigheidsbeginsel. Dit beginsel moet zowel worden toegepast op de vereisten voor verzekerings- en herverzekeringsdistributeurs als op de uitoefening van toezichthoudende bevoegdheden.

  73. Vijf jaar na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn moet een toetsing van deze richtlijn worden uitgevoerd om rekening te houden met de marktontwikkelingen en met ontwikkelingen op andere gebieden van het recht van de Unie of met de ervaringen van de lidstaten bij de tenuitvoerlegging van het recht van de Unie, met name met betrekking tot producten die onder Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad(10) vallen.

  74. Richtlijn 2002/92/EG moet 24 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn worden ingetrokken. Hoofdstuk III BIS van Richtlijn 2002/92/EG moet echter worden geschrapt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn.

  75. De verplichting tot omzetting van deze richtlijn in nationaal recht dient te worden beperkt tot de bepalingen die ten opzichte van die Richtlijn 2002/92/EG materieel zijn gewijzigd. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit die richtlijn.

  76. Deze richtlijn dient de verplichtingen van de lidstaten met betrekking tot de termijnen voor omzetting in nationaal recht van Richtlijn 2002/92/EG onverlet te laten.

  77. De Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd overeenkomstig artikel 28, lid 2, van Verordening (EG) nr. 45/2001 en bracht een advies uit op 23 november 2012(11).

  78. Daar de doelstellingen van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt, maar vanwege de omvang beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

  79. Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie van 28 september 2011 over toelichtende stukken, hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

HOOFDSTUK I TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES

Artikel 1 Toepassingsgebied

1.

Bij deze richtlijn worden voorschriften vastgesteld inzake de toegang tot en de uitoefening van het verzekerings- en herverzekeringsdistributiebedrijf in de Unie.

2.

Deze richtlijn is van toepassing op natuurlijke of rechtspersonen die in een lidstaat zijn gevestigd of zich daar wensen te vestigen voor de toegang tot en de uitoefening van de distributie van verzekerings- en herverzekeringsproducten.

3.

Deze richtlijn is niet van toepassing op tussenpersonen die als nevenactiviteit het verzekeringsdistributiebedrijf uitoefenen(„nevenverzekeringstussenpersonen”), wanneer alle volgende voorwaarden vervuld zijn:

  1. de verzekering is een aanvulling op de levering van een goed of de verrichting van een dienst door een aanbieder, en dekt:

    1. het risico van defect, verlies van, of beschadiging van, het door die aanbieder geleverde goed of het niet-gebruik van de dienst die geleverd wordt door die aanbieder, of

    2. beschadiging of verlies van bagage en andere risico’s die verbonden zijn aan een bij die aanbieder geboekte reis;

  2. het bedrag van de premie voor het verzekeringsproduct is, op jaarbasis pro rata berekend, niet hoger dan 600 EUR;

  3. in afwijking van punt b), indien de verzekering een aanvulling is op een dienst als bedoeld onder a) en de duur van de dienst gelijk is aan of minder dan drie maanden, het bedrag van de premie per persoon is niet hoger dan 200 EUR.

4.

De lidstaten dragen er zorg voor dat de verzekeringsonderneming of de verzekeringstussenpersoon, wanneer hij zijn distributieactiviteit uitoefent via een nevenverzekeringstussenpersoon die is vrijgesteld van de toepassing van deze richtlijn overeenkomstig lid 3, ervoor zorgt dat:

  1. informatie over de identiteit en het adres van de verzekeringsonderneming of de verzekeringstussenpersoon en over de in artikel 14 bedoelde procedures die klanten en overige belanghebbenden de mogelijkheid bieden klachten in te dienen, ter beschikking wordt gesteld aan de klant, voordat de overeenkomst wordt gesloten;

  2. er passende en proportionele regelingen bestaan om te voldoen aan de artikelen 17 en 24 en om rekening te houden met de verlangens en behoeften van de klant alvorens een overeenkomst wordt voorgesteld;

  3. het in artikel 20, lid 5, bedoelde informatiedocument over het verzekeringsproduct ter beschikking aan de klant wordt gesteld alvorens er een overeenkomst wordt gesloten.

5.

De lidstaten zorgen ervoor dat bevoegde autoriteiten toezicht houden op de markt, inclusief de markt voor nevenverzekeringsproducten die in of vanuit hun lidstaat op de markt worden gebracht, verspreid of verkocht. De EIOPA kan dit toezicht faciliteren en coördineren.

6.

