Home

Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (herschikking) (Voor de EER relevante tekst)

Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II) (herschikking) (Voor de EER relevante tekst)

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 47, lid 2, en artikel 55,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(1),

Na raadpleging van het Comité van de Regio’s,

Handelend volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(2),

Overwegende hetgeen volgt:

  1. Eerste Richtlijn 73/239/EEG van de Raad van 24 juli 1973 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan(3), Richtlijn 78/473/EEG van de Raad van 30 mei 1978 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen op het gebied van de communautaire co-assurantie(4), Richtlijn 87/344/EEG van de Raad van 22 juni 1987 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de rechtsbijstandverzekering(5), Tweede Richtlijn 88/357/EEG van de Raad van 22 juni 1988 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, tot vaststelling van bepalingen ter bevordering van de daadwerkelijke uitoefening van het vrij verrichten van diensten(6), Richtlijn 92/49/EEG van de Raad van 18 juni 1992 tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche (derde richtlijn schadeverzekering)(7), Richtlijn 98/78/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 oktober 1998 betreffende het aanvullend toezicht op verzekeringsondernemingen in een verzekeringsgroep(8), Richtlijn 2001/17/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2001 betreffende de sanering en de liquidatie van verzekeringsondernemingen(9), Richtlijn 2002/83/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende levensverzekering(10) en Richtlijn 2005/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2005 betreffende herverzekering(11). Ter wille van de duidelijkheid dient tot een herschikking van deze richtlijnen te worden overgegaan.

  2. Ter vergemakkelijking van de toegang tot en de uitoefening van verzekerings- en herverzekeringsactiviteiten dienen de grootste verschillen die op het gebied van de voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen geldende voorschriften tussen de nationale wetgevingen bestaan, te worden afgeschaft. Er dient derhalve een rechtskader tot stand te worden gebracht om verzekerings- en herverzekeringsondernemingen de mogelijkheid te bieden op de gehele interne markt het verzekeringsbedrijf uit te oefenen, opdat het voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen met hoofdkantoor in de Gemeenschap gemakkelijker wordt gemaakt aldaar verbintenissen en de daaraan verbonden risico’s aan te gaan.

  3. Voor de goede werking van de interne markt is het dienstig dat gecoördineerde voorschriften voor het toezicht op verzekeringsgroepen en, met het oog op de bescherming van schuldeisers, voor de saneringsmaatregelen en liquidatieprocedures ten aanzien van verzekeringsondernemingen worden vastgesteld.

  4. Het is passend dat bepaalde ondernemingen die verzekeringsdiensten verrichten, wegens hun omvang, hun rechtsvorm, hun aard (d.w.z. hun nauwe band met publieke verzekeringsstelsels) of de specifieke diensten die zij aanbieden, niet onder het bij deze richtlijn ingestelde kader vallen. Het is voorts wenselijk dat in verscheidene lidstaten bepaalde instellingen waarvan de activiteiten zich over een zeer beperkte sector uitstrekken en wettelijk tot een bepaald gebied of tot bepaalde personen zijn beperkt, van het toepassingsgebied worden uitgesloten.

  5. Zeer kleine verzekeringsondernemingen die aan bepaalde voorwaarden voldoen, waaronder bruto premie-inkomsten van minder dan 5 miljoen EUR, worden van het toepassingsgebied van deze richtlijn uitgesloten. Alle verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die reeds een vergunning overeenkomstig de huidige richtlijnen hebben, dienen die vergunning echter te behouden wanneer deze richtlijn ten uitvoer wordt gelegd. Ondernemingen die van het toepassingsgebied van deze richtlijn uitgesloten zijn, moeten gebruik kunnen maken van de door het Verdrag gegarandeerde fundamentele vrijheden. Deze ondernemingen kunnen ervoor kiezen een vergunning overeenkomstig deze richtlijn aan te vragen om voordeel te halen uit de in de hele Gemeenschap geldende vergunning waarin deze richtlijn voorziet.

  6. De lidstaten mogen vereisen dat ondernemingen die verzekerings- of herverzekeringsactiviteiten uitoefenen en van het toepassingsgebied van deze richtlijn uitgesloten zijn, zich laten registreren. De lidstaten mogen ook prudentieel en wettelijk toezicht op deze ondernemingen uitoefenen.

  7. Bij Richtlijn 72/166/EEG van de Raad van 24 april 1972 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven en de controle op de verzekering tegen deze aansprakelijkheid(12), Zevende Richtlijn 83/349/EEG van de Raad van 13 juni 1983 op de grondslag van artikel 54, lid 3, onder g), van het Verdrag betreffende de geconsolideerde jaarrekening(13), Tweede Richtlijn 84/5/EEG van de Raad van 30 december 1983 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven(14), Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten(15) en Richtlijn 2006/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de toegang tot en de uitoefening van de werkzaamheden van kredietinstellingen(16) worden algemene voorschriften inzake jaarrekeningen, wettelijke aansprakelijkheidsverzekering voor motorrijtuigen, financiële instrumenten en kredietinstellingen, alsook definities op deze gebieden vastgesteld. Het is dienstig dat sommige van de in deze richtlijn neergelegde definities ook in het kader van deze richtlijn van toepassing zijn.

  8. De toegang tot verzekerings- of herverzekeringsactiviteiten dient afhankelijk te worden gesteld van de voorafgaande verlening van een vergunning. Bijgevolg is het noodzakelijk de voorwaarden en de procedure voor de verlening en voor een weigering van welke aard ook van een dergelijke vergunning vast te stellen.

  9. De bij deze richtlijn ingetrokken richtlijnen bevatten geen regels betreffende de reikwijdte van de herverzekeringsactiviteiten waarvoor een verzekeringsonderneming een vergunning kan krijgen. Het is aan de lidstaten om te beslissen of zij hiervoor regels vaststellen.

  10. Verwijzingen in deze richtlijn naar verzekerings- of herverzekeringsondernemingen moeten ook gelden voor captive verzekeringsondernemingen en captive herverzekeringsondernemingen, behalve wanneer voor die ondernemingen specifieke bepalingen zijn opgenomen.

  11. Aangezien deze richtlijn een essentieel instrument voor de totstandbrenging van de interne markt vormt, dienen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen waaraan in de lidstaat van herkomst vergunning is verleend, het recht te hebben overal in de Gemeenschap bepaalde van hun activiteiten of al hun activiteiten uit te oefenen, hetzij door bijkantoren op te richten, hetzij door diensten te verrichten. Het verdient daarom aanbeveling een noodzakelijke en voldoende harmonisatie tot stand te brengen om te komen tot een wederzijdse erkenning van vergunningen en van toezichtstelsels, zodat één en dezelfde vergunning voor de gehele Gemeenschap geldig is en het toezicht op een onderneming door de lidstaat van herkomst kan worden uitgeoefend.

  12. Bij Richtlijn 2000/26/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 mei 2000 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe deelneming aan het verkeer van motorrijtuigen aanleiding kan geven (Vierde richtlijn motorrijtuigenverzekering)(17) worden voorschriften voor de aanwijzing van schaderegelaars vastgesteld. Deze voorschriften dienen in het kader van deze richtlijn toepasselijk te zijn.

  13. Een herverzekeringsonderneming dient zich te beperken tot activiteiten op het gebied van herverzekering en verwante operaties. Deze eis mag een herverzekeringsonderneming evenwel niet beletten activiteiten te ontplooien zoals het verstrekken van statistisch of actuarieel advies aan of het uitvoeren van risicoanalyses of onderzoek voor haar cliënten. Ook kunnen daaronder vallen de functie van holdingonderneming en activiteiten met betrekking tot de financiële sector, in de zin van artikel 2, punt 8, van Richtlijn 2002/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2002 betreffende het aanvullende toezicht op kredietinstellingen, verzekeringsondernemingen en beleggingsondernemingen in een financieel conglomeraat(18). In elk geval laat deze eis de uitoefening van niet-verwante bank- en financiële activiteiten niet toe.

  14. Ter bescherming van de verzekeringnemers dienen voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen effectieve solvabiliteitsvereisten te gelden die in een efficiënte allocatie van kapitaal binnen de Europese Unie resulteren. Gezien de marktontwikkelingen voldoet het bestaande stelsel niet meer. Het is bijgevolg noodzakelijk een nieuw regelgevingskader in te voeren.

  15. In overeenstemming met de laatste ontwikkelingen op het gebied van het Risk management in de context van de International Association of Insurance Supervisors, de International Accounting Standards Board en de International Actuarial Association en met recente ontwikkelingen in andere financiële sectoren dient een op het economische risico gebaseerde benadering te worden gevolgd die verzekerings- en herverzekeringsondernemingen ertoe aanspoort hun risico’s naar behoren te meten en te beheren. De harmonisatie moet verder worden vergroot door de vaststelling van specifieke voorschriften voor de waardering van activa en passiva, met inbegrip van technische voorzieningen.

  16. Het voornaamste doel van verzekerings- en herverzekeringsregelgeving en -toezicht is een adequate bescherming van verzekeringnemers en begunstigden te bewerkstelligen. Onder begunstigde wordt elke natuurlijke persoon of rechtspersoon verstaan die krachtens een verzekeringsovereenkomst een aanspraak heeft. Financiële stabiliteit en eerlijke en stabiele markten zijn andere doelstellingen van verzekerings- en herverzekeringsregelgeving en -toezicht die eveneens in aanmerking moeten worden genomen, maar die geen afbreuk mogen doen aan het voornaamste doel.

  17. Er wordt verwacht dat deze richtlijn in een nog betere bescherming van de verzekeringnemers zal resulteren. De lidstaten zullen de toezichthoudende autoriteiten de middelen ter beschikking moeten stellen om hun in deze richtlijn vastgestelde verplichtingen te kunnen verwezenlijken. Dit omvat alle nodige voorzieningen, waaronder financiële en personele middelen.

  18. De toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten dienen daarom over alle nodige middelen te beschikken om te garanderen dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen overal in de Gemeenschap hun activiteiten op een orderlijke wijze uitoefenen, ongeacht of deze activiteiten op grond van het recht van vestiging dan wel in het kader van het vrij verrichten van diensten worden verricht. Met het oog op de doeltreffendheid van het toezicht dienen alle acties die door de toezichthoudende autoriteiten worden ondernomen, proportioneel zijnaan de aard, omvang en complexiteit van de risico’s die inherent zijn aan het bedrijf van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming, ongeacht het belang van de betrokken onderneming voor de algehele financiële stabiliteit van de markt.

  19. Deze richtlijn mag niet te belastend zijn voor kleine en middelgrote verzekeringsondernemingen. Een van de middelen om deze doelstelling te verwezenlijken is een juiste toepassing van het proportionaliteitsbeginsel. Dit beginsel moet zowel worden toegepast op de vereisten voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen als op de uitoefening van toezichthoudende bevoegdheden.

  20. Deze richtlijn mag met name niet te belastend zijn voor verzekeringsondernemingen die gespecialiseerd zijn in bepaalde soorten verzekeringen of diensten voor bepaalde cliëntsegmenten, en moet in acht nemen dat een dergelijke specialisatie een nuttig middel kan zijn om risico’s doeltreffend en doelmatig te beheersen. Daartoe, alsook met het oog op de juiste toepassing van het proportionaliteitsbeginsel, moet uitdrukkelijk worden toegestaan dat ondernemingen hun eigen gegevens gebruiken om de parameters in de modules voor verzekeringstechnische risico’s van de standaardformule voor het solvabiliteitskapitaalvereiste te kalibreren.

