Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties (Voor de EER relevante tekst)
Richtlijn 2014/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties (Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van de Europese Centrale Bank(1),
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(2),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(3),
Overwegende hetgeen volgt:
Overeenkomstig artikel 26, lid 2, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), omvat de interne markt een ruimte zonder binnengrenzen waarin het vrije verkeer van goederen, personen, diensten en kapitaal is gewaarborgd. Versnippering van de interne markt is schadelijk voor concurrentievermogen, groei en banencreatie in de Unie. Het opheffen van directe en indirecte belemmeringen voor de goede werking van de interne markt is essentieel voor de voltooiing ervan. Wat de interne markt in de financiële retaildienstensector betreft, heeft de Unie met haar optreden reeds substantieel bijgedragen aan het ontwikkelen van de grensoverschrijdende activiteiten van betalingsdienstaanbieders, het verbeteren van de keuzemogelijkheden voor consumenten, het verhogen van de kwaliteit en het transparanter maken van het aanbod.
In dit verband zijn bij Richtlijn 2007/64/EG van het Europees Parlement en de Raad(4) basistransparantievereisten vastgesteld voor de vergoedingen die betalingsdienstaanbieders aanrekenen voor diensten met betrekking tot betaalrekeningen. Dit heeft de activiteiten van betalingsdienstaanbieders in aanzienlijke mate gefaciliteerd, doordat uniforme regels inzake het aanbieden van betalingsdiensten en inzake de te verstrekken informatie zijn ingevoerd, de administratieve lasten voor de sector zijn verminderd en kostenbesparingen voor betalingsdienstaanbieders tot stand zijn gebracht.
De goede werking van de interne markt en de ontwikkeling van een moderne, sociaal inclusieve economie zijn steeds meer afhankelijk van de universele verlening van betalingsdiensten. Alle nieuwe wetgeving dienaangaande moet onderdeel zijn van een slimme economische strategie voor de Unie, die effectief rekening moet houden met de behoeften van meer kwetsbare consumenten.
Zoals het Europees Parlement in zijn resolutie van 4 juli 2012 met aanbevelingen aan de Commissie betreffende de toegang tot basisbankdiensten reeds heeft gesteld, dient er evenwel meer te worden gedaan om de interne markt voor retailbanking te verbeteren en te ontwikkelen. Momenteel vormen de gebrekkige transparantie en vergelijkbaarheid van de aangerekende vergoedingen, en de obstakels die het overstappen naar een andere betaalrekening in de weg staan, nog steeds barrières voor de totstandkoming van een volledig geïntegreerde markt, wat bijdraagt tot de geringe mededingingsgraad in de retailbankingsector. Deze problemen moeten worden aangepakt en er moet in strenge kwaliteitsnormen worden voorzien.
De huidige omstandigheden in de interne markt kunnen betalingsdienstaanbieders ervan weerhouden hun recht op vrije vestiging of vrije dienstverlening binnen de Unie uit te oefenen, aangezien het moeilijk is bij het betreden van een nieuwe markt klanten aan te trekken. Het betreden van nieuwe markten brengt vaak grote investeringen met zich mee. Die investeringen zijn slechts gerechtvaardigd als de aanbieder voldoende kansen en een overeenkomstige vraag van de consumenten ontwaart. De consumentenmobiliteit met betrekking tot financiële retaildiensten is laag, en dat is in belangrijke mate toe te schrijven aan de gebrekkige transparantie en vergelijkbaarheid wat de aangerekende vergoedingen en het dienstenaanbod betreft, alsook aan de problemen die consumenten ondervinden bij het overstappen naar een andere betaalrekening. Deze factoren werken ook remmend op de vraag, met name in een grensoverschrijdende context.
Ook de versnippering van de bestaande nationale regelgevingskaders kan de voltooiing van de interne markt op het gebied van betaalrekeningen in aanzienlijke mate in de weg staan. De vigerende nationale bepalingen met betrekking tot betaalrekeningen, en inzonderheid met betrekking tot de vergelijkbaarheid van de aangerekende vergoedingen en het overstappen naar een andere betaalrekening lopen uiteen. Wat het overstappen betreft, heeft het ontbreken van uniforme bindende maatregelen op Unieniveau tot uiteenlopende praktijken en maatregelen op nationaal niveau geleid. Die verschillen zijn zelfs nog groter op het gebied van de vergelijkbaarheid van de vergoedingen, ten aanzien waarvan op Unieniveau in geen enkele maatregel, zelfs niet van zelfregulerende aard, is voorzien. Mochten deze verschillen in de toekomst nog toenemen — betalingsdienstaanbieders hebben immers de neiging hun praktijken aan de nationale markten aan te passen-, dan zou grensoverschrijdend ondernemen minder aantrekkelijk worden, aangezien de desbetreffende kosten hoger zouden uitvallen dan de kosten voor binnenlandse aanbieders. De grensoverschrijdende activiteit in de interne markt wordt belemmerd doordat consumenten minder gemakkelijk een betaalrekening in het buitenland kunnen openen. De bestaande restrictieve toelatingscriteria kunnen burgers van de Unie beletten zich vrij binnen de Unie te bewegen. Als alle consumenten toegang krijgen tot een betaalrekening, zullen zij aan de interne markt kunnen deelnemen en de voordelen van de interne markt kunnen benutten.
Bovendien wordt de potentiële vraag naar betaalrekeningdiensten in de Unie op dit moment niet ten volle benut, aangezien sommige gegadigden geen betaalrekening openen, hetzij omdat deze wordt geweigerd, hetzij omdat de aangeboden producten niet aan hun behoeften voldoen. Bredere deelname van consumenten aan de interne markt zou betalingsdienstaanbieders verder stimuleren om nieuwe markten te betreden. Het creëren van de omstandigheden waarin alle consumenten een betaalrekening kunnen openen, is bovendien noodzakelijk om de deelname van consumenten aan de interne markt te bevorderen en hun de kans te bieden de voordelen van de interne markt te benutten.
De transparantie en vergelijkbaarheid van de vergoedingen zijn op het niveau van de Unie aangepakt met een zelfreguleringsinitiatief waartoe de banksector de aanzet had gegeven. Over die richtsnoeren is echter geen definitief akkoord bereikt. Ten aanzien van het overstappen naar een andere betaalrekening voorzien de gemeenschappelijke beginselen die in 2008 door de Europese commissie voor het bankbedrijf zijn vastgesteld, in een modelmechanisme voor het overstappen tussen betaalrekeningen waarbij de betrokken banken in dezelfde lidstaat zijn gevestigd. Maar deze gemeenschappelijke beginselen zijn niet bindend, en ze zijn in de Unie niet consequent en zonder veel succes toegepast. Bovendien gelden deze gemeenschappelijke beginselen niet grensoverschrijdend, maar alleen bij het overstappen naar een andere betaalrekening op nationaal niveau. Ten slotte is de lidstaten, ten aanzien van toegang tot een basisbetaalrekening, in Aanbeveling 2011/442/EU van de Commissie(5) verzocht de noodzakelijke maatregelen te nemen om uiterlijk zes maanden na de bekendmaking ervan de toepassing ervan te waarborgen. Tot dusver voldoen slechts weinig lidstaten aan de voornaamste beginselen van de aanbeveling.
Teneinde op termijn een effectief en soepel functionerende financiële mobiliteit mogelijk te maken, is het essentieel om het probleem van de geringe mobiliteit van klanten aan te pakken en met name de vergelijkbaarheid van betaalrekeningdiensten en de daaraan verbonden kosten te verbeteren, om het overstappen naar een andere betaalrekening te stimuleren en om te voorkomen dat consumenten die grensoverschrijdend een betaalrekening willen openen en gebruiken, op basis van hun woonplaats worden gediscrimineerd. Bovendien is het van groot belang toereikende maatregelen vast te stellen om de deelname van de klanten aan de betaalrekeningenmarkt te bevorderen. Met die maatregelen zullen betalingsdienstaanbieders geneigd zijn de interne markt te betreden en wordt een gelijk speelveld gegarandeerd, wat, in het belang van zowel bedrijven als consumenten, de concurrentie en de efficiënte toewijzing van middelen binnen de financiële retailmarkt van de Unie in de hand zal werken. Ook zullen transparante informatie over de vergoedingen en de overstapmogelijkheden, in combinatie met het recht op toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties, de burgers van de Unie in staat stellen het aanbod van de diverse aanbieders binnen de Unie gemakkelijker te vergelijken en te benutten en op die manier wat financiële retaildiensten betreft van een volledig functionerende interne markt kunnen profiteren, waardoor tevens aan de verdere ontwikkeling van de interne markt wordt bijgedragen.