Deze richtlijn is niet van toepassing op het verzekerings- en herverzekeringsdistributiebedrijf met betrekking tot buiten de Unie gesitueerde risico’s en verplichtingen.

Deze richtlijn doet evenmin afbreuk aan het recht van een lidstaat met betrekking tot het verzekering- en herverzekeringsdistributiebedrijf dat op zijn grondgebied uit hoofde van het vrij verrichten van diensten wordt uitgeoefend door in een derde land gevestigde verzekerings- en herverzekeringsondernemingen of verzekerings- en herverzekeringstussenpersonen, mits een gelijke behandeling wordt gewaarborgd voor alle personen die op deze markt het verzekerings- en herverzekeringsdistributiebedrijf uitoefenen of mogen uitoefenen.

Deze richtlijn reglementeert niet het verzekerings- en herverzekeringsdistributiebedrijf dat wordt verricht in derde landen.

De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de algemene moeilijkheden die hun verzekerings- of herverzekeringsdistributeurs ondervinden bij vestiging of uitoefening van het verzekerings- of herverzekeringsdistributiebedrijf in een derde land.

Artikel 2 Definities

1.

In deze richtlijn wordt verstaan onder:

  1. „verzekeringsdistributie”: de werkzaamheden die bestaan in het adviseren over, het voorstellen van, het realiseren van voorbereidend werk tot het sluiten van verzekeringsovereenkomsten, of in het sluiten van verzekeringsovereenkomsten, dan wel in het assisteren bij het beheer en de uitvoering van verzekeringsovereenkomsten, in het bijzonder in het geval van een schadegeval, daaronder inbegrepen het verstrekken van informatie over één of meerdere verzekeringsovereenkomsten op basis van criteria die een klant via een website of andere media kiest, en het opstellen van een ranglijst van verzekeringsproducten, met inbegrip van prijs- en productvergelijking, of van een korting op de premie van een verzekeringsovereenkomst, wanneer de klant rechtstreeks of onrechtstreeks via een website of andere media een verzekeringsovereenkomst kan sluiten;

  2. „herverzekeringsdistributie”: de werkzaamheden die bestaan in het adviseren over, het voorstellen van, het realiseren van voorbereidend werk tot het sluiten van herverzekeringsovereenkomsten, of in het sluiten van herverzekeringsovereenkomsten, dan wel in het assisteren bij het beheer en de uitvoering van herverzekeringsovereenkomsten, in het bijzonder in het geval van een schadegeval, ook wanneer deze werkzaamheden door een herverzekeringsonderneming worden uitgevoerd zonder tussenkomst van een herverzekeringstussenpersoon;

  3. „verzekeringstussenpersoon”: een natuurlijke of rechtspersoon die geen verzekerings- of herverzekeringsonderneming of een werknemer van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming is en die geen nevenverzekeringstussenpersoon is, en die, tegen vergoeding, toegang heeft tot het verzekeringsdistributiebedrijf of het verzekeringsdistributiebedrijf uitoefent;

  4. „nevenverzekeringstussenpersoon”: een natuurlijke of rechtspersoon die geen kredietinstelling is of geen beleggingsonderneming is in de zin van artikel 4, lid 1, punten 1) en 2), van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad(12) en die, tegen vergoeding, als nevenactiviteit toegang heeft tot het verzekeringsdistributiebedrijf of het verzekeringsdistributiebedrijf uitoefent, mits alle volgende voorwaarden vervuld zijn:

    1. de natuurlijke of rechtspersoon in kwestie heeft een andere hoofdberoepswerkzaamheid dan verzekeringsdistributie;

    2. de natuurlijke of rechtspersoon biedt alleen bepaalde verzekeringsproducten aan als aanvulling op een goed of dienst;

    3. de desbetreffende verzekeringsproducten omvatten niet de dekking van levensverzekerings- of aansprakelijkheidsrisico’s, tenzij die dekking het goed aanvult dat of de dienst aanvult die de tussenpersoon in het kader van zijn hoofdberoepswerkzaamheid aanbiedt;

  5. „herverzekeringstussenpersoon”: een natuurlijke of rechtspersoon die geen herverzekeringsonderneming is noch haar werknemers, en die, tegen vergoeding, toegang heeft tot het herverzekeringsdistributiebedrijf of het herverzekeringsdistributiebedrijf uitoefent;

  6. „verzekeringsonderneming”: een onderneming in de zin van artikel 13, punt 1, van Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad(13);