  21. Deze richtlijn moet rekening houden met de specifieke aard van captive verzekerings- en herverzekeringsondernemingen. Aangezien die ondernemingen enkel risico’s dekken die verband houden met de industriële of commerciële groep waartoe zij behoren, moet overeenkomstig het proportionaliteitsbeginsel worden voorzien in een passende aanpak die aan de aard, omvang en complexiteit van hun activiteiten beantwoordt.

  22. Bij het toezicht op herverzekeringsactiviteiten moet rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van het herverzekeringsbedrijf, met name de wereldwijde aard ervan en het feit dat de verzekeringnemers zelf verzekerings- of herverzekeringsondernemingen zijn.

  23. De toezichthoudende autoriteiten dienen in staat te zijn van de verzekerings- en herverzekeringsondernemingen alle informatie te verkrijgen die voor de uitoefening van het toezicht is vereist, zo nodig met inbegrip van gegevens die een verzekerings- of herverzekeringsonderneming uit hoofde van de voorschriften betreffende financiële rapportage, beursnotering en andere wet- en regelgeving openbaar maakt.

  24. De toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst dienen de verantwoordelijkheid te dragen voor het toezicht op de financiële soliditeit van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen. Te dien einde dienen zij periodieke controles en evaluaties te verrichten.

  25. De toezichthouders mogen rekening houden met de impact op het risico- en vermogensbeheer van vrijwillige gedrags- en transparantiecodes zoals die in acht worden genomen door betrokken instellingen die handelen in niet-gereguleerde of alternatieve beleggingsinstrumenten.

  26. Het uitgangspunt voor de adequaatheid van de kwantitatieve vereisten in de verzekeringssector is het solvabiliteitskapitaalvereiste. De toezichthoudende autoriteiten dienen derhalve de bevoegdheid te hebben om als uitvloeisel van het toezichtsproces, uitsluitend in uitzonderlijke omstandigheden, in de gevallen die in deze richtlijn zijn vermeld, een kapitaalopslagfactor op het solvabiliteitskapitaalvereiste op te leggen. Het is de bedoeling dat de standaardformule voor de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste het risicoprofiel van de meeste verzekerings- en herverzekeringsondernemingen weerspiegelt. Er kunnen zich echter gevallen voordoen waarin de standaardbenadering het zeer specifieke risicoprofiel van een onderneming niet adequaat weergeeft.

  27. Het opleggen van een kapitaalopslagfactor is uitzonderlijk in die zin dat het slecht als een maatregel in laatste instantie dient te worden gebruikt, als andere toezichthoudende maatregelen ondoeltreffend of ongeschikt zijn. Bovendien moet de term „uitzonderlijk” worden begrepen in de context van de specifieke situatie van elke onderneming, en niet in verhouding tot het aantal opslagfactoren dat op een bepaalde markt wordt toegepast.

  28. De kapitaalopslagfactor moet worden gehandhaafd zolang de omstandigheden waaronder deze is opgelegd, niet zijn verholpen. Ingeval het geheel of gedeeltelijk interne model ernstige tekortkomingen vertoont of ingeval er van een ernstig tekortschietende governance sprake is, dienen de toezichthoudende autoriteiten ervoor te zorgen dat de betrokken onderneming alles in het werk stelt om de tekortkomingen te verhelpen die tot de toepassing van de kapitaalopslagfactor hebben geleid. Indien de standaardbenadering het zeer specifieke risicoprofiel van een onderneming niet adequaat weergeeft, kan de kapitaalopslagfactor echter gedurende achtereenvolgende jaren van toepassing blijven.

  29. Bepaalde risico’s kunnen alleen op passende wijze worden aangepakt door middel van governancevereisten in plaats van op basis van of door middel van de kwantitatieve vereisten die in het solvabiliteitskapitaalvereiste tot uitdrukking komen. Een doeltreffend governancesysteem is derhalve van essentieel belang voor een adequaat bestuur van de verzekeringsonderneming en voor het toezichtstelsel.

  30. Het governancesysteem omvat de Risk managementfunctie, de compliancefunctie, de interneauditfunctie en de actuariële functie.

  31. Een functie is een administratieve capaciteit om bepaalde governancetaken uit te voeren. Het benoemen van een bepaalde functie betekent niet dat de onderneming niet vrij kan beslissen hoe zij deze functie in de praktijk wenst te organiseren, tenzij in deze richtlijn anders wordt aangegeven. Dit mag niet leiden tot onredelijk belastende vereisten, want er dient rekening te worden gehouden met de aard, omvang en complexiteit van de activiteiten van de onderneming. Daarom kunnen deze functies hetzij door het eigen personeel worden vervuld, hetzij op advies van externe deskundigen gebaseerd zijn, hetzij binnen de in deze richtlijn vastgestelde grenzen aan deskundigen worden uitbesteed.

  32. Verder kan in kleinere en minder complexe ondernemingen meer dan één functie door één persoon of één organisatorische eenheid worden vervuld, behalve wat de interneauditfunctie betreft.

  33. De functies die tot het governancesysteem behoren, worden beschouwd als sleutelfuncties en dus ook als belangrijke en kritieke functies.

  34. Alle personen die betrokken zijn bij de uitvoering van sleutelfuncties moeten deskundig en betrouwbaar zijn. Echter, alleen op degenen die (eind)verantwoordelijk voor de uitvoering van sleutelfuncties is het vereiste van de verplichte kennisgeving aan de toezichthoudende autoriteit van toepassing.

  35. Voor de beoordeling van het vereiste niveau van deskundigheid moeten de beroepskwalificaties en -ervaring van de personen die de onderneming daadwerkelijk besturen of die verantwoordelijk zijn voor andere sleutelfuncties, als aanvullende factoren in aanmerking worden genomen.

  36. Als integraal onderdeel van hun bedrijfsstrategie dienen alle verzekerings- en herverzekeringsondernemingen regelmatig hun algehele solvabiliteitsbehoeften te beoordelen in het licht van hun specifieke risicoprofiel (beoordeling van het eigen risico en de solvabiliteit). Deze beoordeling vereist niet dat een intern model wordt ontwikkeld en dient evenmin om een ander kapitaalvereiste te berekenen dan het solvabiliteitskapitaalvereiste en het minimumkapitaalvereiste. De uitkomsten van elke beoordeling dienen in het kader van de voor toezichtdoeleinden te verstrekken informatie aan de toezichthoudende autoriteit te worden medegedeeld.

  37. Om een doeltreffend toezicht op de uitbestede functies of activiteiten te kunnen uitoefenen, is het van essentieel belang dat de toezichthoudende autoriteiten van de uitbestedende verzekerings- of herverzekeringsonderneming toegang hebben tot alle relevante gegevens in het bezit van de instelling die de uitbestede functie of dienst uitvoert - ongeacht of deze instelling al dan niet onder toezicht staat - en dient de verzekerings- of herverzekeringsonderneming tevens het recht hebben controles ter plaatse te verrichten. Teneinde met de marktontwikkelingen rekening te houden en ervoor te zorgen dat de uitbestedingsvoorwaarden steeds worden nageleefd, dienen de toezichthoudende autoriteiten vooraf van de uitbesteding van kritieke of belangrijke functies of activiteiten in kennis te worden gesteld. Deze vereisten houden rekening met het werk van het Joint Forum en zijn in overeenstemming met de bestaande regels en praktijken in de banksector en met Richtlijn 2004/39/EG en de toepassing daarvan op kredietinstellingen.

  38. Met het oog op de transparantie dienen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen ten minste ieder jaar essentiële informatie over hun solvabiliteit en financiële toestand openbaar te maken, d.w.z. hetzij op papier, hetzij in elektronische vorm gratis aan het publiek beschikbaar te stellen. Het dient ondernemingen te worden toegestaan op vrijwillige basis aanvullende informatie openbaar te maken..

  39. Er dient te worden voorzien in bepalingen voor de uitwisseling van informatie tussen de toezichthoudende autoriteiten en de autoriteiten of organen die uit hoofde van hun functie bijdragen tot de versterking van de stabiliteit van het financiële stelsel. Het is daarom noodzakelijk te bepalen op welke voorwaarden de bovengenoemde uitwisseling van informatie mogelijk moet zijn. Wanneer informatie alleen met de uitdrukkelijke instemming van de toezichthoudende autoriteiten openbaar kan worden gemaakt, dienen deze autoriteiten bovendien in staat zijn eventueel strikte voorwaarden aan hun instemming te verbinden.

  40. De toezichtconvergentie dient te worden bevorderd, niet alleen wat de toezichtinstrumenten maar ook wat de toezichtpraktijken betreft. Het bij Besluit 2009/79/EG van de Commissie(19) ingestelde Comité van Europese Toezichthouders op Verzekeringen en Bedrijfspensioenen (CETVB) dient in dit verband een belangrijke rol te spelen en regelmatig aan het Europees Parlement en de Commissie verslag uit te brengen over de gemaakte vorderingen.

  41. Doel van de informatie en het verslag over kapitaalopslagfactoren die het CETVB moet indienen, is niet het in overeenstemming met deze richtlijn toegestane gebruik ervan te beperken, maar bij te dragen aan een nog grotere mate van convergentie in de toepassing van kapitaalopslagfactoren tussen de toezichthoudende autoriteiten in de verschillende lidstaten.

  42. Om de administratieve lasten te beperken en dubbel werk te vermijden, dienen de toezichthoudende autoriteiten en de nationale statistische instanties samen te werken en informatie uit te wisselen.

  43. Met het oog op de versterking van het toezicht op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen en op de bescherming van de verzekeringnemers dienen de wettelijke auditors in de zin van Richtlijn 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen(20) verplicht te zijn onverwijld kennis te geven van alle feiten waarvan het aannemelijk is dat die een ernstige invloed hebben op de financiële positie of de administratieve organisatie van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming.

  44. Ter bescherming van de belangen van levensverzekeringnemers dienen verzekeringsondernemingen die gelijktijdig levens- en schadeverzekeringsactiviteiten uitoefenen, voor elk van deze activiteiten een gescheiden beheer te voeren. Deze ondernemingen dienen in het bijzonder aan dezelfde kapitaalvereisten onderworpen te zijn als die welke gelden voor een vergelijkbare verzekeringsgroep bestaande uit een levensverzekeringsonderneming en een schadeverzekeringsonderneming, met inachtneming van de grotere overdraagbaarheid van kapitaal in het geval van gemengde verzekeringsondernemingen.

  45. Bij de beoordeling van de financiële positie van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen dient van solide economische beginselen te worden uitgegaan en optimaal gebruik te worden gemaakt van de van financiële markten herleidbare informatie en van algemeen beschikbare gegevens over verzekeringstechnische risico’s. In het bijzonder moeten de solvabiliteitsvereisten gebaseerd zijn op een economische waardering van de gehele balans.

  46. De waarderingsnormen voor toezichtdoeleinden dienen zo nauw mogelijk aan te sluiten bij de internationale ontwikkelingen op het gebied van de financiële verslaggeving teneinde de administratieve lasten voor verzekerings- of herverzekeringsondernemingen te beperken.