Tevens is het van vitaal belang ervoor te zorgen dat deze richtlijn geen belemmering vormt voor innovatie op het gebied van financiële retaildiensten. Ieder jaar worden er marktrijpe technologieën geïntroduceerd, waardoor het huidige aanbod aan betaalrekeningsmodellen, zoals mobiel bankieren en chippassen, achterhaald kan raken.
Deze richtlijn belet de lidstaten niet strengere voorschriften ter bescherming van de consumenten te handhaven of vast te stellen, op voorwaarde dat die voorschriften stroken met hun verplichtingen uit hoofde van het Unierecht en uit hoofde van deze richtlijn.
De bepaling van deze richtlijn betreffende de vergelijkbaarheid van de vergoedingen en het overstappen naar een andere betaalrekening moet van toepassing zijn op alle betalingsdienstaanbieders als omschreven in Richtlijn 2007/64/EG betalingsdiensten. De bepalingen van deze richtlijn betreffende de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties moeten alleen voor kredietinstellingen gelden. Alle bepalingen van deze richtlijn dienen betrekking te hebben op betaalrekeningen waarmee consumenten de volgende transacties kunnen uitvoeren: geldmiddelen storten, contanten opnemen en betalingstransacties van derden ontvangen en naar derden uitvoeren, daaronder begrepen de uitvoering van overmakingen. Rekeningen met meer beperkte functies dienen derhalve te worden uitgesloten. Rekeningen zoals spaarrekeningen, kredietkaartrekeningen — waarop geldmiddelen doorgaans alleen worden gestort om een kredietkaartschuld af te lossen —, een „current account mortgage” of elektronischgeldrekeningen zijn in beginsel van het toepassingsgebied van deze richtlijn uitgesloten. Worden deze rekeningen echter gebruikt voor alledaagse betalingstransacties en hebben zij alle bovengenoemde functies, dan vallen zij wel onder deze richtlijn. Rekeningen die door bedrijven, zelfs kleine of micro-ondernemingen, worden aangehouden, tenzij deze op persoonlijke titel worden aangehouden, vallen buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn. De lidstaten kunnen ervoor opteren het toepassingsgebied van deze richtlijn te verruimen tot andere betalingsdienstaanbieders en andere betaalrekeningen, zoals rekeningen die beperktere betaalfuncties bieden.
Aangezien een basisbetaalrekening een type betaalrekening is dat onder deze richtlijn valt, moeten de bepalingen betreffende transparantie en overstappen ook gelden voor dergelijke rekeningen.
De in deze richtlijn vervatte definities dienen zo veel mogelijk afgestemd te zijn op die welke zijn opgenomen in andere wetgeving van de Unie, en met name die van Richtlijn 2007/64/EG en die van Verordening (EU) nr. 260/2012 van het Europees Parlement en de Raad(6).
Consumenten moeten inzicht kunnen krijgen in de vergoedingen, zodat zij aanbiedingen van verschillende betalingsdienstaanbieders kunnen vergelijken en met kennis van zaken kunnen besluiten welke betaalrekening het best aan hun behoeften beantwoordt. vergoedingen vergelijken is niet mogelijk indien de betalingsdienstaanbieders voor dezelfde diensten een verschillende terminologie gebruiken en in verschillende formats informatie verstrekken. Gestandaardiseerde terminologie, in combinatie met in een consequente format gepresenteerde gerichte informatie over de vergoedingen voor de meest representatieve aan betaalrekeningen gekoppelde diensten, kan de consument helpen de vergoedingen te begrijpen en te vergelijken.
Consumenten zouden het meest gebaat zijn bij beknopte, gestandaardiseerde informatie waarmee het aanbod van de verschillende betalingsdienstaanbieders gemakkelijk te vergelijken is. De instrumenten waarmee consumenten het betaalrekeningenaanbod kunnen vergelijken, zullen geen positief effect sorteren als het voordeel dat met de beste keuze gepaard gaat, niet opweegt tegen de tijd die gemoeid is met het doornemen van lange lijsten met vergoedingen die voor de diverse aangeboden betalingsdiensten worden aangerekend. Er moet een veelvoud aan instrumenten ter beschikking worden gesteld en er moet een consumententest worden georganiseerd. In dit stadium moet de terminologie betreffende de vergoedingen alleen voor de binnen de lidstaten meest representatieve termen en definities worden gestandaardiseerd om het risico op overinformatie te voorkomen en een vlotte invoering in de hand te werken.
De vergoedingenterminologie moet door de lidstaten worden bepaald, zodat rekening kan worden gehouden met de specificiteit van de lokale markten. Om als representatief te worden beschouwd, moet een bepaalde dienst in een lidstaat door ten minste één betalingsdienstaanbieder worden getarifeerd. Bovendien moet de terminologie voor diensten die een meerderheid van de lidstaten gemeenschappelijk heeft, op het niveau van de Unie worden gestandaardiseerd, zodat het gemakkelijker wordt het aanbod aan betaalrekeningen in heel de Unie te vergelijken. Om de nodige homogeniteit tussen de nationale lijsten te garanderen, moet de Europese Toezichthoudende Autoriteit (Europese Bankautoriteit) (European Banking Authority — EBA) als opgericht bij Verordening (EU) nr. 1093/2010 van het Europees Parlement en de Raad(7), richtsnoeren vaststellen om de lidstaten te helpen bij het bepalen van de meest gebruikte en voor consumenten duurste betalingsdiensten op nationaal niveau. Daartoe moeten de lidstaten uiterlijk op 18 december 2014 aan de EBA en de Commissie meedelen aan welke autoriteiten die richtsnoeren moeten worden toegezonden.
Zodra de lidstaten een voorlopige lijst van de meest representatieve op nationaal niveau getarifeerde diensten, met inbegrip van termen en definities, hebben vastgesteld, moet de EBA deze bezien om door middel van een ontwerp van technische reguleringsnormen te bepalen welke diensten de meerderheid van de lidstaten gemeenschappelijk heeft, en hiervoor in alle officiële talen van de Unie op Unieniveau gestandaardiseerde termen en definities voor te stellen. Om rekening te houden met specifieke nationale kenmerken, moet de EBA ervoor zorgen dat in elke officiële taal van elke lidstaat die ook een officiële taal is van de van de instellingen van de Unie, voor elke dienst slechts één term wordt gebruikt. Dit betekent dat verschillende termen kunnen worden gebruikt voor dezelfde dienst in verschillende lidstaten die dezelfde taal hebben. Vervolgens moeten de lidstaten de toepasselijke EU-termen in hun voorlopige lijsten opnemen en op basis hiervan deze definitieve lijsten bekendmaken.