  7. „herverzekeringsonderneming”: een herverzekeringsonderneming in de zin van artikel 13, punt 4, van Richtlijn 2009/138/EG;

  8. „verzekeringsdistributeur”: een verzekeringstussenpersoon, een nevenverzekeringstussenpersoon, of een verzekeringsonderneming;

  9. „vergoeding”: een commissie, provisie of andere betaling, met inbegrip van economische voordelen van welke aard ook of enigerlei andere financiële of niet-financiële voordeel of stimulans, dat of die in verband met het verzekeringsdistributiebedrijf wordt aangeboden of verstrekt;

  10. „lidstaat van herkomst”:

    1. indien de tussenpersoon een natuurlijk persoon is, de lidstaat waar hij zijn woonplaats heeft;

    2. indien de tussenpersoon een rechtspersoon is, de lidstaat waar zijn statutaire zetel is gevestigd of, indien deze rechtspersoon volgens zijn nationale recht geen statutaire zetel heeft, de lidstaat waar zijn hoofdkantoor is gevestigd;

  11. „lidstaat van ontvangst”: de lidstaat waarin een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon een permanente aanwezigheid of vestiging heeft of diensten verricht en die niet zijn lidstaat van herkomst is;

  12. „bijkantoor”: een agentschap of bijkantoor van een tussenpersoon dat of die zich op het grondgebied van een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst bevindt;

  13. „nauwe banden”: nauwe banden in de zin van artikel 13, punt 17, van Richtlijn 2009/138/EG;

  14. „hoofdvestiging”: de plaats van waaruit de hoofdactiviteit wordt beheerd;

  15. „advies”: de verstrekking van een persoonlijke aanbeveling aan een klant op diens verzoek of op initiatief van de verzekeringsdistributeur met betrekking tot een of meer verzekeringsovereenkomsten;

  16. „grote risico’s”: grote risico’s in de zin van artikel 13, punt 27, van Richtlijn 2009/138/EG;

  17. „verzekering met een beleggingscomponent”: een verzekeringsproduct waarmee een waarde op vervaldag of een afkoopwaarde wordt aangeboden, en waarbij die waarde op vervaldag of afkoopwaarde geheel of gedeeltelijk is blootgesteld, direct of indirect, aan marktfluctuaties, met uitsluiting van:

    1. schadeverzekeringsproducten als vermeld in bijlage I bij Richtlijn 2009/138/EG (schadeverzekeringsbranches);

    2. levensverzekeringsovereenkomsten waarbij de contractuele uitkeringen enkel uitbetaald worden in geval van overlijden of bij onvermogen te wijten aan letsels, ziekte of invaliditeit;

    3. pensioenproducten die krachtens het nationale recht worden geacht voornamelijk tot doel te hebben de belegger van een pensioeninkomen te voorzien, en die de belegger het recht geven op bepaalde uitkeringen;

    4. officieel erkende bedrijfspensioenregelingen die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2003/41/EG of Richtlijn 2009/138/EG vallen;

    5. individuele pensioenproducten waarvoor naar nationaal recht een financiële bijdrage van de werkgever is vereist en waarbij de werkgever of de werknemer geen vrijheid heeft in de keuze van het pensioenproduct of de aanbieder;

  18. „duurzame drager”: ieder hulpmiddel:

    1. dat een klant in staat stelt om persoonlijk aan hem gerichte informatie op zodanige wijze op te slaan dat deze achteraf gedurende een voor het doel van de informatie toereikende periode kan worden geraadpleegd, en

    2. waarmee de opgeslagen informatie ongewijzigd kan worden gereproduceerd.

2.

Voor de toepassing van de punten 1) en 2) van lid 1 geldt dat geen van de volgende werkzaamheden als verzekeringsdistributie of herverzekeringsdistributie wordt beschouwd:

  1. het incidenteel verstrekken van informatie aan een klant in de context van een andere beroepswerkzaamheid, mits:

    1. de informatieverstrekker geen verdere stappen onderneemt om te assisteren bij de sluiting of uitvoering van een verzekeringsovereenkomst;

    2. het doel van die activiteit niet bestaat in het assisteren van de klant bij de sluiting of uitvoering van de herverzekeringsovereenkomst;

  2. het beroepshalve afhandelen van schadegevallen voor een verzekerings- of een herverzekeringsonderneming en schaderegeling en schade-expertise;

  3. het louter verstrekken van gegevens en informatie over potentiële verzekeringnemers aan verzekerings- of herverzekeringstussenpersonen of verzekerings- of herverzekeringsondernemingen mits de informatieverstrekker geen verdere stappen onderneemt om te assisteren bij de sluiting van een verzekerings- of herverzekeringsovereenkomst;

  4. het louter verstrekken van informatie over verzekerings- of herverzekeringsproducten of een verzekerings- of herverzekeringstussenpersoon of een verzekerings- of herverzekeringsonderneming aan potentiële verzekeringsnemers mits de informatieverstrekker geen verdere stappen onderneemt om te assisteren bij de sluiting van een verzekerings- of herverzekeringsovereenkomst.