  47. In overeenstemming met deze benadering dienen de kapitaalvereisten te worden gedekt door eigenvermogensbestanddelen die al dan niet in de balans zijn opgenomen. Aangezien alle financiële middelen de verliezen bij liquidatie en in het kader van de gewone bedrijfsuitoefening niet volledig kunnen absorberen, dienen eigenvermogensbestanddelen volgens kwaliteitscriteria in drie tiers te worden ingedeeld en dient het voor de dekking van de kapitaalvereisten in aanmerking komend eigen vermogen dienovereenkomstig te worden beperkt. De voor eigenvermogensbestanddelen geldende bovengrenzen mogen alleen worden toegepast om de solvabiliteitspositie van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen te bepalen en mogen de vrijheid van die ondernemingen op het gebied van hun interne kapitaalbeheer verder niet beperken.

  48. In het algemeen wordt aangenomen dat activa, na aftrek van voorzienbare verplichtingen, beschikbaar zijn om verliezen ten gevolge van ten gevolge van ongunstige ontwikkelingen in het bedrijfsklimaat te absorberen, zowel in het kader van de gewone bedrijfsuitoefening als bij liquidatie. Het overgrote deel van het overschot van de activa boven de verplichtingen, gewaardeerd overeenkomstig de in deze richtlijn vastgestelde beginselen, moet dus als kapitaal van hoge kwaliteit (Tier 1) worden beschouwd.

  49. Binnen een onderneming zijn niet alle activa vrij van beperkingen. In bepaalde lidstaten vloeien bepaalde producten uit in structuren van afgezonderde fondsen („ring-fenced funds”) waarbij een bepaalde categorie verzekeringnemers meer rechten op de activa binnen hun eigen „fonds” heeft. Hoewel deze activa worden meegeteld bij de berekening van het overschot van de activa boven de verplichtingen met het oog op de vaststelling van het eigen vermogen, zijn zij in feite niet beschikbaar om risico’s buiten het afgezonderde fonds te dekken. Om in overeenstemming te zijn met de economische benadering, moet de beoordeling van de eigen middelen worden aangepast aan de verschillende aard van activa die deel uitmaken van een afgezonderde regeling. Ook bij de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste moet ermee rekening worden gehouden dat dergelijke afgezonderde fondsen met minder bundeling en diversificatie gepaard gaan.

  50. In bepaalde lidstaten is het gebruikelijk dat verzekeraars levensverzekeringsproducten verkopen waarbij de verzekeringnemers en begunstigden bijdragen aan het risicokapitaal van de onderneming in ruil voor het gehele of gedeeltelijke rendement op de bijdragen. Deze geaccumuleerde winsten vormen surplusfondsen, die eigendom zijn van de rechtspersoon waarin zij gegenereerd zijn.

  51. Surplusfondsen moeten worden gewaardeerd conform de in deze richtlijn vastgestelde economische benadering. Op dit punt kan niet worden volstaan met een loutere vermelding in de wettelijke jaarrekening dat de waardering van de surplusfondsen heeft plaatsgevonden. Naar analogie van de vereisten inzake eigen vermogen moeten de in deze richtlijn vastgestelde criteria voor de indeling in tiers ook op surplusfondsen worden toegepast. Dit betekent onder meer dat alleen surplusfondsen die volgens de voorschriften in aanmerking komen voor indeling in Tier 1 als Tier 1-kapitaal mogen worden beschouwd.

  52. Onderlinge waarborgmaatschappijen en onderlinge verzekeringsmaatschappijen met variabele premies kunnen hun leden om suppletiebijdragen vragen teneinde de hoeveelheid financiële middelen die zij aanhouden om verliezen te absorberen, te vergroten. Voor onderlinge waarborgmaatschappijen en onderlinge verzekeringsmaatschappijen kunnen deze suppletiebijdragen van de leden een belangrijke bron van financiering vormen, ook wanneer deze maatschappijen met ongunstige ontwikkelingen in het bedrijfsklimaat geconfronteerd worden. Daarom moeten deze suppletiebijdragen van de leden voor solvabiliteitsdoeleinden als aanvullende eigenvermogensbestanddelen worden beschouwd en dienovereenkomstig worden behandeld. Met name in het geval van onderlinge waarborgmaatschappijen of onderlinge verzekeringsmaatschappijen van reders met variabele premies die uitsluitend maritieme risico’s verzekeren, is de mogelijkheid om op basis van met specifieke invorderingsregelingen een beroep te kunnen doen op suppletiebijdragen van de leden een gevestigde praktijk, en moet het goedgekeurde bedrag van deze suppletiebijdragen als kapitaal van goede kwaliteit (Tier 2) worden beschouwd. Ook in het geval van andere onderlinge waarborgmaatschappijen en onderlinge verzekeringsmaatschappijen met suppletiebijdragen van soortgelijke kwaliteit moet het goedgekeurde bedrag van deze suppletiebijdragen van de leden als kapitaal van goede kwaliteit (Tier 2) worden beschouwd.

  53. Om verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in staat te stellen hun verbintenissen jegens verzekeringnemers en begunstigden na te komen, dienen de lidstaten voor te schrijven dat deze ondernemingen toereikende technische voorzieningen moeten vormen. De beginselen en de actuariële en statistische methoden die aan de berekening van deze technische voorzieningen ten grondslag liggen, dienen in heel de Gemeenschap te worden geharmoniseerd teneinde een grotere vergelijkbaarheid en transparantie te bewerkstelligen.

  54. De berekening van de technische voorzieningen dient consistent te zijn met de waardering van activa en andere verplichtingen. Zij dient ook marktconform en in overeenstemming met de internationale ontwikkelingen op het gebied van de financiële verslaggeving en het toezicht te zijn.

  55. De waarde van de technische voorzieningen moet dus overeenstemmen met het bedrag dat een verzekerings- of herverzekeringsonderneming zou moeten betalen indien zij haar contractuele rechten en verplichtingen met onmiddellijke ingang aan een andere onderneming zou overdragen. Bijgevolg moet de waarde van de technische voorzieningen overeenstemmen met het bedrag dat een andere verzekerings- of herverzekeringsonderneming (referentieonderneming) naar verwachting zou vragen voor de overname en het nakomen van de onderliggende verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen. Het bedrag van de technische voorzieningen dient de kenmerken van de onderliggende verzekeringsportefeuille te weerspiegelen. Bij de berekening van de technische voorzieningen mag derhalve alleen van ondernemingspecifieke informatie worden gebruikgemaakt voor zover die informatie verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in staat stelt de kenmerken van de onderliggende verzekeringsportefeuille beter weer te geven, bijvoorbeeld informatie over schaderegeling en kosten.

  56. De aannames met betrekking tot de referentieonderneming waarvan wordt aangenomen dat zij de onderneming zal overnemen en de onderliggende verzekerings- en herverzekeringsverplichtingen zal nakomen, moeten in de hele Gemeenschap worden geharmoniseerd. Met name de aannames met betrekking tot de referentieonderneming die bepalen of er bij de berekening van de risicomarge al dan niet en zo ja, in welke mate rekening moet worden gehouden met de diversificatie-effecten, moeten in het kader van de beoordeling van het effect van de uitvoeringsmaatregelen worden geanalyseerd en vervolgens op Gemeenschapsniveau worden geharmoniseerd.

  57. Voor de berekening van de technische voorzieningen moet het mogelijk zijn redelijke interpolaties en extrapolaties van direct waarneembare marktwaarden te gebruiken.

  58. De berekening van de verwachte contante waarde van verzekeringsverplichtingen dient op actuele en geloofwaardige informatie en realistische aannames te berusten en met financiële garanties en opties in verzekerings- of herverzekeringsovereenkomsten rekening te houden, zodat zij een economische waardering van verzekerings- of herverzekeringsverplichtingen oplevert. Er dient te worden voorgeschreven dat daarbij van doeltreffende en geharmoniseerde actuariële methoden gebruik wordt gemaakt.

  59. Om met de bijzondere situatie van kleine en middelgrote ondernemingen rekening te houden, dient in vereenvoudigde methoden voor de berekening van de technische voorzieningen te worden voorzien.

  60. Het toezichtsregime dient te voorzien in een risicogevoelig vereiste dat op een prospectieve berekening is gebaseerd om een accuraat en tijdig ingrijpen van de toezichthoudende autoriteiten zeker te stellen (het solvabiliteitskapitaalvereiste), alsook in een minimumveiligheidsniveau waaronder het bedrag van de financiële middelen niet mag dalen (het minimumkapitaalvereiste). Beide kapitaalvereisten dienen in de gehele Gemeenschap te worden geharmoniseerd opdat verzekeringnemers eenzelfde niveau van bescherming wordt geboden. Voor een goede werking van deze richtlijn moet er een adequate interventieladder zijn tussen het minimumkapitaalvereiste en het solvabiliteitskapitaalvereiste.

  61. Om overmatige potentiële procyclische effecten van het financiële stelsel te beperken en te voorkomen dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen door tijdelijke ongunstige bewegingen op de financiële markten ongepast gedwongen worden om extra kapitaal bijeen te brengen of hun beleggingen te verkopen, moet de module marktrisico van de standaardformule voor het solvabiliteitskapitaalvereiste een symmetrisch aanpassingsmechanisme voor schommelende aandelenkoersen bevatten. In aanvulling daarop moeten er bepalingen komen die het toezichthoudende autoriteiten mogelijk maken om, wanneer zich uitzonderlijke dalingen op de financiële markten voordoen en het symmetrische correctiemechanisme niet toereikend is om verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in staat te stellen aan het solvabiliteitskapitaalvereiste te voldoen, de termijn verlengen waarbinnen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen hun in aanmerking komend eigen vermogen weer op het peil van het solvabiliteitskapitaalvereiste moeten brengen.

  62. Het solvabiliteitskapitaalvereiste dient gelijk te zijn aan dat niveau van in aanmerking komende eigenvermogenbestanddelen, dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in staat stelt aanzienlijke verliezen te compenseren en dat verzekeringnemers en begunstigden redelijke zekerheid biedt dat betalingen zullen plaatsvinden wanneer deze verschuldigd zijn.

  63. Om ervoor te zorgen dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen, rekening houdend met wijzigingen in hun risicoprofiel van welke aard dan ook, doorlopend over voldoende in aanmerking komend eigen vermogen beschikken om het solvabiliteitskapitaalvereiste te dekken, moeten deze ondernemingen het solvabiliteitskapitaalvereiste minstens een keer per jaar berekenen, het doorlopend volgen en het herberekenen indien hun risicoprofiel in aanzienlijke mate verandert.

  64. Om een deugdelijk Risk management te bevorderen en de wettelijke kapitaalvereisten bij de in de branche gebruikelijke werkwijzen te doen aansluiten, dient als het solvabiliteitskapitaalvereiste te worden aangemerkt het economisch kapitaal dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen moeten bezitten om te garanderen dat faillissement ten hoogste in een op 200 gevallen voorkomt of dat deze ondernemingen met een waarschijnlijkheid van ten minste 99,5 % nog steeds in staat zullen zijn om in de volgende twaalf maanden aan hun verplichtingen tegenover verzekeringnemers en begunstigden te voldoen. Dat economisch kapitaal dient te worden berekend op basis van het werkelijke risicoprofiel van de betrokken ondernemingen, waarbij rekening wordt gehouden met het effect van eventuele risicolimiteringstechnieken en diversificatie-effecten.