Om het voor consumenten gemakkelijker te maken de voor betaalrekeningen aangerekende vergoedingen in heel de eengemaakte markt te vergelijken, moeten betalingsdienstaanbieders hun een informatiedocument betreffende de vergoedingen verstrekken, dat de vergoedingen vermeldt voor alle diensten die op nationaal niveau in de lijst van de meest representatieve aan een betaalrekening gekoppelde diensten. In het informatiedocument betreffende de vergoedingen moeten in voorkomend geval de op Unieniveau vastgestelde termen en definities worden gehanteerd. Dit zou ook bijdragen aan de totstandbrenging van een gelijk speelveld tussen de betalingsdienstaanbieders die op de betaalrekeningmarkt met elkaar concurreren. Het informatiedocument betreffende de vergoedingen dient geen andere vergoedingen te bevatten. Een betalingsdienstaanbieder die een van de diensten op de lijst van de meest representatieve aan een betaalrekening gekoppelde diensten niet aanbiedt, moet dit vermelden, bijvoorbeeld door de dienst als „niet aangeboden” of „niet van toepassing” aan te merken. De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben het opnemen van sleutelindicatoren in het informatiedocument betreffende de vergoedingen verplicht te stellen, zoals een globale kostenindicator die de consument een beknopt overzicht biedt van de totale jaarlijkse kosten van een betaalrekening. Om consumenten te helpen inzicht te krijgen in de vergoedingen die voor hun betaalrekening gelden, moet een verklarende woordenlijst ter beschikking worden gesteld met duidelijke, niet-technische en ondubbelzinnige toelichtingen betreffende ten minste de in het informatiedocument betreffende de vergoedingen opgenomen vergoedingen en diensten. De verklarende woordenlijst moet voor consumenten een nuttig instrument zijn om de betekenis van de vergoedingen beter te begrijpen, en met meer kennis van zaken een keuze te maken uit een breder betaalrekeningenaanbod. Voorts moet voor betalingsdienstaanbieders een verplichting worden ingevoerd om consumenten kosteloos en ten minste jaarlijks te informeren over alle vergoedingen die voor hun betaalrekening worden aangerekend, met inbegrip van, indien van toepassing, de debetrentevoet en de kredietrentevoet.
Dit laat de bepalingen betreffende geoorloofde debetstand van Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad(8) onverlet. Informatie achteraf moet worden verstrekt in een document genaamd „vergoedingenstaat”. In dat document moet een overzicht worden gegeven van de ontvangen rente en van alle aangerekende vergoedingen met betrekking tot het gebruik van de betaalrekening, zodat de consument inzicht krijgt op welke vergoedingen de in rekening gebrachte bedragen betrekking hebben en kan beoordelen of hij zijn consumptiepatroon moet wijzigen of van aanbieder moet veranderen. Dit zou het meeste voordeel opleveren indien de vergoedingeninformatie achteraf voor de meest representatieve diensten dezelfde volgorde zou aanhouden als die welke gehanteerd is in de vooraf verstrekte vergoedingeninformatie.
Om aan de behoeften van consumenten te voldoen, moet de vergoedingeninformatie voor betaalrekeningen nauwkeurig, duidelijk en vergelijkbaar zijn. Daarom moet de EBA, na overleg met de nationale autoriteiten en na consumententests, ontwerpen van technische uitvoeringsnormen opstellen voor een gestandaardiseerd presentatieformat van het informatiedocument betreffende de vergoedingen en de vergoedingenstaat en voor de gemeenschappelijke symbolen, om te garanderen dat deze begrijpelijk en vergelijkbaar zijn voor de consumenten. Voor elk informatiedocument betreffende de vergoedingen en elke vergoedingenstaat moeten in elke lidstaat hetzelfde format en dezelfde volgorde van punten en rubrieken worden aangehouden, zodat de consumenten de twee documenten kunnen vergelijken en aldus het inzicht in en het nut van de informatie worden gemaximaliseerd. Het informatiedocument betreffende de vergoedingen en de vergoedingenstaat moeten duidelijk te onderscheiden zijn van andere mededelingen. Voorts dient de EBA er bij de ontwikkeling van de desbetreffende formats tevens rekening mee te houden dat lidstaten ervoor kunnen kiezen het informatiedocument betreffende de vergoedingen en de vergoedingenstaat samen met informatie uit hoofde van andere nationale of Uniewetgeving ter zake van betaalrekeningen en bijbehorende diensten te verstrekken.
Met het oog op een consequent gebruik van de op Unieniveau toepasselijke terminologie in heel de Unie, moeten de lidstaten betalingsdienstaanbieders verplichten in hun communicatie met de consument de op Unieniveau toepasselijke terminologie, alsmede de resterende nationale gestandaardiseerde terminologie die in de definitieve lijst, en met name in het informatiedocument betreffende de vergoedingen en de vergoedingenstaat is vastgesteld, te hanteren. Betalingsdienstaanbieders moeten gebruik kunnen maken van merknamen in hun contractuele en commerciële informatie voor de consument, mits zij de toepasselijke overeenkomstige gestandaardiseerde term duidelijk aangeven. Als zij ervoor kiezen om in hun informatiedocument betreffende de vergoedingen of vergoedingenstaat gebruik te maken van merknamen, dienen deze naast de gestandaardiseerde termen te worden weergegeven, als secundaire aanduiding, bijvoorbeeld door gebruikmaking van haakjes of een kleiner lettertype.
Onafhankelijke vergelijkingswebsites zijn voor consumenten een effectief middel om op een centraal punt de voordelen van de verschillende aanbiedingen betreffende betaalrekeningen te beoordelen. Dergelijke websites kunnen met betrekking tot de behoefte aan informatie die enerzijds duidelijk en beknopt, maar anderzijds volledig en alomvattend moet zijn, het juiste evenwicht bieden door de gebruikers, indien dat in hun belang is, in staat te stellen meer gedetailleerde informatie te verkrijgen. Die websites moeten trachten een zo breed mogelijk scala aan aanbiedingen te presenteren, zodat een representatief overzicht wordt gegeven en een significant deel van de markt wordt bestreken. Dankzij die websites kunnen ook de zoekkosten dalen, aangezien consumenten niet meer bij elke betalingsdienstaanbieder apart informatie hoeven in te winnen. Het is van wezenlijk belang dat de informatie op die websites betrouwbaar, onpartijdig en transparant is en dat consumenten weten dat ze beschikbaar zijn. De lidstaten dienen het publiek dan ook over dergelijke websites informeren.
Om onpartijdige informatie over de aangerekende vergoedingen en de in verband met betalingsrekeningen toegepaste rentevoeten te verkrijgen, moeten consumenten gebruik kunnen maken van voor het publiek toegankelijke vergelijkingswebsites die operationeel onafhankelijk zijn van de betalingsdienstaanbieders, wat inhoudt dat geen enkele betalingsdienstaanbieder in de zoekprocedure een voorkeursbehandeling mag krijgen. De lidstaten moeten er bijgevolg voor zorgen dat consumenten op hun respectieve grondgebied vrije toegang hebben tot ten minste één dergelijke website. Dergelijke vergelijkingswebsites kunnen door of namens de bevoegde autoriteiten, andere overheden en/of private ondernemers worden geëxploiteerd. De vergelijkingsfunctie voor vergoedingen in verband met betaalrekeningen kan ook worden vervuld door bestaande websites die een breed scala aan financiële en niet-financiële producten vergelijken. Deze websites moeten voldoen aan bepaalde kwaliteitscriteria, daaronder begrepen het vereiste dat de gegevens betreffende de eigenaars worden meegedeeld, dat er nauwkeurige en actuele informatie wordt verstrekt, dat het meest recente tijdstip van de actualisering wordt vermeld, en dat er duidelijke, objectieve criteria voor de vergelijking worden gehanteerd; ook moet de website een breed scala aan betaalrekeningaanbiedingen presenteren, dat een significant deel van de markt bestrijkt. De lidstaten moeten kunnen bepalen hoe vaak vergelijkingswebsites de informatie voor de consumenten moeten checken en actualiseren, waarbij in aanmerking moet worden genomen hoe vaak betalingsdienstaanbieders hun vergoedingeninformatie plegen te actualiseren. De lidstaten moeten voorts bepalen waarin een breed scala aan betaalrekeningaanbiedingen dat een significant deel van de markt bestrijkt, bestaat, bijvoorbeeld door na te gaan hoeveel betalingsdienstaanbieders er zijn, en of een gewone meerderheid of minder derhalve zou volstaan, en/of wat het marktaandeel is en/of wat de geografische locatie is. Een vergelijkingswebsite moet een vergelijking maken van de vergoedingen die moeten worden betaald voor diensten die in de lijst van de meest representatieve aan een betaalrekening gekoppelde diensten worden vermeld, waarbij de op het niveau van de Unie toepasselijke terminologie moet worden gehanteerd.