HOOFDSTUK II INSCHRIJVINGSVEREISTEN

Artikel 3 Registerinschrijving

HOOFDSTUK III VRIJHEID VAN DIENSTVERLENING EN VRIJHEID VAN VESTIGING

Artikel 4 Uitoefening van de vrijheid van dienstverlening

Artikel 5 Niet-nakoming van de verplichtingen bij de uitoefening van het recht tot het vrij verrichten van diensten

Artikel 6 Uitoefening van de vrijheid van vestiging

Artikel 7 Verdeling van bevoegdheden tussen de lidstaat van herkomst en de lidstaat van ontvangst

Artikel 8 Niet-nakoming van de verplichtingen bij de uitoefening van de vrijheid van vestiging

Artikel 9 Bevoegdheden met betrekking tot nationale bepalingen die om redenen van algemeen belang zijn vastgesteld

HOOFDSTUK IV ORGANISATORISCHE VEREISTEN

Artikel 10 Vereisten inzake vakbekwaamheid en organisatorische vereisten

Artikel 11 Bekendmaking van regels van algemeen belang

Artikel 12 Bevoegde autoriteiten

Artikel 13 Samenwerking en uitwisseling van informatie tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten

Artikel 14 Klachten

Artikel 15 Buitengerechtelijke geschillenbeslechting

Artikel 16 Beperking met betrekking tot het gebruik van tussenpersonen

HOOFDSTUK V INFORMATIEVEREISTEN EN GEDRAGSREGELS

Artikel 17 Algemeen beginsel

Artikel 18 Door de verzekeringstussenpersoon of verzekeringsonderneming te verstrekken algemene informatie

Artikel 19 Belangenconflicten en transparantie

Artikel 20 Advies, en normen voor de verkoop indien geen advies wordt verstrekt

Artikel 21 Door de nevenverzekeringstussenpersoon te verstrekken informatie

Artikel 22 Vrijstelling van informatieverstrekking en flexibiliteitsclausule

Artikel 23 Voorwaarden inzake informatie

Artikel 24 Koppelverkoop

Artikel 25 Toezicht op producten en governancevereisten

HOOFDSTUK VI AANVULLENDE VEREISTEN MET BETREKKING TOT VERZEKERINGSPRODUCTEN MET EEN BELEGGINGSCOMPONENT

Artikel 26 Toepassingsgebied van bijkomende vereisten

Artikel 27 Voorkoming van belangenconflicten

Artikel 28 Belangenconflicten

Artikel 29 Informatieverstrekking aan klanten

Artikel 30 Beoordeling van de geschiktheid en adequaatheid, en verslaglegging aan klanten

HOOFDSTUK VII SANCTIES EN MAATREGELEN

Artikel 31 Bestuursrechtelijke sancties en andere maatregelen

Artikel 32 Bekendmaking van sancties en andere maatregelen

Artikel 33 Schendingen en sancties en andere maatregelen

Artikel 34 Doeltreffende toepassing van sancties en andere maatregelen

Artikel 35 Melding van schendingen

Artikel 36 Verstrekking van informatie over sancties en andere maatregelen aan de EIOPA

HOOFDSTUK VIII SLOTBEPALINGEN

Artikel 37 Gegevensbescherming

Artikel 38 Gedelegeerde handelingen

Artikel 39 Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

Artikel 40 Overgangsperiode

Artikel 41 Toetsing en evaluatie

Artikel 42 Omzetting

Artikel 43 Wijziging van Richtlijn 2002/92/EG

Artikel 44 Intrekking

Artikel 45 Inwerkingtreding

Artikel 46 Addressaten

BIJLAGE IMINIMUMVEREISTEN OP HET GEBIED VAN BEROEPSKENNIS EN VAKBEKWAAMHEID(als bedoeld in artikel 10, lid 2)

BIJLAGE II

BIJLAGE IIIConcordantietabel