  65. Er dient een standaardformule voor de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste te worden vastgesteld, zodat alle verzekerings- en herverzekeringsondernemingen zich een oordeel over hun economisch kapitaal kunnen vormen. Wat de opzet van de standaardformule betreft, dient van modules te worden gebruikgemaakt, waarbij in een eerste fase dient te worden beoordeeld in hoeverre de betrokken onderneming aan elk afzonderlijk risico blootstaat, en deze afzonderlijke risicoposities vervolgens in een tweede fase bijeengevoegd dienen te worden. Ingeval het werkelijke verzekeringstechnische risicoprofiel van de onderneming beter wordt weerspiegeld indien ondernemingspecifieke parameters worden gehanteerd, moet dit worden toegestaan, mits deze parameters zijn verkregen door een standaardmethode toe te passen.

  66. Om met de bijzondere situatie van kleine en middelgrote ondernemingen rekening te houden, dient in vereenvoudigde methoden voor de berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste volgens de standaardformule te worden voorzien.

  67. In het kader van de nieuwe risicogeoriënteerde benadering is principieel geen sprake van het concept van kwantitatieve beleggingsbeperkingen en criteria voor de bepaling van in aanmerking komende activa. Het dient echter wel mogelijk te zijn dergelijke kwantitatieve beleggingsbeperkingen en criteria vast te stellen om risico’s op te vangen die onvoldoende door een ondermodule van de standaardformule worden bestreken.

  68. In overeenstemming met de risicogeoriënteerde benadering die ten aanzien van het solvabiliteitskapitaalvereiste wordt gevolgd, dient het in bepaalde omstandigheden mogelijk te zijn voor de berekening van die vereiste geheel of gedeeltelijk interne modellen te gebruiken in plaats van de standaardformule. Teneinde verzekeringnemers en begunstigden eenzelfde niveau van bescherming te bieden, dienen dergelijke interne modellen vooraf volgens geharmoniseerde processen en normen door de toezichthoudende autoriteiten te worden goedgekeurd.

  69. Wanneer het in aanmerking komend kernvermogen daalt tot onder het minimumkapitaalvereiste, dient de vergunning van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming te worden ingetrokken indien de betrokken onderneming niet in staat is om binnen een beperkte periode het in aanmerking komend kernvermogen wederom op het peil van het minimumkapitaalvereiste te brengen.

  70. Het minimumkapitaalvereiste dient te voorzien in een minimumveiligheidsniveau waaronder het bedrag van de financiële middelen niet mag dalen. Dat niveau dient te worden berekend volgens een eenvoudige formule waarvoor een onder- en bovengrens op basis van de risicogeoriënteerhet solvabiliteitskapitaalvereiste geldt, zodat het optreden van de toezichthouders geleidelijk aan kan worden vergroot, en het dient op controleerbare gegevens gebaseerd te zijn.

  71. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen dienen over activa van voldoende kwaliteit te beschikken om hun totale financiële behoeften te dekken. Alle beleggingen van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen dienen te worden beheerd overeenkomstig het „prudent person”-beginsel.

  72. De lidstaten mogen van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen niet verlangen dat zij hun activa in bepaalde categorieën activa beleggen aangezien een dergelijke vereiste onverenigbaar kan zijn met de vrijmaking van het kapitaalverkeer als bedoeld in artikel 56 van het Verdrag.

  73. De vaststelling van voorschriften op grond waarvan de lidstaten kunnen eisen dat activa die dienen ter dekking van de technische voorzieningen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming als zekerheden worden verstrekt, ongeacht de wijze waarop deze eis is geformuleerd, dient te worden verboden wanneer de verzekeraar herverzekerd is door een verzekerings- of herverzekeringsonderneming waaraan overeenkomstig deze richtlijn een vergunning is verleend, of door een verzekeringsonderneming van een derde land wanneer de toezichtregeling van dat derde land als gelijkwaardig is aangemerkt.

  74. Het juridische kader bevat tot nog toe noch gedetailleerde criteria voor een prudentiële beoordeling van een voorgenomen verwerving noch een procedure voor de toepassing van deze criteria. Om te zorgen voor de nodige rechtszekerheid, duidelijkheid en voorspelbaarheid met betrekking tot het beoordelingsproces en het resultaat ervan, dienen de criteria en het proces van prudentiële beoordeling derhalve te worden verduidelijkt. Bij Richtlijn 2007/44/EG zijn dergelijke criteria en procedures ingevoerd. Waar het verzekering en herverzekering betreft, dienen deze bepalingen te worden gecodificeerd en in deze richtlijn te worden verwerkt.

  75. Maximale harmonisatie in de gehele Gemeenschap van deze procedures en prudentiële beoordelingen is derhalve van essentieel belang. De bepalingen inzake gekwalificeerde deelnemingen mogen de lidstaten evenwel niet beletten te verlangen dat de toezichthoudende autoriteiten in kennis worden gesteld van deelnemingen die onder de in deze bepalingen vastgestelde drempels liggen, zolang te dien einde ten hoogste één extra drempel van minder dan 10 % door een lidstaat wordt opgelegd. Ook mogen deze bepalingen de toezichthoudende autoriteiten niet beletten met algemene richtsnoeren aan te geven wanneer dergelijke deelnemingen worden beschouwd als resulterend in invloed van betekenis.

  76. In het licht van de toenemende mobiliteit van de burgers van de Unie wordt wettelijke aansprakelijkheidsverzekering voor motorrijtuigen steeds vaker op grensoverschrijdende basis aangeboden. Opdat het systeem van de groene kaart en de overeenkomsten tussen de nationale bureaus van motorrijtuigenverzekeraars naar behoren blijven functioneren, is het aangewezen dat een lidstaat kan verlangen van verzekeringsondernemingen, die in het kader van dienstverrichting op zijn grondgebied wettelijke aansprakelijkheidsverzekering voor motorrijtuigen aanbieden, dat zij zich aansluiten bij en deelnemen in de financiering van zowel het nationale bureau als het garantiefonds van de betrokken lidstaat. De lidstaat van dienstverrichting dient van ondernemingen die wettelijke aansprakelijkheidsverzekering voor motorrijtuigen aanbieden te verlangen dat zij op zijn grondgebied een vertegenwoordiger aanstellen, die alle nodige informatie met betrekking tot vorderingen vergaart en de betrokken onderneming vertegenwoordigt.

  77. In het kader van een interne markt is het in het belang van verzekeringnemers dat zij toegang hebben tot een zo breed mogelijk gamma van in de Gemeenschap aangeboden verzekeringsproducten. De lidstaat van het risico of de lidstaat van de verbintenis dient er derhalve op toe te zien dat alle in de Gemeenschap aangeboden verzekeringsproducten zonder enige belemmering op zijn grondgebied op de markt kunnen worden gebracht, voor zover dit niet in strijd is met de wettelijke bepalingen van algemeen belang die in deze lidstaat gelden en voor zover dit algemeen belang niet door de voorschriften van de lidstaat van herkomst wordt gewaarborgd.

  78. Er moeten sancties kunnen worden opgelegd wanneer een verzekeringsonderneming zich in de lidstaat van het risico of de lidstaat van de verbintenis niet voegt naar de bepalingen van algemeen belang die op haar van toepassing zijn.

  79. In het kader van een interne verzekeringsmarkt zullen consumenten een ruimere en meer gevarieerde keuze uit overeenkomsten hebben. Om ten volle van deze diversiteit en van een toegenomen concurrentie te kunnen profiteren, dienen zij vóór de sluiting van de overeenkomst en tijdens de hele duur ervan over de nodige inlichtingen te beschikken om de overeenkomst te kunnen kiezen die het beste bij hun behoeften past.

  80. Een verzekeringsonderneming die hulpverleningsovereenkomsten aanbiedt, dient over de nodige middelen te beschikken om de door haar aangeboden prestaties in natura binnen een passende termijn te verstrekken. Er dienen derhalve specifieke bepalingen te worden vastgesteld voor de berekening van de Solvabiliteitskapitaalvereiste en de absolute ondergrens van het minimumkapitaalvereiste waaraan een dergelijke onderneming moet voldoen.

  81. De daadwerkelijke uitoefening van het communautaire co-assurantiebedrijf voor activiteiten die op grond van hun aard of omvang voor dekking door internationale co-assurantie in aanmerking komen, dient te worden vergemakkelijkt door een minimum aan harmonisatie, teneinde verstoring van de mededinging en verschillen in behandeling te voorkomen. In deze context dient de eerste verzekeringsonderneming vorderingen te beoordelen en het bedrag van de technische voorzieningen vast te stellen. Bovendien dient op het terrein van de communautaire co-assurantie te worden voorzien in een bijzondere samenwerking zowel tussen de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten onderling, als tussen deze autoriteiten en de Commissie.

  82. Met het oog op de bescherming van verzekerden dient het nationale recht betreffende rechtsbijstandverzekering te worden geharmoniseerd. Elk mogelijk belangenconflict, met name als gevolg van het feit dat de verzekeringsonderneming een derde persoon heeft verzekerd of een persoon zowel voor rechtsbijstand als voor één of meer andere branches heeft verzekerd, moet zoveel mogelijk worden voorkomen of worden opgelost. Te dien einde kan op verschillende manieren een passend niveau van bescherming van verzekeringnemers worden bewerkstelligd. Voor welke oplossing ook wordt gekozen, het belang van de personen met rechtsbijstandverzekering dient op gelijkwaardige wijze te worden gewaarborgd.

  83. Conflicten met betrekking tot rechtsbijstand tussen verzekerden en verzekeringsondernemingen dienen zo billijk en snel mogelijk te worden opgelost. Het is derhalve wenselijk dat de lidstaten voorzien in een arbitrageprocedure dan wel in een procedure die vergelijkbare garanties biedt.

  84. In sommige lidstaten vervangt de particuliere of op vrijwillige basis gesloten ziekteverzekering geheel of gedeeltelijk de door de socialezekerheidsstelsels verleende dekking. Wegens haar bijzondere karakter onderscheidt deze ziekteverzekering zich in die zin van de andere schadeverzekerings- en levensverzekeringsbranches, dat moet worden gegarandeerd dat verzekeringnemers, ongeacht hun leeftijd of risicoprofiel, daadwerkelijk toegang hebben tot een particuliere of op vrijwillige basis gesloten ziekteverzekering. Gezien het karakter en de sociale gevolgen van ziekteverzekeringsovereenkomsten dienen de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van het risico te kunnen verlangen dat zij in het geval van een particuliere of op vrijwillige basis gesloten ziekteverzekering stelselmatig in kennis worden gesteld van de algemene en bijzondere polisvoorwaarden, zodat zij zich ervan kunnen vergewissen dat deze overeenkomsten de door het socialezekerheidsstelsel geboden dekking geheel of gedeeltelijk kunnen vervangen. Die controle mag geen voorwaarde voor het op de markt brengen van de producten vormen.

  85. Sommige lidstaten hebben daartoe bijzondere wettelijke bepalingen aangenomen. In het algemeen belang dienen dergelijke wettelijke bepalingen te kunnen worden vastgesteld of gehandhaafd, voor zover de vrijheid van vestiging of van dienstverrichting daardoor niet nodeloos wordt beperkt, met dien verstande dat deze bepalingen van gelijke toepassing dienen te zijn. De aard van deze wettelijke bepalingen kan verschillen naar gelang van de situatie in elke lidstaat. Het doel van bescherming van het algemeen belang kan ook worden bereikt door de ondernemingen die particuliere of op vrijwillige basis gesloten ziekteverzekering aanbieden ertoe te verplichten om standaardovereenkomsten aan te bieden waarvan de dekking gelijkloopt met die van de wettelijke socialezekerheidsstelsels en waarvoor de premie niet hoger is dan een voorgeschreven maximum, en om aan compensatiestelsels deel te nemen. Ook kan worden verlangd dat de technische grondslag voor de particuliere of op vrijwillige basis gesloten ziekteverzekering analoog is aan die van de levensverzekering.