De lidstaten moeten kunnen verlangen dat dergelijke websites ook andere informatie vergelijken, bijvoorbeeld informatie over determinanten ter bepaling van het niveau van de door een betalingsdienstaanbieder verleende diensten, zoals het aantal kantoren of geldautomaten en de locatie daarvan. Indien er in een lidstaat slechts één vergelijkingswebsite bestaat en deze website niet meer operationeel is of niet langer aan de kwaliteitscriteria voldoet, dient de lidstaat erop toe te zien dat consumenten binnen een redelijke termijn op nationaal niveau toegang hebben tot een andere vergelijkingswebsite.
Het is gebruikelijk dat betalingsdienstaanbieders een betaalrekening aanbieden in een pakket met andere producten en diensten dan de aan een betaalrekening gekoppelde diensten, zoals verzekeringsproducten of financieel advies. Deze praktijk kan voor betalingsdienstaanbieders een middel zijn om hun aanbod te diversifiëren en met elkaar te concurreren, en kan uiteindelijk de consument tot voordeel strekken. Uit de studie van de Commissie naar koppelverkoop in de financiële sector (2009), alsook uit relevante raadplegingen en consumentenklachten blijkt echter dat betalingsdienstaanbieders betaalrekeningen soms aanbieden in een pakket met producten waarom de klanten niet hebben verzocht, en die niet essentieel zijn voor betaalrekeningen, zoals een woningverzekering. Bovendien is vastgesteld dat deze praktijken de transparantie en vergelijkbaarheid van prijzen kunnen verminderen, de aankoopopties voor consumenten kunnen beperken en een negatieve impact op hun mobiliteit kunnen hebben. Derhalve moeten de lidstaten ervoor zorgen dat wanneer betalingsdienstaanbieders pakketbetaalrekeningen aanbieden, zij de consument meedelen of het mogelijk is de betaalrekening afzonderlijk aan te schaffen en zo ja, afzonderlijke informatie verstrekken over de toepasselijke vergoedingen die verbonden zijn aan elk van de andere producten of diensten uit het pakket die afzonderlijk kunnen worden aangekocht.
Het proces voor het veranderen van betaalrekening moet in heel de Unie worden geharmoniseerd. De maatregelen op nationaal niveau zijn vooralsnog zeer uiteenlopend en bieden de consument geen afdoende beschermingsniveau in alle lidstaten. Wetgevingsmaatregelen tot vaststelling van de algemene beginselen die betalingsdienstaanbieders bij het verlenen van deze diensten in alle lidstaten van de Unie dienen aan te houden, zouden de werking van de interne markt zowel voor consumenten als voor betalingsdienstaanbieders verbeteren. Enerzijds zou consumenten die een betaalrekening willen openen in een andere lidstaat, een gelijk speelveld worden gegarandeerd, aangezien die wetgevingsmaatregelen een gelijkwaardig beschermingsniveau zouden garanderen. Anderzijds zouden dankzij die maatregelen de verschillen tussen de vigerende regelgeving op nationaal niveau kleiner worden, wat de administratieve lasten voor betalingsdienstaanbieders die hun diensten grensoverschrijdend willen aanbieden, zou doen afnemen. De maatregelen voor het veranderen van rekening zouden derhalve het verlenen van diensten in verband met betaalrekeningen binnen de interne markt faciliteren.
Overstappen dient niet te impliceren dat het contract van de overdragende betalingsdienstaanbieder op de ontvangende betalingsdienstaanbieder wordt overgedragen.
Consumenten zijn alleen gemotiveerd om naar een andere betaalrekening over te stappen als dit niet met buitensporige administratieve en financiële lasten gepaard gaat. Betalingsdienstaanbieders moeten consumenten dan ook een heldere, snelle en veilige procedure bieden om naar een andere betaalrekening — een basisbetaalrekening daaronder begrepen — over te stappen. Consumenten moeten recht hebben op deze procedure, niet alleen wanneer ze van de ene betalingsdienstaanbieder naar de andere willen overstappen, maar ook wanneer ze binnen dezelfde betalingsdienstaanbieder van betaalrekening willen veranderen. Aldus zullen consumenten kunnen profiteren van het gunstigste marktaanbod en gemakkelijk naar een mogelijk gunstiger betaalrekening kunnen overstappen, ongeacht of de overstap binnen dezelfde betalingsdienstaanbieder dan wel tussen verschillende betalingsdienstaanbieders plaatsvindt. Alle eventuele vergoedingen die door betalingsdienstaanbieders met betrekking tot de overstapdienst worden aangerekend, moeten redelijk zijn, en in overeenstemming met de werkelijke kosten die door de betalingsdienstaanbieder worden gemaakt.
Het moet de lidstaten worden toegestaan om, met betrekking tot het veranderen van betalingsdienstaanbieder wanneer beide betalingsdienstaanbieders op hun grondgebied zijn gevestigd, regelingen vast te stellen of in stand te houden die afwijken van de regelingen in deze richtlijn, indien dit duidelijk in het belang van de consument is.
Het overstapproces moet zo eenvoudig mogelijk zijn voor de consument. De lidstaten moeten er dan ook voor zorgen dat de ontvangende betalingsdienstaanbieder het proces namens de consument initieert en beheert. De lidstaten moeten bij het instellen van de overstapdienst bijkomende middelen, zoals een technische oplossing, kunnen gebruiken. Die bijkomende middelen kunnen de voorschriften van deze richtlijn te boven gaan; zo kan de overstapdienst in een kortere tijdsspanne worden verleend of kan worden verlangd dat betalingsdienstaanbieders gedurende een beperkte tijdspanne, vanaf het tijdstip van de toestemming door de consument, op diens verzoek inkomende overmakingen op de oude betaalrekening automatisch of handmatig naar de nieuwe betaalrekening doorzenden. Die bijkomende middelen kunnen ook op vrijwillige basis door betalingsdienstaanbieders worden gebruikt, zelfs indien een lidstaat dat niet voorschrijft.
Consumenten moeten de ontvangende betalingsdienstaanbieder kunnen verzoeken het overstappen toe te passen op alle of sommige inkomende overmakingen, doorlopende mandaten voor overmakingen of automatische afschrijvingen, idealiter in het kader van één bespreking met de ontvangende betalingsdienstaanbieder. Daartoe moet het voor de consument mogelijk zijn om door ondertekening van één toestemming te geven voor elke van de bovengenoemde taken. De lidstaten kunnen bepalen dat de toestemming van de consument op schrift wordt gesteld, maar kunnen er ook voor kiezen in voorkomend geval gelijkwaardige middelen te accepteren, indien er bijvoorbeeld een geautomatiseerd systeem voor overstappen beschikbaar is. De consument moet, voordat hij toestemming verleent, worden geïnformeerd over alle stappen van de procedure die noodzakelijk zijn om het overstappen te voltooien. Zo kan de toestemming betrekking hebben op alle taken die voor de overstapdienst moeten worden uitgevoerd, met de mogelijkheid voor de consument om daaruit een keuze te maken.
De medewerking van de overdragende betalingsdienstaanbieder is noodzakelijk voor een succesvolle overstap. Aan de ontvangende betalingsdienstaanbieder moet door de overdragende betalingsdienstaanbieder alle informatie worden verstrekt die nodig is om de betalingen door te leiden naar de nieuwe betaalrekening. Deze informatie dient evenwel beperkt te blijven tot wat nodig is om de overstap uit te voeren.
Om het grensoverschrijdend openen van rekeningen te vergemakkelijken, moet de consument de mogelijkheid krijgen de nieuwe betalingsdienstaanbieder te verzoeken alle of sommige doorlopende opdrachten voor bijschrijvingen door te leiden naar de nieuwe betaalrekening, automatische afschrijvingen te aanvaarden vanaf de datum die door de consument wordt aangegeven, en de consument informatie te verstrekken over de nieuwe betaalrekening, idealiter in het kader van één bespreking met de nieuwe betalingsdienstaanbieder.
De consument zou niet mogen worden onderworpen aan financiële verliezen, heffingen en interesten daaronder begrepen, die het gevolg zijn van fouten van een van beide betalingsdienstaanbieders die bij de overstap betrokken zijn. De consument zou met name geen financieel verlies mogen dragen als gevolg van de betaling van bijkomende vergoedingen, interesten of andere heffingen, alsmede van boeten, sancties of enige andere financiële schade die is toe te schrijven aan de vertraagde uitvoering van betalingen.