  86. De lidstaten van ontvangst dienen van verzekeringsondernemingen die op hun grondgebied voor eigen risico de verplichte arbeidsongevallenverzekering aanbieden, te kunnen verlangen dat zij de specifieke voorschriften naleven die ten aanzien van deze verzekering in hun nationale wetgeving zijn opgenomen. Dit mag echter niet gelden voor de voorschriften betreffende het financiële toezicht, die onder de uitsluitende bevoegdheid van de lidstaat van herkomst moeten blijven vallen.

  87. In sommige lidstaten zijn verzekeringstransacties niet onderworpen aan enige vorm van indirecte belasting, terwijl in de meeste lidstaten bijzondere heffingen en andere vormen van belasting, waaronder extra heffingen bestemd voor compensatie-instellingen, van toepassing zijn. De structuur en het tarief van deze heffingen en belastingen verschillen aanzienlijk naar gelang van de lidstaat waar zij van toepassing zijn. Er moet voorkomen worden dat de bestaande verschillen ernstige concurrentieverstoring tussen de lidstaten op het gebied van verzekeringdiensten met zich brengen. In afwachting van een latere harmonisatie kan de toepassing van de belastingregelingen en de andere heffingen van de lidstaten waar de risico’s zich bevinden of waar de verbintenissen zijn aangegaan, dat probleem verhelpen en is het aan de lidstaten om regelingen te treffen opdat deze heffingen en belastingen worden geïnd.

  88. De lidstaten waar Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I)(21) niet van toepassing is, dienen, overeenkomstig deze richtlijn, de bepalingen van die verordening, toe te passen om te bepalen welk recht van toepassing is op verzekeringsovereenkomsten die binnen de werkingssfeer van artikel 7 van genoemde verordening vallen.

  89. Om met de internationale aspecten van herverzekering rekening te houden, dient de mogelijkheid te worden geboden om internationale overeenkomsten met een derde land te sluiten met het doel de methoden vast te stellen voor het toezicht op herverzekeringsentiteiten die activiteiten uitoefenen op het grondgebied van elk van de partijen bij de overeenkomst. Tevens dient te worden voorzien in een flexibele procedure aan de hand waarvan de prudentiële gelijkwaardigheid met derde landen op een communautaire grondslag kan worden beoordeeld teneinde de liberalisering van herverzekeringsdiensten in derde landen te bevorderen, hetzij door middel van vestiging, hetzij in het kader van grensoverschrijdende dienstverrichting.

  90. Wegens het bijzondere karakter van finite herverzekeringsactiviteiten dienen de lidstaten erop toe te zien dat verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die finite herverzekeringsovereenkomsten sluiten of finite herverzekeringsactiviteiten uitoefenen, de uit deze overeenkomsten of activiteiten voortvloeiende risico’s naar behoren kunnen onderkennen, meten en beheersen.

  91. Er dienen passende voorschriften te worden vastgelegd voor Special Purpose Vehicles die risico’s van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen overnemen en die geen verzekerings- of herverzekeringsondernemingen zijn. Bedragen die op een Special Purpose Vehicle kunnen worden verhaald, dienen te worden beschouwd als bedragen die onder herverzekerings- of retrocessieovereenkomsten als aftrekposten mogen worden aangemerkt.

  92. Special Purpose Vehicles waarvoor toestemming is verleend vóór 31 oktober 2012 moeten ressorteren onder het recht van de lidstaat die toestemming heeft gegeven voor het Special Purpose Vehicle. Om toezichtarbitrage te voorkomen, moeten de bepalingen van deze richtlijn van toepassing zijn op alle nieuwe activiteiten die door een Special Purpose Vehicle worden begonnen na 31 oktober 2012.

  93. Gezien het in toenemende mate grensoverschrijvende karakter van het verzekeringsbedrijf moeten verschillen tussen de regels van de lidstaten inzake Special Purpose Vehicles waarop de bepalingen van deze richtlijn van toepassing zijn, zoveel mogelijk beperkt worden, rekening houdend met hun toezichtstructuren.

  94. De werkzaamheden met betrekking tot Special Purpose Vehicles moeten worden voortgezet, rekening houdend met de werkzaamheden die in andere financiële sectoren zijn verricht.

  95. Maatregelen voor het toezicht op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in een groep dienen de met het toezicht op een verzekerings- of herverzekeringsonderneming belaste autoriteiten in staat te stellen om tot een beter gefundeerd oordeel over de financiële positie van de betrokken verzekerings- of herverzekeringsonderneming te komen.

  96. Voor zover zulks noodzakelijk is, dient bij het groepstoezicht met verzekeringsholdings en gemengde verzekeringsholdings rekening te worden gehouden. Deze richtlijn impliceert echter geenszins dat de lidstaten op elk van die ondernemingen afzonderlijk toezicht dienen uit te oefenen.

  97. Hoewel de uitoefening van toezicht op de afzonderlijke verzekerings- en herverzekeringsondernemingen het wezenlijke beginsel van het verzekeringstoezicht blijft, moet worden uitgemaakt welke ondernemingen onder de werkingssfeer van het toezicht op groepsniveau vallen.

  98. Overeenkomstig de communautaire en nationale wetgeving moeten ondernemingen, met name onderlinge waarborgmaatschappijen en onderlinge verzekeringsmaatschappijen, concentraties of groepen kunnen vormen, niet door kapitaalbanden, maar via geformaliseerde en langdurige financiële relaties op basis van contractuele of andere materiële erkenning die financiële solidariteit tussen die ondernemingen garandeert. Indien via een gecentraliseerde coördinatie een overheersende invloed wordt uitgeoefend, moet op die ondernemingen toezicht worden uitgeoefend volgens dezelfde regels als die welke gelden voor groepen die zijn gevormd door kapitaalbanden, teneinde de verzekeringnemers op afdoende wijze te beschermen en gelijke voorwaarden voor alle groepen te creëren.

  99. Er dient in elk geval groepstoezicht te worden uitgeoefend op het niveau van de uiteindelijke deelnemende onderneming die haar hoofdkantoor in de Gemeenschap heeft. De lidstaten dienen evenwel in staat te zijn hun toezichthoudende autoriteiten toe te staan groepstoezicht op een beperkt aantal lagere niveaus uit te oefenen wanneer zij zulks noodzakelijk achten.

  100. Voor verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die deel uitmaken van een groep, dient de solvabiliteit op groepsniveau te worden berekend.

  101. De geconsolideerde Solvabiliteitskapitaalvereiste van een groep moet de totale diversificatie van de risico’s van alle verzekerings- en herverzekeringsentiteiten binnen de groep in acht nemen zodat deze naar behoren beantwoordt aan de risicoblootstelling van de groep.

  102. Tot een groep behorende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen moeten een aanvraag kunnen indienen om de solvabiliteit zowel op groepsniveau als op individueel niveau op basis van een intern model te mogen berekenen.

  103. Een aantal bepalingen van deze richtlijn voorziet uitdrukkelijk in een bemiddelende of raadgevende rol voor het CEVTB, maar dit mag niet uitsluiten dat het CEVTB ook met betrekking tot andere bepalingen een bemiddelende of raadgevende rol speelt.

  104. Deze richtlijn houdt een innoverend toezichtsmodel in, waarin een sleutelrol is weggelegd voor de groepstoezichthouder, terwijl voor de solotoezichthouder een belangrijke rol erkend wordt en behouden blijft. De bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de toezichthouders gaan hand in hand met hun verantwoordingsplicht.

  105. Alle verzekeringnemers en begunstigden moeten een gelijke behandeling krijgen, ongeacht hun nationaliteit of woonplaats. Daartoe moeten de lidstaten ervoor zorgen dat alle maatregelen die een toezichthoudende autoriteit op grond van haar nationale mandaat neemt, niet strijdig worden geacht met de belangen van die lidstaat of van de verzekeringnemers en begunstigden in die lidstaat. In alle omstandigheden van afwikkeling van vorderingen en liquidatie moeten de activa eerlijk worden verdeeld onder alle in aanmerking komende verzekeringnemers, ongeacht hun nationaliteit of woonplaats.

  106. Er moet worden gewaarborgd dat het eigen vermogen op adequate wijze binnen de groep is verdeeld, en waar nodig beschikbaar is voor de bescherming van verzekeringnemers en begunstigden. Daarom dienen verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in een groep over voldoende eigen vermogen te beschikken om hun solvabiliteitskapitaalvereiste te dekken.

  107. Alle toezichthouders die bij het groepstoezicht zijn betrokken, moeten de genomen beslissingen kunnen begrijpen, met name wanneer deze beslissingen door de groepstoezichthouder zijn genomen. Zodra een van de toezichthouders relevante informatie tot zijn beschikking krijgt, moet hij deze daarom onmiddellijk met de andere toezichthouders delen, zodat alle toezichthouders een oordeel kunnen vormen op basis van dezelfde relevante informatie. Indien de betrokken toezichthouders geen overeenstemming kunnen bereiken, moet er degelijk advies worden ingewonnen bij het CEVTB om de situatie op te lossen.

  108. De solvabiliteit van een verzekerings- of herverzekeringsdochteronderneming van een verzekeringsholding, een verzekeringsonderneming van een derde land of een herverzekeringsonderneming van een derde land kan worden beïnvloed door de financiële middelen van de groep waarvan die onderneming deel uitmaakt en door de wijze waarop die financiële middelen binnen die groep zijn verdeeld. De toezichthoudende autoriteiten dienen derhalve te beschikken over mogelijkheden tot het uitoefenen van het groepstoezicht en tot het nemen van passende maatregelen op het niveau van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming wanneer de solvabiliteit van die onderneming in gevaar is of kan komen.

  109. Risicoconcentraties en intragroeptransacties kunnen de financiële positie van verzekerings- of herverzekeringsondernemingen beïnvloeden. De toezichthoudende autoriteiten dienen daarom in staat te zijn toezicht op dergelijke risicoconcentraties en intragroeptransacties uit te oefenen, rekening houdend met de aard van de banden tussen gereglementeerde alsook niet-gereglementeerde entiteiten, met inbegrip van verzekeringsholdings en gemengde verzekeringsholdings, en passende maatregelen op het niveau van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming te nemen wanneer de solvabiliteit van die onderneming in gevaar is of kan komen.

  110. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen in een groep dienen te beschikken over passende governancesystemen waarop controle moet worden uitgeoefend.

  111. Voor alle aan groepstoezicht onderworpen verzekerings- en herverzekeringsgroepen dient uit de kring van de betrokken toezichthoudende autoriteiten een groepstoezichthouder te worden aangewezen. De rechten en plichten van de groepstoezichthouder dienen passende coördinatie- en beslissingsbevoegdheden te omvatten. De autoriteiten die bij het toezicht op tot eenzelfde groep behorende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen betrokken zijn, dienen coördinatieregelingen te treffen.

  112. Aangezien groepstoezichthouders steeds meer bevoegdheden krijgen, moet ervoor worden gezorgd dat de criteria voor het kiezen van de groepstoezichthouder niet op arbitraire wijze kunnen worden omzeild. Met name indien de groepstoezichthouder rekening houdend met de groepsstructuur en het relatieve belang van de verzekerings- en herverzekeringsactiviteiten op verschillende markten wordt gekozen, mogen transacties binnen de groep en groepsherverzekering niet dubbel worden geteld bij het beoordelen van het relatieve belang ervan op een markt.