De lidstaten moeten waarborgen dat consumenten die voornemens zijn om een betaalrekening te openen niet worden gediscrimineerd op grond van hun nationaliteit of woonplaats. Hoewel het belangrijk is dat kredietinstellingen ervoor zorgen dat hun klanten het financiële stelsel niet gebruiken voor illegale doeleinden zoals fraude, witwassen van geld of de financiering van terrorisme, mogen zij geen belemmeringen creëren voor consumenten die van de voordelen van de interne markt willen profiteren door grensoverschrijdend betaalrekeningen te openen en te gebruiken. Derhalve mogen de bepalingen van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad(9) niet worden gebruikt als voorwendsel voor het afwijzen van commercieel minder aantrekkelijke consumenten.
Consumenten die legaal in de Unie verblijven, mogen bij het aanvragen van of het toegang verkrijgen tot een betaalrekening binnen de Unie niet worden gediscrimineerd op grond van nationaliteit, woonplaats of op enige andere grond vermeld in artikel 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie („het Handvest”). Daarnaast moet toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties gewaarborgd worden door de lidstaten, ongeacht de financiële omstandigheden van de consument, zoals werksituatie, inkomensniveau, kredietverleden of persoonlijk faillissement.
Consumenten die legaal in de Unie verblijven en in een bepaalde lidstaat geen betaalrekening aanhouden, moeten in die lidstaat een basisbetaalrekening kunnen openen en gebruiken. Het begrip „legaal in de Unie verblijvend” dient zowel EU-burgers te omvatten als onderdanen van derde landen voor wie al rechten gelden die hun zijn verleend door handelingen van de Unie zoals Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad(10), Richtlijn 2003/109/EG van de Raad(11), Verordening (EG) nr. 859/2003 van de Raad(12) en Richtlijn 2004/38/EG van het Europees Parlement en de Raad(13). Tevens dient het begrip personen te omvatten die asiel zoeken in het kader van het Verdrag van Genève van 28 juli 1951 betreffende de status van vluchtelingen, het bijbehorende Protocol van 31 januari 1967 en andere toepasselijke internationale verdragen. Bovendien moeten de lidstaten het begrip „legaal in de Unie verblijvend” kunnen uitbreiden tot andere onderdanen van derde landen die op hun grondgebied aanwezig zijn.
De lidstaten moeten de mogelijkheid hebben om, met volledige inachtneming van de in de Verdragen gewaarborgde fundamentele vrijheden, van consumenten die op hun grondgebied een basisbetaalrekening wensen te openen, te verlangen dat zij aantonen daarbij werkelijk belang te hebben. Onverminderd de overeenkomstig Richtlijn 2005/60/EG vastgestelde voorschriften tot bestrijding van het witwassen van geld, zou fysieke aanwezigheid in de kantoren van de kredietinstellingen niet noodzakelijk behoeven te zijn om dat werkelijke belang aan te tonen.
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat het aantal kredietinstellingen dat betaalrekeningen met basisfuncties aanbiedt, voldoende is om alle consumenten te bereiken, discriminatie te vermijden en concurrentievervalsing te voorkomen. Bij het bepalen van dat voldoende aantal kredietinstellingen dient onder meer rekening te worden gehouden met het bereik van het netwerk van kredietinstellingen, de omvang van het grondgebied van de lidstaat, de spreiding van de consumenten over het grondgebied, het marktaandeel van de kredietinstellingen en de vraag of basisbetaalrekeningen slechts een klein deel van de door de kredietinstelling aangeboden betaalrekeningen uitmaken. In beginsel moeten betaalrekeningen met basisfuncties door zoveel mogelijk kredietinstellingen worden aangeboden om te garanderen dat consumenten een dergelijke rekening kunnen openen in een kredietinstelling die zich dicht bij hun woonplaats bevindt, en dat consumenten bij het verkrijgen van toegang tot dergelijke rekeningen niet worden gediscrimineerd en deze rekeningen effectief kunnen gebruiken. Meer bepaald moeten de lidstaten ervoor zorgen dat er geen zichtbaar onderscheid wordt gemaakt door de kaart er bijvoorbeeld anders te doen uitzien, of door een verschillend rekeningnummer of een verschillend kaartnummer toe te kennen. Een lidstaat moet evenwel kunnen overwegen om door een kleiner aantal kredietinstellingen betaalrekeningen met basisfuncties te laten aanbieden, maar zulks moet dan gerechtvaardigd zijn op grond van het feit dat die kredietinstellingen op het grondgebied van die lidstaat bijvoorbeeld zo goed gespreid zijn dat alle consumenten kunnen worden bediend zonder dat deze zich over een al te grote afstand hoeven te verplaatsen. Bovendien zouden consumenten die toegang verkrijgen tot betaalrekeningen met basisfuncties niet mogen worden gestigmatiseerd, en deze doelstelling kan beter worden verwezenlijkt indien een groter aantal kredietinstellingen wordt aangewezen.
De lidstaten moeten mechanismen kunnen invoeren om consumenten zonder vaste verblijfplaats, asielzoekers, en consumenten die geen verblijfsvergunning hebben maar die om wettelijke of feitelijke redenen niet kunnen worden uitgewezen, te helpen ten volle profijt te trekken van deze richtlijn.
Lidstaten die toestaan dat kredietinstellingen op verzoek van de consument voor een basisbetaalrekening een geoorloofde debetstand aanbieden, moeten een maximumbedrag en een maximumduur van de geoorloofde debetstand kunnen bepalen. Die lidstaten moeten er tevens voor zorgen dat informatie over eventuele daarmee samenhangende vergoedingen op transparante wijze aan de consument wordt meegedeeld. Tot slot moeten kredietinstellingen die voor een basisbetaalrekening een geoorloofde debetstand aanbieden, voldoen aan Richtlijn 2008/48/EG.
Om ervoor te zorgen dat gebruikers van betaalrekeningen met basisfuncties een passende dienstverlening krijgen, moeten de lidstaten kredietinstellingen verplichten ervoor te zorgen dat personeelsleden voldoende zijn opgeleid en dat mogelijke belangenconflicten geen negatieve gevolgen hebben voor deze consumenten.
De lidstaten moeten kredietinstellingen kunnen toestaan een basisbetaalrekening te weigeren aan consumenten die in dezelfde lidstaat reeds een actieve en minstens gelijkwaardige betaalrekening hebben. Om na te gaan of een consument reeds een betaalrekening heeft, moeten kredietinstellingen zich kunnen verlaten op een verklaring op erewoord van de consument.
De lidstaten moeten ervoor zorgen dat kredietinstellingen aanvragen voor een basisbetaalrekening afhandelen binnen de in deze richtlijn vastgelegde termijnen, en dat de kredietinstellingen in geval van weigering van een dergelijke aanvraag de consument op de hoogte brengen van de specifieke weigeringsgronden, tenzij de vermelding van die gronden in strijd zou zijn met de nationale veiligheid, de openbare orde of Richtlijn 2005/60/EG.