  113. De toezichthouders van alle lidstaten waar ondernemingen van de groep zijn gevestigd moeten bij het groepstoezicht betrokken zijn via een college van toezichthouders (het „college”). Zij moeten allemaal toegang hebben tot informatie die beschikbaar is bij andere toezichthoudende autoriteiten in het college en moeten op dynamische wijze en voortdurend bij de besluitvorming betrokken worden. Tussen de voor het toezicht op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen verantwoordelijke autoriteiten onderling, alsook tussen die autoriteiten en de autoriteiten die voor het toezicht op in andere financiële sectoren actieve ondernemingen verantwoordelijk zijn, dient samenwerking tot stand te worden gebracht.

  114. De activiteiten van het college moeten in verhouding staan tot de aard, omvang en complexiteit van de risico’s die verbonden zijn aan de werkzaamheden van alle ondernemingen die deel uitmaken van de groep, alsook tot de grensoverschrijdende dimensie. Het college moet worden ingesteld om ervoor te zorgen dat procedures voor samenwerking, informatie-uitwisseling en overleg tussen de toezichthoudende autoriteiten van het college effectief worden toegepast overeenkomstig deze richtlijn. De toezichthoudende autoriteiten moeten het college gebruiken om convergentie van hun respectieve besluiten in de hand te werken en nauw samen te werken bij de uitvoering van hun toezichtactiviteiten in de gehele groep volgens geharmoniseerde criteria.

  115. Deze richtlijn dient te voorzien in een raadgevende rol voor het CEVTB. De adviezen van de CETVB aan de desbetreffende toezichthouder zijn niet bindend voor deze laatste wanneer hij zijn besluit neemt. Wanneer hij een besluit neemt, moet de betrokken toezichthouder echter ten volle rekening houden met dit advies en uitleg geven wanneer hij daar in aanzienlijke mate van afwijkt.

  116. Verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die deel uitmaken van een groep waarvan de moederonderneming haar hoofdkantoor buiten de Gemeenschap heeft, dienen aan gelijkwaardige en passende regelingen voor het groepstoezicht onderworpen te zijn. Daartoe zijn transparantie van de regelgeving en uitwisseling van informatie met de autoriteiten van derde landen onder alle relevante omstandigheden vereist. Met het oog op een geharmoniseerde aanpak van de vaststelling en beoordeling van de gelijkwaardigheid van het toezicht op verzekerings- en herverzekerings-ondernemingen in derde landen moet worden bepaald dat de Commissie een bindend besluit neemt betreffende de gelijkwaardigheid van solvabiliteitregelingen in derde landen. Wat betreft landen ten aanzien waarvan de Commissie geen besluit heeft genomen, moet de gelijkwaardigheid worden beoordeeld door de groepstoezichthouder, na overleg met de andere betrokken toezichthoudende autoriteiten.

  117. Aangezien de nationale wetgeving betreffende saneringsmaatregelen en liquidatieprocedures nog niet is geharmoniseerd, dienen in het kader van de interne markt de wederzijdse erkenning van in de lidstaten geldende saneringsmaatregelen en liquidatieprocedures ten aanzien van verzekeringsondernemingen en de noodzakelijke samenwerking te worden gewaarborgd, waarbij rekening wordt gehouden met de voor dergelijke maatregelen geldende beginselen van eenheid, universaliteit, coördinatie en openbaarmaking, en met de gelijke behandeling en bescherming van verzekeringsschuldeisers.

  118. Er moet worden gegarandeerd dat de door de bevoegde instantie van een lidstaat vastgestelde saneringsmaatregelen die tot doel hebben de financiële soliditeit van een verzekeringsonderneming in stand te houden of te herstellen en liquidatie zoveel mogelijk te voorkomen, ten volle effect sorteren in heel de Gemeenschap. De gevolgen van dergelijke saneringsmaatregelen en liquidatieprocedures ten aanzien van derde landen dienen evenwel onverlet te worden gelaten.

  119. Er dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de bevoegde instanties ter zake van saneringsmaatregelen en liquidatieprocedures, en de toezichthoudende autoriteiten ter zake van verzekeringsondernemingen.

  120. In de definitie van „bijkantoor” voor insolventiedoeleinden, dient er, overeenkomstig de geldende insolventiebeginselen, rekening mee te worden gehouden dat alleen de verzekeringsonderneming rechtspersoonlijkheid heeft. De wetgeving van de lidstaat van herkomst dient evenwel bepalend te zijn voor de wijze waarop de activa en passiva die worden beheerd door onafhankelijke personen die duurzaam gemachtigd zijn om namens de verzekeringsonderneming te handelen als waren zij een agentschap, bij de liquidatie van deze verzekeringsonderneming worden behandeld.

  121. Er dienen voorwaarden te worden vastgesteld onder dewelke niet op insolventie berustende liquidatieprocedures, waarbij voor de uitkering van schuldvorderingen uit hoofde van verzekering een rangindeling geldt, onder het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen. Een nationaal loongarantiestelsel kan gesubrogeerd worden in de vorderingen van werknemers van een verzekeringsonderneming uit hoofde van hun arbeidsovereenkomst en -verhouding. De behandeling van zulke gesubrogeerde vorderingen dient te worden geregeld bij de wetgeving van de lidstaat van herkomst (lex concursus).

  122. De vaststelling van saneringsmaatregelen vormt geen beletsel voor de opening van een liquidatieprocedure. Het dient derhalve mogelijk te zijn een liquidatieprocedure te openen zonder dat of nadat saneringsmaatregelen zijn vastgesteld. De liquidatieprocedure kan worden afgesloten met een gerechtelijk akkoord of met andere maatregelen van dezelfde strekking, waaronder saneringsmaatregelen.

  123. De bevoegde instanties van de lidstaat van herkomst dienen als enige gemachtigd te zijn om beslissingen inzake een liquidatieprocedure ten aanzien van een verzekeringsonderneming te nemen. Deze beslissingen dienen in heel de Gemeenschap effect te sorteren en door alle lidstaten te worden erkend. De beslissingen dienen overeenkomstig de in de lidstaat van herkomst geldende procedures te worden bekendgemaakt, alsook in het Publicatieblad van de Europese Unie. De informatie dient ook beschikbaar te worden gesteld aan bekende, in de Gemeenschap gevestigde schuldeisers, die het recht moeten hebben vorderingen of opmerkingen in te dienen.

  124. In een liquidatieprocedure dienen alle activa en passiva van de verzekeringsonderneming in aanmerking te worden genomen.

  125. Alle voorwaarden voor het openen, het verloop en het beëindigen van een liquidatieprocedure dienen te worden beheerst door het recht van de lidstaat van herkomst.

  126. Teneinde een gecoördineerd optreden van de lidstaten mogelijk te maken, dienen de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van herkomst en van alle andere lidstaten onverwijld op de hoogte te worden gebracht van het openen van een liquidatieprocedure.

  127. Het is van het grootste belang dat verzekerden, verzekeringnemers, begunstigden, alsmede iedere benadeelde met het recht om tegen de verzekeringsonderneming een rechtstreekse vordering uit hoofde van verzekeringstransacties in te stellen, in het kader van de liquidatieprocedure bescherming genieten. Die bescherming mag niet gelden voor vorderingen die niet gebaseerd zijn op verplichtingen uit hoofde van verzekeringsovereenkomsten of verrichtingen, maar op burgerlijke aansprakelijkheid veroorzaakt door een tussenpersoon in onderhandelingen waarvoor deze tussenpersoon overeenkomstig het op de verzekeringsovereenkomst of verrichting toepasselijke recht krachtens de verzekeringsovereenkomst of verrichting niet aansprakelijk is. Om dat doel te bereiken, dienen de lidstaten de keuze te hebben tussen gelijkwaardige methoden voor een speciale behandeling van schuldeisers uit hoofde van verzekering, waarbij geen van deze methoden een lidstaat mag beletten een rangorde tussen diverse categorieën van vorderingen uit hoofde van verzekering aan te brengen. Bovendien moet voor een passend evenwicht worden gezorgd tussen de bescherming van schuldeisers uit hoofde van verzekering en andere bevoorrechte schuldeisers die door de wetgeving van de betrokken lidstaat worden beschermd.

  128. De opening van een liquidatieprocedure dient tot gevolg te hebben dat de aan de verzekeringsonderneming verleende vergunning om het verzekeringsbedrijf uit te oefenen, wordt ingetrokken, voor zover dat nog niet was gebeurd.

  129. Schuldeisers dienen het recht te hebben om in het kader van een liquidatieprocedure vorderingen of schriftelijke opmerkingen in te dienen. Vorderingen van schuldeisers die in een andere lidstaat dan de lidstaat van herkomst zijn gevestigd, dienen op dezelfde wijze te worden behandeld als soortgelijke vorderingen in de lidstaat van herkomst, zonder onderscheid op grond van nationaliteit of verblijfplaats.

  130. Ter bescherming van het gewettigd vertrouwen en van de rechtszekerheid van bepaalde handelingen in andere lidstaten dan de lidstaat van herkomst dient het recht te worden bepaald dat toepasselijk is op de gevolgen van de saneringsmaatregelen en liquidatieprocedures voor aanhangige rechtsgedingen en voor de afzonderlijke executiemaatregelen die uit deze rechtsgedingen voortkomen.

  131. De voor de uitvoering van deze richtlijn vereiste maatregelen dienen te worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(22).

  132. In het bijzonder moet de Commissie de bevoegdheid worden gegeven om maatregelen vast te stellen met betrekking tot de aanpassing van de bijlagen en tot specificatie van met name de bevoegdheden van de toezichthoudende autoriteiten en van de door deze autoriteiten te ondernemen acties, alsook om meer gedetailleerde voorschriften vast te stellen op terreinen zoals het governancesysteem, de openbaarmaking, de beoordelingscriteria in verband met gekwalificeerde deelnemingen, de berekening van de technische voorzieningen en kapitaalvereisten, beleggingen en groepstoezicht. De Commissie moet ook worden gemachtigd om uitvoeringsmaatregelen vast te stellen waarbij aan derde landen de status van gelijkwaardigheid met de bepalingen van deze richtlijn wordt verleend. Daar het maatregelen van algemene strekking betreft tot wijziging van niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn en ter aanvulling van deze richtlijn met nieuwe niet-essentiële onderdelen, moeten zij overeenkomstig de regelgevingsprocedure met toetsing zoals bedoeld in artikel 5 bis van Besluit 1999/468/EG, worden vastgesteld.

  133. Daar de doelstellingen van deze richtlijn niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang en de gevolgen beter door de Gemeenschap kunnen worden verwezenlijkt, kan de Gemeenschap overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen treffen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

  134. Richtlijn 64/225/EEG van de Raad van 25 februari 1964 ter opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging en van het vrij verrichten van diensten, voor wat betreft herverzekering en retrocessie(23), Richtlijn 73/240/EEG van de Raad van 24 juli 1973 inzake de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging op het gebied van het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche(24), Richtlijn 76/580/EEG van de Raad van 29 juni 1976 tot wijziging van Richtlijn 73/239/EEG tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan(25) en Richtlijn 84/641/EEG van de Raad van 10 december 1984 houdende wijziging, inzonderheid wat de hulpverlening op reis betreft, van de eerste Richtlijn (73/239/EEG) tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de toegang tot het directe verzekeringsbedrijf, met uitzondering van de levensverzekeringsbranche, en de uitoefening daarvan(26) zijn achterhaald en dienen derhalve te worden ingetrokken.

  135. De verplichting om deze richtlijn in nationaal recht om te zetten, dient beperkt te blijven tot de bepalingen die een materiële wijziging ten opzichte van de eerdere richtlijnen inhouden. De verplichting tot omzetting van de ongewijzigde bepalingen vloeit voort uit de vorige richtlijnen.

  136. Deze richtlijn laat de verplichtingen van de lidstaten inzake de termijnen voor omzetting van de in bijlage VI, deel B, vermelde richtlijnen in nationaal recht onverlet.

  137. De Commissie dient de adequaatheid van de bestaande garantiestelsels in de verzekeringssector te beoordelen en een passend wetgevingsvoorstel in te dienen.

  138. In artikel 17, lid 2, van Richtlijn 2003/41/EG van het Europees Parlement en de Raad van 3 juni 2003 betreffende de werkzaamheden van en het toezicht op instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen(27) wordt verwezen naar de bestaande wetgevingsvoorschriften inzake solvabiliteitsmarges. Deze verwijzingen moeten behouden worden om de status quo te bewaren. De Commissie moet de herziening van Richtlijn 2003/41/EG overeenkomstig artikel 21, lid 4, daarvan zo spoedig mogelijk uitvoeren. De Commissie moet, met de steun van het CEVTB, een deugdelijk stelsel van solvabiliteitsregels betreffende instellingen voor bedrijfspensioenvoorzieningen ontwikkelen, waarbij zij ten volle rekening moet houden met de essentiële onderscheidendheid ten opzichte van verzekeringen en dus niet vooruit mag lopen op de toepassing van deze richtlijn die deze instellingen zal worden opgelegd.

  139. De toepassing van deze richtlijn wijzigt het risicoprofiel van de verzekeringsonderneming ten opzichte van de verzekeringnemer. De Commissie moet zo spoedig mogelijk en uiterlijk eind 2010 een voorstel indienen voor de herziening van Richtlijn 2002/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 9 december 2002 betreffende verzekeringsbemiddeling(28), rekening houdend met de gevolgen van deze richtlijn voor de verzekeringnemers.

  140. Verdere verregaande hervormingen van het regelgevings- en toezichtsmodel voor de financiële sector in de Europese Unie zijn hoognodig en moeten spoedig door de Commissie worden voorgesteld, naar behoren rekening houdend met de conclusies die de werkgroep van deskundigen onder voorzitterschap van Jacques de Larosière op 25 februari 2009 heeft gepresenteerd. De Commissie moet de nodige wetgeving voorstellen om de vastgestelde tekortkomingen in de bepalingen inzake coördinatie- en samenwerkingsregelingen tussen de toezichthouders te verhelpen.

  141. Het CEVTB moet worden geraadpleegd over hoe kwesties als sterker groepstoezicht en kapitaalbeheer binnen een groep van verzekerings- of herverzekeringsondernemingen het beste kunnen worden aangepakt. Het CEVTB moet om advies worden gevraagd dat de Commissie kan helpen haar voorstellen op te stellen onder voorwaarden die verenigbaar zijn met een hoog niveau van bescherming van de verzekeringnemers (en de begunstigden) en met het waarborgen van de financiële stabiliteit. In dit verband moet het CEVTB worden gevraagd de Commissie te adviseren over de structuur en de beginselen aan de hand waarvan in de toekomst mogelijke wijzigingen in deze richtlijn kunnen worden aangebracht die nodig zijn om eventuele voorgestelde veranderingen door te voeren. De Commissie moet bij het Europees Parlement en de Raad een verslag indienen, gevolgd door passende voorstellen, voor alternatieve regelingen voor het prudentieel toezicht op verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die deel uitmaken van groepen, die het kapitaalbeheer binnen groepen efficiënter maken, mits zij zeker is dat er een passend ondersteunend regelgevingskader voor de invoering van een dergelijke regeling is.

    Het is met name wenselijk dat een regeling voor groepsondersteuning functioneert op solide fundamenten, namelijk geharmoniseerde en financieel toereikende verzekeringsgarantieregelingen, een geharmoniseerd en wettelijk bindend kader van bevoegde instanties, centrale banken en ministeries van Financiën voor crisisbeheer, geschillenbeslechting en fiscale lastendeling dat toezichtbevoegdheden paart aan fiscale verantwoordelijkheid, een wettelijk bindend kader voor bemiddeling in geschillen in verband met het toezicht, een geharmoniseerd kader voor tijdig ingrijpen, en een geharmoniseerd kader voor de overdraagbaarheid van activa, insolventie en liquidatie dat de belemmeringen voor de overdraagbaarheid van vermogensbestanddelen in het nationale vennootschapsrecht wegneemt. In haar verslag moet de Commissie ook rekening houden met de uitwerking van diversificatie-effecten in de loop van de tijd en de risico’s die verbonden zijn aan het behoren tot een groep, de praktijk van het Risk management in een gecentraliseerde groep, de werking van groepsinterne modellen en het toezicht op intragroeptransacties en risicoconcentraties.

  142. Overeenkomstig punt 34 van het Interinstitutioneel Akkoord inzake beter wetgeven(29) worden de lidstaten ertoe aangespoord voor zichzelf en in het belang van de Gemeenschap hun eigen tabellen op te stellen, die voor zover mogelijk het verband weergeven tussen deze richtlijn en de omzettingsmaatregelen, en deze tabellen openbaar te maken,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD:

TITEL I ALGEMENE VOORSCHRIFTEN INZAKE DE TOEGANG TOT EN UITOEFENING VAN HET DIRECTE VERZEKERINGS- EN HET HERVERZEKERINGSBEDRIJF

HOOFDSTUK I Onderwerp, toepassingsgebied en definities

Afdeling 1 Onderwerp, toepassingsgebied en definities

Artikel 1 Onderwerp en toepassingsgebied

Deze richtlijn stelt voorschriften vast betreffende:

  1. de toegang tot en de uitoefening van het directe verzekeringsbedrijf en het herverzekeringsbedrijf anders dan in loondienst in de Gemeenschap;

  2. het toezicht op verzekerings- en herverzekeringsgroepen;

  3. de sanering en liquidatie van directe verzekeringsondernemingen.

Artikel 2 Toepassingsgebied

Afdeling 2 Uitsluitingen van het toepassingsgebied

Onderafdeling 1 Algemeen
Artikel 3 Wettelijke regelingen
Artikel 4 Uitsluiting van het toepassingsgebied op grond van de omvang
Onderafdeling 2 Schade
Artikel 5 Verrichtingen
Artikel 6 Hulpverlening
Artikel 7 Onderlinge verzekeringsondernemingen
Artikel 8 Instellingen
Onderafdeling 3 Leven
Artikel 9 Verrichtingen en activiteiten
Artikel 10 Organisaties, ondernemingen en instellingen
Onderafdeling 4 Herverzekering
Artikel 11 Herverzekering
Artikel 12 Herverzekeringsondernemingen die hun werkzaamheden beëindigen

Afdeling 3 definities

Artikel 13 Definities

HOOFDSTUK II Toegang tot het bedrijf

Artikel 14 Vergunningbeginsel

Artikel 15 Reikwijdte van de vergunning

Artikel 16 Bijkomende risico’s

Artikel 17 Rechtsvorm van de verzekerings- of herverzekeringsonderneming

Artikel 18 Voorwaarden voor de verlening van een vergunning

Artikel 19 Nauwe banden

Artikel 20 Hoofdkantoor van de verzekerings- en herverzekeringsonderneming

Artikel 21 Voorwaarden verzekeringsovereenkomst en tarieven

Artikel 22 Economische behoeften van de markt

Artikel 23 Programma van werkzaamheden

Artikel 24 Aandeelhouders en vennoten met een gekwalificeerde deelneming

Artikel 25 Weigering van de vergunning

Artikel 26 Voorafgaande raadpleging van de autoriteiten van andere lidstaten

HOOFDSTUK III Toezichthoudende autoriteiten en algemene voorschriften

Artikel 27 Voornaamste doel van het toezicht

Artikel 28 Financiële stabiliteit en procyclische effecten

Artikel 29 Algemene toezichtvoorschriften

Artikel 30 Toezichthoudende autoriteiten en reikwijdte van het toezicht

Artikel 31 Transparantie en verantwoording

Artikel 32 Verbod op onthouding van toestemming aan herverzekeringsovereenkomsten of retrocessieovereenkomsten

Artikel 33 Toezicht op in een andere lidstaat gevestigde bijkantoren

Artikel 34 Algemene toezichtsbevoegdheden

Artikel 35 Voor toezichtsdoeleinden te verstrekken informatie

Artikel 36 Toezichtsproces

Artikel 37 Opslagfactor van het kapitaalvereiste

Artikel 38 Toezicht op uitbestede functies en werkzaamheden

Artikel 39 Portefeuilleoverdracht

HOOFDSTUK IV Voorwaarden voor de bedrijfsuitoefening

Afdeling 1 Verantwoordelijkheid van het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan

Artikel 40 Verantwoordelijkheid van het bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan

Afdeling 2 Governancesysteem

Artikel 41 Algemene governancevereisten
Artikel 42 Deskundigheids- en betrouwbaarheidsvereisten waaraan personen die de onderneming daadwerkelijk besturen of andere sleutelfuncties vervullen, moeten voldoen
Artikel 43 Bewijs van goede naam
Artikel 44 Risk management
Artikel 45 Beoordeling van het eigen risico en de solvabiliteit
Artikel 46 Interne controle
Artikel 47 Interne audit
Artikel 48 Actuariële functie
Artikel 49 Uitbesteding
Artikel 50 Uitvoeringsmaatregelen

Afdeling 3 Bekendmaking van informatie

Artikel 51 Rapport over de solvabiliteit en financiële positie: inhoud
Artikel 52 Informatie voor en rapporten van het CETVB
Artikel 53 Rapport over de solvabiliteit en financiële positie: toepasselijke beginselen
Artikel 54 Rapport over de solvabiliteit en financiële positie: actualiseringen en vrijwillige verstrekking van aanvullende informatie
Artikel 55 Rapport over de solvabiliteit en financiële positie: gedragslijn en goedkeuring
Artikel 56 Rapport over de solvabiliteit en financiële positie: uitvoeringsmaatregelen

Afdeling 4 gekwalificeerde deelneming

Artikel 57 Verwervingen
Artikel 58 Beoordelingsperiode
Artikel 59 Beoordeling
Artikel 60 Verwervingen door gereglementeerde financiële ondernemingen
Artikel 61 Door de verzekerings- of herverzekeringsonderneming aan de toezichthoudende autoriteit te verstrekken informatie
Artikel 62 Gekwalificeerde deelneming: bevoegdheden van de toezichthoudende autoriteit
Artikel 63 Stemrechten

Afdeling 5 Beroepsgeheim, uitwisseling van informatie en bevordering van de convergentie van het toezicht

Artikel 64 Beroepsgeheim
Artikel 65 Uitwisseling van informatie tussen toezichthoudende autoriteiten van de lidstaten
Artikel 66 Samenwerkingsovereenkomsten met derde landen
Artikel 67 Gebruik van vertrouwelijke informatie
Artikel 68 Uitwisseling van informatie met andere autoriteiten
Artikel 69 Bekendmaking van informatie aan overheidsdiensten die met financiële wetgeving zijn belast
Artikel 70 Overdracht van informatie aan centrale banken en monetaire autoriteiten
Artikel 71 Convergentie van het toezicht