Aan de consument moet de toegang worden gewaarborgd tot een reeks basisbetalingsdiensten. Aan basisbetaalrekeningen gekoppelde diensten moeten de voorziening omvatten om geld te storten en contant geld op te nemen. De consument moet in staat zijn essentiële betalingstransacties uit te voeren zoals het ontvangen van inkomsten of uitkeringen, het betalen van rekeningen of belastingen en het aankopen van goederen en diensten, onder meer via automatische afschrijving, overmaking en het gebruik van een betaalkaart. Dergelijke diensten moeten de aankoop van goederen en diensten online mogelijk maken en consumenten de gelegenheid bieden via het internetplatform van de kredietinstelling, indien beschikbaar, betaalopdrachten te initiëren. Een basisbetaalrekening mag evenwel niet tot onlinegebruik worden beperkt, aangezien daardoor een belemmering voor consumenten zonder internettoegang zou ontstaan. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat, wat betreft de diensten in verband met het openen, gebruiken en beëindigen van een betaalrekening, alsmede het storten van geld en het opnemen van contant geld en betalingstransacties met betaalkaarten, met uitzondering van kredietkaarten, er geen beperkingen worden opgelegd voor het aantal verrichtingen die de consument kan uitvoeren op grond van de specifieke in deze richtlijn vastgelegde tariferingsregels. Wat betreft de uitvoering van overmakingen en automatische afschrijvingen, alsook van transacties door middel van een kredietkaart, gekoppeld aan een basisbetaalrekening, moeten de lidstaten een minimumaantal verrichtingen kunnen bepalen die de consument kan uitvoeren op grond van de specifieke in deze richtlijn vastgelegde tariferingsregels, mits de verrichtingen die verband houden met deze diensten voor het persoonlijk gebruik van de consument bestemd zijn. Bij de bepaling van wat als persoonlijk gebruik moet worden beschouwd, moeten de lidstaten rekening houden met bestaand consumentengedrag en de gebruikelijke commerciële praktijk. De vergoedingen die worden aangerekend voor verrichtingen boven het minimumaantal verrichtingen, mogen in geen geval hoger zijn dan die welke gebruikelijk zijn in het normale tariferingsbeleid van de kredietinstelling.
Bij het bepalen van de diensten die moeten worden aangeboden bij een basisbetaalrekening, en van het minimumaantal verrichtingen moet rekening worden gehouden met nationale specifieke kenmerken. Bepaalde diensten kunnen immers worden gezien als essentieel voor het waarborgen van het volledig gebruik van een betaalrekening in een bepaalde lidstaat, omdat zij op nationaal niveau op grote schaal worden gebruikt. In sommige lidstaten gebruiken de consumenten bijvoorbeeld nog steeds veel cheques, terwijl dit betaalmiddel in andere lidstaten nog maar zeer zelden wordt gebruikt. Het moet de lidstaten derhalve op grond van deze richtlijn worden toegestaan bijkomende diensten aan te wijzen die op nationaal niveau essentieel worden geacht en die bij een basisbetaalrekening in de betrokken lidstaat moeten worden aangeboden. Voorts moeten de lidstaten ervoor zorgen dat de vergoedingen die kredietinstellingen in rekening brengen voor het aanbieden van zulke bijkomende diensten in verband met een basisbetaalrekening, redelijk zijn.
Om ervoor te zorgen dat basisbetaalrekeningen voor zoveel mogelijk consumenten beschikbaar zijn, moeten ze kosteloos of tegen een redelijke vergoeding worden aangeboden. Om kwetsbare, niet over een bankrekening beschikkende consumenten aan te moedigen om deel te nemen aan de retailbankingmarkt, moeten de lidstaten kunnen bepalen dat betaalrekeningen met basisfuncties onder bijzonder gunstige voorwaarden, zoals kosteloos, aan deze consumenten moeten worden aangeboden. Het moet de lidstaten vrij staan te bepalen volgens welk mechanisme wordt uitgemaakt welke consumenten onder gunstiger voorwaarden hun voordeel kunnen doen met een basisbetaalrekening, mits dat mechanisme ervoor zorgt dat kwetsbare consumenten toegang kunnen verkrijgen tot een basisbetaalrekening. Deze aanpak mag in geen geval afbreuk doen aan het recht van alle consumenten, ook de niet-kwetsbare, om althans tegen een redelijke vergoeding toegang te verkrijgen tot betaalrekeningen met basisfuncties. Bovendien moeten alle extra kosten voor de consument wegens niet-naleving van de voorwaarden van het contract redelijk zijn. De lidstaten moeten aan de hand van de nationale omstandigheden bepalen wat redelijke kosten zijn.
Kredietinstellingen zouden alleen in specifieke omstandigheden, zoals de niet-naleving van wetgeving inzake het witwassen van geld en de financiering van terrorisme of inzake de preventie en opsporing van misdrijven, mogen weigeren een contract voor een basisbetaalrekening te openen of dat contract in dergelijke omstandigheden moeten beëindigen. Zelfs in die gevallen is een weigering alleen te rechtvaardigen indien de consument de die wetgeving niet naleeft en niet omdat de procedure om na te gaan of de wetgeving wordt nageleefd, te belastend of te duur is. Er kunnen echter gevallen zijn waarin een consument zijn recht om betaalrekeningen met basisfuncties te openen en te gebruiken, kan misbruiken. Een lidstaat moet een kredietinstelling bijvoorbeeld kunnen toestaan maatregelen te nemen tegen een consument die een strafbaar feit heeft gepleegd, zoals een ernstige fraude tegen een kredietinstelling, met als doel te voorkomen dat zoiets zich nogmaals voordoet. Dergelijke maatregelen kunnen bijvoorbeeld inhouden dat de toegang van die consument tot een basisbetaalrekening voor een bepaalde periode wordt beperkt. Daarnaast kunnen er gevallen zijn waarvoor de voorafgaande weigering van een betaalrekening nodig kan zijn om na te gaan of consumenten in aanmerking zouden komen voor een betaalrekening tegen voordeliger voorwaarden. In dit geval moet de kredietinstelling de consument laten weten dat indien een in deze richtlijn bedoelde betaalrekening waarvoor een vergoeding wordt gevraagd, wordt geweigerd, hij gebruik kan maken van een specifiek mechanisme om toegang te krijgen tot een basisbetaalrekening waarvoor geen vergoeding wordt gevraagd. Beide bijkomende gevallen moeten echter beperkt blijven, specifiek zijn en berusten op nauwkeurig afgebakende nationale wettelijke bepalingen. Wanneer de lidstaten bijkomende gevallen bepalen waarin kredietinstelling een betaalrekening aan een consument mogen weigeren, moeten zij onder meer de openbare veiligheid of de openbare orde als reden kunnen aanvoeren.
Door de lidstaten en de kredietinstellingen moet aan de consumenten duidelijke en begrijpelijke informatie worden verstrekt over het recht om een basisbetaalrekening te openen en te gebruiken. De lidstaten moeten ervoor zorgen dat de communicatiemaatregelen op een specifieke doelgroep gericht zijn en in het bijzonder op niet over een bankrekening beschikkende, kwetsbare consumenten zonder vaste verblijfplaats. Kredietinstellingen moeten actief aan consumenten toegankelijke informatie en toereikende bijstand beschikbaar stellen met betrekking tot de specifieke kenmerken van de aangeboden basisbetaalrekening, de daarmee samenhangende vergoedingen en de gebruiksvoorwaarden ervan, en ook de stappen die de consument moet volgen om zijn recht tot opening van een basisbetaalrekening uit te oefenen. De consumenten moeten er in het bijzonder over worden geïnformeerd dat het afnemen van bijkomende diensten niet verplicht is om toegang te verkrijgen tot een basisbetaalrekening.
De lidstaten moeten maatregelen bevorderen die de kwetsbaarste klanten onderrichten en moeten die klanten begeleiden en bijstaan bij een verantwoord beheer van hun financiën. Er moet ook informatie worden verstrekt met betrekking tot de begeleiding die door consumentenorganisaties en de nationale autoriteiten aan consumenten kan worden verleend. Voorts moeten de lidstaten initiatieven aanmoedigen van kredietinstellingen waarbij ernaar wordt gestreefd om het aanbieden van betaalrekeningen met basisfuncties en onafhankelijke financiële educatie te combineren.
Om ervoor te zorgen dat betalingsdienstaanbieders hun diensten gemakkelijker grensoverschrijdend kunnen aanbieden, ten behoeve van samenwerking, informatie-uitwisseling en oplossing van geschillen tussen bevoegde autoriteiten, moeten de voor de handhaving van deze richtlijn verantwoordelijke bevoegde autoriteiten die autoriteiten zijn welke onder de auspiciën van de EBA optreden, zoals vastgesteld in Verordening (EU) nr. 1093/2010 of andere nationale autoriteiten, op voorwaarde dat zij samenwerken met de autoriteiten welke voor de uitvoering van hun taken uit hoofde van deze richtlijn onder de auspiciën van de EBA optreden.
De lidstaten dienen bevoegde autoriteiten aan te wijzen die gemachtigd zijn te zorgen voor de handhaving van deze richtlijn en dienen ervoor te zorgen dat deze over de noodzakelijke onderzoeks- en handhavingsbevoegdheden, alsmede over toereikende middelen beschikken voor de uitoefening van hun taken. De bevoegde autoriteiten kunnen voor bepaalde aspecten van deze richtlijn handelen door een verzoek in te dienen bij rechtbanken die bevoegd zijn tot het verlenen van een rechterlijke beslissing, en mede door, waar passend, een rechtsmiddel in te stellen. Zodoende zouden de lidstaten, met name indien bepalingen van deze richtlijn in het burgerlijk recht worden omgezet, de handhaving van die bepalingen aan de betrokken instanties en aan de rechtbanken kunnen overlaten. De lidstaten moeten verschillende bevoegde autoriteiten kunnen aanwijzen om de uitgebreide verplichtingen te handhaven die in deze richtlijn zijn neergelegd. Voor sommige bepalingen kunnen de lidstaten bijvoorbeeld bevoegde autoriteiten aanwijzen voor het doen naleven van de consumentenbescherming, terwijl zij voor andere bepalingen kunnen besluiten prudentiële toezichthouders aan te wijzen. De keuze om verschillende bevoegde autoriteiten aan te wijzen mag geen afbreuk doen aan de verplichtingen inzake doorlopend toezicht en samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten, zoals bij deze richtlijn bepaald.
De consumenten moeten toegang hebben tot effectieve en efficiënte alternatieve geschillenbeslechting voor de beslechting van geschillen die uit de rechten en verplichtingen uit hoofde van deze richtlijn ontstaan. Die toegang is reeds gewaarborgd bij Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad(14), wat relevante contractuele geschillen betreft. Consumenten moeten echter eveneens toegang hebben tot alternatieve geschillenbeslechting ingeval van precontractuele geschillen betreffende bij deze richtlijn vastgestelde rechten en verplichtingen, bijvoorbeeld wanneer aan hen toegang tot een basisbetaalrekening wordt ontzegd. Daarom wordt in deze richtlijn bepaald dat consumenten voor de beslechting van geschillen inzake rechten en plichten die bij deze richtlijn zijn vastgesteld toegang moeten hebben tot alternatieve geschillenbeslechting, zonder dat onderscheid wordt gemaakt tussen contractuele en precontractuele geschillen. De alternatieve geschillenbeslechting en de entiteiten die deze aanbieden, moeten voldoen aan de kwaliteitsvereisten van Richtlijn 2013/11/EU. De naleving van deze richtlijn vereist dat persoonsgegevens van consumenten worden verwerkt. Een dergelijke verwerking wordt beheerst door Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad(15). Deze richtlijn moet daarom voldoen aan de in Richtlijn 95/46/EG vastgestelde regels.
De lidstaten moeten tweejaarlijks en voor de eerste maal binnen vier jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn betrouwbare jaarstatistieken verkrijgen over de werking van de bij deze richtlijn ingevoerde maatregelen. Zij moeten alle relevante informatiebronnen gebruiken en die informatie aan de Commissie meedelen. De Commissie moet op basis van de van de lidstaten ontvangen informatie voor het eerst na vier jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn en vervolgens tweejaarlijks een verslag indienen.
Vijf jaar na de inwerkingtreding van deze richtlijn moet een toetsing ervan plaatsvinden om rekening te houden met marktontwikkelingen, zoals het ontstaan van nieuwe soorten betaalrekeningen en betalingsdiensten, alsook ontwikkelingen op andere gebieden van het Unierecht en de ervaringen van de lidstaten. Het op de toetsing gebaseerde verslag moet een lijst bevatten van de inbreukprocedures die de Commissie in verband met deze richtlijn heeft opgestart. De toetsing moet ook een beoordeling inhouden van de gemiddelde niveaus van de vergoedingen die in de lidstaten voor betaalrekeningen binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn worden aangerekend, en van de vraag of door de ingevoerde maatregelen de consument een beter inzicht heeft in de aan de betaalrekening verbonden vergoedingen, of betaalrekeningen vergelijkbaarder zijn geworden en of gemakkelijker van betaalrekening kan worden veranderd, en hoeveel rekeninghouders sinds de omzetting van deze richtlijn van betaalrekening zijn veranderd.
Bij de toetsing moet ook worden nagegaan hoeveel aanbieders van basisbetaalrekeningen er zijn en hoeveel van dergelijke rekeningen zijn geopend, mede door consumenten die voorheen niet over een bankrekening beschikten, en welke voorbeelden er in de lidstaten zijn van de beste manieren om het aantal consumenten dat van toegang tot betaaldiensten wordt uitgesloten, terug te dringen, en wat de gemiddelde jaarlijkse vergoedingen zijn die voor basisbetaalrekeningen worden geheven. Ook moet worden gekeken naar de kosten en baten van het invoeren van overdraagbaarheid van betaalrekeningnummers in de hele Unie, de haalbaarheid van een kader voor het automatisch doorzenden van betalingen van de ene naar de andere rekening binnen een lidstaat, in combinatie met automatische kennisgevingen aan de begunstigden en betalers wanneer hun overmakingen worden doorgeleid, en van het uitbreiden van de overstapdienst tot situaties waarin de ontvangende en de overdragende betalingsdienstaanbieder in verschillende lidstaten gevestigd zijn. Ook moet er een beoordeling worden gemaakt van de doeltreffendheid van de bestaande maatregelen en van de behoefte aan bijkomende maatregelen om financiële insluiting te doen toenemen en kwetsbare leden van de samenleving bij te staan wanneer zij een overmatige schuldenlast hebben. Eveneens moet worden beoordeeld of de bepalingen betreffende de informatie die moet worden verstrekt door betalingsdienstaanbieders wanneer zij pakketproducten aanbieden toereikend zijn dan wel of bijkomende maatregelen nodig zijn. Ook moet worden bezien of er bijkomende maatregelen nodig zijn wat betreft de vergelijkingswebsites en of er voor zulke websites een accreditatie moet komen. De Commissie moet dat verslag indienen bij het Europees Parlement en de Raad, in voorkomend geval vergezeld van wetgevingsvoorstellen.
Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die overeenkomstig artikel 6, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) zijn erkend in het Handvest.
Daar de doelstellingen van deze richtlijn, namelijk de transparantie en de vergelijkbaarheid van de in verband met betaalrekeningen aangerekende vergoedingen, het overstappen naar een andere betaalrekening en de toegang tot betaalrekeningen met basisfuncties, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt maar vanwege de noodzaak om de fragmentering van de markt tegen te gaan en een gelijk speelveld in de Unie te garanderen, beter op het niveau van de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie maatregelen nemen, overeenkomstig het beginsel van subsidiariteit van artikel 5 VEU. Overeenkomstig het beginsel van evenredigheid dat in hetzelfde artikel is opgenomen, gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te bereiken.
Overeenkomstig de gezamenlijke politieke verklaring van de lidstaten en de Commissie van 28 september 2011 over toelichtende stukken(16) hebben de lidstaten zich ertoe verbonden om in gerechtvaardigde gevallen de kennisgeving van hun omzettingsmaatregelen vergezeld te doen gaan van één of meer stukken waarin het verband tussen de onderdelen van een richtlijn en de overeenkomstige delen van de nationale omzettingsinstrumenten wordt toegelicht. Met betrekking tot deze richtlijn acht de wetgever de toezending van dergelijke stukken gerechtvaardigd.
De Europese toezichthouder voor gegevensbescherming is geraadpleegd,
HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:
HOOFDSTUK I ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED EN DEFINITIES
Artikel 1 Onderwerp en toepassingsgebied
Deze richtlijn stelt regels vast met betrekking tot de transparantie en vergelijkbaarheid van de vergoedingen die bij consumenten in rekening moeten worden gebracht voor de betaalrekeningen die zij binnen de Unie aanhouden, met betrekking tot het veranderen van betaalrekening binnen een lidstaat alsmede regels voor het faciliteren van het grensoverschrijdend openen van een betaalrekening voor consumenten.
Deze richtlijn bepaalt tevens een kader voor de regels en voorwaarden waarmee de lidstaten voor de consumenten een recht waarborgen om in de Unie een basisbetaalrekening te openen en te gebruiken.
De hoofdstukken II en III zijn van toepassing op betalingsdienstaanbieders.
Hoofdstuk IV is van toepassing op kredietinstellingen.
De lidstaten kunnen besluiten hoofdstuk IV toe te passen op betalingsdienstaanbieders die geen kredietinstellingen zijn.
De lidstaten kunnen besluiten alle bepalingen of een deel van de bepalingen in deze richtlijn toe te passen op de entiteiten bedoeld in artikel 2, lid 5, van Richtlijn 2013/36/EU van het Europees Parlement en de Raad(17).
Deze richtlijn is van toepassing op betaalrekeningen waarmee consumenten ten minste:
-
geldmiddelen op een betaalrekening kunnen plaatsen;
-
contanten van een betaalrekening kunnen opnemen;
-
betalingstransacties, met inbegrip van overmakingen van en naar derden, kunnen ontvangen, respectievelijk uitvoeren.
De lidstaten kunnen besluiten alle bepalingen van deze richtlijn of een deel ervan toe te passen op andere betaalrekeningen dan in de eerste alinea bedoelde.
De opening en het gebruik van een basisbetaalrekening op grond van deze richtlijn zijn in overeenstemming met Richtlijn 2005/60/EG.
Artikel 2 Definities
Voor de toepassing van deze richtlijn gelden de volgende definities:
- 1. „consument” :
- iedere natuurlijke persoon die niet handelt in de uitoefening van zijn handels-, bedrijfs-, ambachts- of beroepsactiviteit;
- 2. „legaal in de Unie verblijvende persoon” :
- een natuurlijke persoon die op grond van handelingen van de Unie of nationale wetten het recht heeft in een lidstaat te verblijven, met inbegrip van consumenten zonder vast adres en personen die asiel zoeken uit hoofde van het Verdrag van Genève betreffende de status van vluchtelingen van 28 juli 1951, het protocol daarbij van 31 januari 1967 en andere internationale verdragen ter zake;
- 3. „betaalrekening” :
- een op naam van één of meer consumenten aangehouden rekening die voor de uitvoering van betalingstransacties wordt gebruikt;
- 4. „betalingsdienst” :
- een betalingsdienst als omschreven in artikel 4, punt 3, van Richtlijn 2007/64/EG;
- 5. „betalingstransactie” :
- een door de betaler of door de begunstigde geïnitieerde handeling waarbij geldmiddelen worden gedeponeerd, overgemaakt of opgenomen, ongeacht of er onderliggende verplichtingen tussen de betaler en de begunstigde bestaan;
- 6. „aan de betaalrekening verbonden diensten” :
- alle diensten die verband houden met het openen, gebruiken en opheffen van een betaalrekening, met inbegrip van betalingsdiensten en betalingstransacties als bedoeld in artikel 3, punt g), van Richtlijn 2007/64/EG, evenals geoorloofde debetstand en overschrijding;
- 7. „betalingsdienstaanbieder” :
- een betalingsdienstaanbieder als omschreven in artikel 4, punt 9, van Richtlijn 2007/64/EG;
- 8. „kredietinstelling” :
- een kredietinstelling als omschreven in artikel 4, lid 1, punt 1, van Verordening (EU) nr. 575/2013 van het Europees Parlement en de Raad(18);
- 9. „betaalinstrument” :
- een betaalinstrument als omschreven in artikel 4, punt 23, van Richtlijn 2007/64/EG;
- 10. „overdragende betalingsdienstaanbieder” :
- de betalingsdienstaanbieder van waaruit de voor het uitvoeren van de overstap vereiste informatie wordt overgedragen;
- 11. „ontvangende betalingsdienstaanbieder” :
- de betalingsdienstaanbieder waarnaar de voor het uitvoeren van de overstap vereiste informatie wordt overgedragen;
- 12. „betalingsopdracht” :
- door een betaler of begunstigde aan zijn betalingsdienstaanbieder gegeven instructie om een betalingstransactie uit te voeren;
- 13. „betaler” :
- hetzij een natuurlijk of een rechtspersoon die houder is van een betaalrekening en een betalingsopdracht vanaf die betaalrekening toestaat, hetzij, als er geen betaalrekening van de betaler is, een natuurlijke of rechtspersoon die een betalingsopdracht geeft naar de betaalrekening van een begunstigde;
- 14. „begunstigde” :
- natuurlijke of rechtspersoon die de beoogde ontvanger is van de geldmiddelen waarop een betalingstransactie betrekking heeft;
- 15. „vergoedingen” :
- alle kosten en boeten die door de consument aan de betalingsdienstaanbieder verschuldigd zijn voor of in verband met aan een betaalrekening verbonden diensten;
- 16. „creditrentevoet” :
- elke rentevoet die aan de consument wordt betaald voor het aanhouden van geldmiddelen op een betaalrekening;
- 17. „duurzame drager” :
- ieder hulpmiddel dat de consument in staat stelt persoonlijk aan die consument gerichte informatie op te slaan op een wijze die deze informatie toegankelijk maakt voor toekomstig gebruik gedurende een periode die is afgestemd op het doel waarvoor de informatie kan dienen, en die een ongewijzigde reproductie van de opgeslagen informatie mogelijk maakt;
- 18. „overstap” of „overstapdienst” :
- hetzij het op verzoek van een consument overdragen van de ene betalingsdienstaanbieder naar de andere betalingsdienstaanbieder van de informatie over alle of sommige doorlopende opdrachten voor overmakingen, terugkerende automatische afschrijvingen en terugkerende inkomende overmakingen die op een betaalrekening worden uitgevoerd hetzij van een positief betaalrekeningsaldo van de ene betaalbetaalrekening naar de andere, hetzij beide, met of zonder beëindiging van de eerstbedoelde betaalrekening;
- 19. „automatische afschrijving” :
- een binnenlandse of grensoverschrijdende betalingsdienst voor debitering van de betaalrekening van een betaler, waarbij een betalingstransactie wordt geïnitieerd door de begunstigde op basis van een door de betaler verstrekte instemming;
- 20. „overmaking” :
- een binnenlandse of grensoverschrijdende betalingsdienst voor het crediteren van de betaalrekening van een begunstigde middels een betalingstransactie of een reeks betalingstransacties vanaf een betaalrekening van een betaler door de betalingsdienstaanbieder die de betaalrekening van de betaler beheert, op basis van een door de betaler gegeven instructie;
- 21. „doorlopende opdracht” :
- een instructie die de betaler geeft aan de betalingsdienstaanbieder die de betaalrekening van de betaler beheert, om met regelmatige tussenpozen of op vooraf vastgelegde data overmakingen uit te voeren;
- 22. „geldmiddelen” :
- bankbiljetten en muntstukken, giraal geld en elektronisch geld als omschreven in artikel 2, punt 2, van Richtlijn 2009/110/EG van het Europees Parlement en de Raad(19);
- 23. „raamcontract” :
- een betalingsdienstcontract dat de toekomstige uitvoering beheerst van afzonderlijke en opeenvolgende betalingstransacties en dat de verplichtingen en voorwaarden voor de opening van een betaalrekening kan omvatten;
- 24. „werkdag” :
- een dag waarop de bij de uitvoering van een betalingstransactie betrokken betalingsdienstaanbieder geopend is voor de bij de uitvoering van een betalingstransactie vereiste werkzaamheden;
- 25. „geoorloofde debetstand” :
- een uitdrukkelijke kredietovereenkomst waarbij een betalingsdienstaanbieder aan een consument geldmiddelen ter beschikking stelt die het beschikbare tegoed op de betaalrekening van de consument te boven gaan;
- 26. „overschrijding” :
- stilzwijgend aanvaarde debetstand waarbij een betalingsdienstaanbieder een consument geldmiddelen ter beschikking stelt die het beschikbare tegoed op diens betaalrekening of de overeengekomen geoorloofde debetstand te boven gaan;
- 27. „bevoegde autoriteit” :
- een autoriteit die overeenkomstig artikel 21 door een lidstaat als bevoegd is aangewezen.