Afdeling 6 Accountantstaken

Artikel 72 Plichten van accountants

HOOFDSTUK V Gelijktijdige uitoefening van het levens- en het schadeverzekeringsbedrijf

Artikel 73 Gelijktijdige uitoefening van het levens- en het schadeverzekeringsbedrijf

Artikel 74 Scheiding van levens- en schadeverzekeringsbeheer

HOOFDSTUK VI Voorschriften voor de waardering van activa en verplichtingen, technische voorzieningen, eigen vermogen, het solvabiliteitskapitaalvereiste, het minimumkapitaalvereiste en beleggingsvoorschriften

Afdeling 1 Waardering van activa en verplichtingen

Artikel 75 Waardering van activa en passiva

Afdeling 2 Voorschriften voor technische voorzieningen

Artikel 76 Algemeen
Artikel 77 Berekening van technische voorzieningen
Artikel 78 Andere elementen die in aanmerking moeten worden genomen bij de berekening van technische voorzieningen
Artikel 79 Waardering van financiële garanties en contractuele clausules in verzekerings- en herverzekeringsovereenkomsten
Artikel 80 Onderverdeling
Artikel 81 Bedragen die op herverzekeringsovereenkomsten en Special Purpose Vehicles kunnen worden verhaald
Artikel 82 Gegevenskwaliteit en gebruik van benaderingen, met inbegrip van ad hoc methoden voor technische voorzieningen
Artikel 83 Toetsing aan de praktijkervaring
Artikel 84 Toereikendheid van technische voorzieningen
Artikel 85 Verhoging van technische voorzieningen
Artikel 86 Uitvoeringsmaatregelen

Afdeling 3 Eigen vermogen

Onderafdeling 1 Bepaling van het eigen vermogen
Artikel 87 Eigen vermogen
Artikel 88 Kernvermogen
Artikel 89 Aanvullend vermogen
Artikel 90 Goedkeuring van de toezichthoudende autoriteit voor aanvullend vermogen
Artikel 91 Surplusfondsen
Artikel 92 Uitvoeringsmaatregelen
Onderafdeling 2 Indeling van het eigen vermogen
Artikel 93 Kenmerken en elementen voor de indeling van eigen vermogen in tiers
Artikel 94 Belangrijkste criteria voor de indeling in tiers
Artikel 95 Indeling van het eigen vermogen in tiers
Artikel 96 Indeling van bepaalde eigenvermogensbestanddelen van verzekeringsondernemingen
Artikel 97 Uitvoeringsmaatregelen
Onderafdeling 3 In aanmerking komend eigen vermogen
Artikel 98 In aanmerking komend eigen vermogen en grenzen met betrekking tot de tiers 1, 2 en 3
Artikel 99 Uitvoeringsmaatregelen

Afdeling 4 solvabiliteitskapitaalvereiste

Onderafdeling 1 algemene voorschriften voor de bepaling van het solvabiliteitskapitaalvereiste met de standaardformule of met een intern model
Artikel 100 Algemeen
Artikel 101 Berekening van het solvabiliteitskapitaalvereiste
Artikel 102 Berekeningsfrequentie
Onderafdeling 2 solvabiliteitskapitaalvereiste - standaardformule
Artikel 103 Samenstelling van de standaardformule
Artikel 104 Opzet van het kernsolvabiliteitskapitaalvereiste
Artikel 105 Berekening van het kernsolvabiliteitskapitaalvereiste
Artikel 106 Berekening van de ondermodule aandelenrisico: symmetrisch aanpassingsmechanisme
Artikel 107 Kapitaalvereiste voor het operationele risico
Artikel 108 Correctie voor het vermogen van technische voorzieningen en uitgestelde belastingen om verliezen te compenseren
Artikel 109 Vereenvoudigingen in de standaardformule
Artikel 110 Duidelijke afwijkingen van de aannames die aan de standaardformule voor de berekening ten grondslag liggen
Artikel 111 Uitvoeringsmaatregelen
Onderafdeling 3 Solvabiliteitskapitaalvereiste - geheel en gedeeltelijk interne modellen
Artikel 112 Algemene voorschriften voor de goedkeuring van geheel en gedeeltelijk interne modellen
Artikel 113 Specifieke voorschriften voor de goedkeuring van gedeeltelijk interne modellen
Artikel 114 Uitvoeringsmaatregelen
Artikel 115 Gedragslijn voor de wijziging van geheel of gedeeltelijk interne modellen
Artikel 116 Verantwoordelijkheden van de bestuurlijke, beleidsbepalende of toezichthoudende organen
Artikel 117 Terugkeer naar de standaardformule
Artikel 118 Niet-naleving van de vereisten inzake het interne model
Artikel 119 Duidelijke afwijkingen van de aannames die aan de standaardformule voor de berekening ten grondslag liggen
Artikel 120 Gebruikstest
Artikel 121 Statistische kwaliteitsnormen
Artikel 122 Kalibratienormen
Artikel 123 Toeschrijving van winsten en verliezen
Artikel 124 Valideringsnormen
Artikel 125 Documentatienormen
Artikel 126 Externe modellen en gegevens
Artikel 127 Uitvoeringsmaatregelen

Afdeling 5 Minimumkapitaalvereiste

Artikel 128 Algemeen
Artikel 129 Berekening van het minimumkapitaalvereiste
Artikel 130 Uitvoeringsmaatregelen
Artikel 131 Overgangsregeling voor de naleving van het minimumkapitaalvereiste

Afdeling 6 Beleggingen

Artikel 132 Prudent person-beginsel
Artikel 133 Beleggingsvrijheid
Artikel 134 Lokalisatie van activa en verbod op verstrekking van activa als zekerheden
Artikel 135 Uitvoeringsmaatregelen

HOOFDSTUK VII In moeilijkheden of in een onregelmatige situatie verkerende verzekerings- en herverzekeringsondernemingen

Artikel 136 Constatering en kennisgeving door de verzekerings- en herverzekeringsonderneming van een verslechtering van de financiële omstandigheden

Artikel 137 Niet-naleving van vereisten inzake technische voorzieningen

Artikel 138 Niet naleving van het solvabiliteitskapitaalvereiste

Artikel 139 Niet-naleving van het minimumkapitaalvereiste

Artikel 140 Verbod op de vrije beschikking over de op het grondgebied van een lidstaat gelokaliseerde activa

Artikel 141 Bevoegdheden van toezichthoudende autoriteiten bij de verslechtering van financiële omstandigheden

Artikel 142 Saneringsplan en financieel plan

Artikel 143 Uitvoeringsmaatregelen

Artikel 144 Intrekking van de vergunning

HOOFDSTUK VIII Recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten

Afdeling 1 Vestiging van verzekeringsondernemingen

Artikel 145 Voorwaarden voor het vestigen van een bijkantoor
Artikel 146 Mededeling van informatie

Afdeling 2 Vrij verrichten van diensten door verzekeringsondernemingen

Onderafdeling 1 Algemene bepalingen
Artikel 147 Voorafgaande kennisgeving aan de lidstaat van herkomst
Artikel 148 Kennisgeving door de lidstaat van herkomst
Artikel 149 Wijzigingen in de aard van de risico’s of verbintenissen
Onderafdeling 2 Wettelijke aansprakelijkheid motorrijtuigen
Artikel 150 Verplichte wettelijke aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen
Artikel 151 Non-discriminatie van personen die een vordering indienen
Artikel 152 Vertegenwoordiger

Afdeling 3 Bevoegdheden van de toezichthoudende autoriteiten van de lidstaat van ontvangst

Onderafdeling 1 Verzekering
Artikel 153 Taal
Artikel 154 Voorafgaande kennisgeving en voorafgaande goedkeuring
Artikel 155 Verzekeringsondernemingen die niet aan de wettelijke voorschriften voldoen
Artikel 156 Reclame
Artikel 157 Belastingen en heffingen op premies
Onderafdeling 2 Herverzekering
Artikel 158 Herverzekeringsondernemingen die niet aan de wettelijke voorschriften voldoen

Afdeling 4 Statistische informatie

Artikel 159 Statistische informatie over grensoverschrijdende werkzaamheden

Afdeling 5 Behandeling van overeenkomsten van bijkantoren die in een liquidatieprocedure verwikkeld zijn

Artikel 160 Liquidatie van verzekeringsondernemingen
Artikel 161 Liquidatie van herverzekeringsondernemingen

HOOFDSTUK IX Binnen de gemeenschap gevestigde bijkantoren van verzekerings- of herverzekeringsondernemingen waarvan het hoofdkantoor buiten de gemeenschap is gevestigd

Afdeling 1 Toegang tot het bedrijf

Artikel 162 Vergunningbeginselen en -voorwaarden
Artikel 163 Programma van werkzaamheden van het bijkantoor
Artikel 164 Portefeuilleoverdracht
Artikel 165 Technische voorzieningen
Artikel 166 Solvabiliteitskapitaalvereiste en minimumkapitaalvereiste
Artikel 167 Voordelen voor ondernemingen met een vergunning in meer dan één lidstaat
Artikel 168 Verslaglegging, prudentiële en statistische informatie en ondernemingen in moeilijkheden
Artikel 169 Scheiding van schade- en levensverzekeringsbedrijf
Artikel 170 Intrekking van de vergunning van ondernemingen waaraan in meerdere lidstaten vergunning is verleend
Artikel 171 Overeenkomsten met derde landen

Afdeling 2 Herverzekering

Artikel 172 Gelijkwaardigheid
Artikel 173 Verbod op het verstrekken van activa als zekerheden
Artikel 174 Beginsel en voorwaarden voor de uitoefening van herverzekeringsactiviteiten
Artikel 175 Overeenkomsten met derde landen

HOOFDSTUK X Dochterondernemingen van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen waarop het recht van een derde land van toepassing is en verwerving van deelnemingen door zulke ondernemingen

Artikel 176 Informatieverstrekking aan de Commissie door de lidstaten

Artikel 177 Behandeling van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen van de Gemeenschap door derde landen

TITEL II SPECIFIEKE BEPALINGEN VOOR VERZEKERING EN HERVERZEKERING

HOOFDSTUK I Toepasselijk recht en voorwaarden van directe verzekeringsovereenkomsten

Afdeling 1 Toepasselijk recht

Artikel 178 Toepasselijk recht

Afdeling 2 Verplichte verzekering

Artikel 179 Aanverwante verplichtingen

Afdeling 3 Algemeen belang

Artikel 180 Algemeen belang

Afdeling 4 Voorwaarden van verzekeringsovereenkomsten en tarifering

Artikel 181 Schadeverzekering
Artikel 182 Levensverzekering

Afdeling 5 Aan verzekeringnemers te verstrekken informatie

Onderafdeling 1 Schadeverzekering
Artikel 183 Algemene informatie aan verzekeringnemers
Artikel 184 Aanvullende informatie ingeval de schadeverzekering wordt aangeboden op grond van het recht van vestiging of in het kader van het vrij verrichten van diensten
Onderafdeling 2 Levensverzekering
Artikel 185 Informatie aan verzekeringnemers
Artikel 186 Opzegtermijn

HOOFDSTUK II Specifieke bepalingen betreffende schadeverzekering

Afdeling 1 Algemene bepalingen

Artikel 187 Overeenkomstvoorwaarden
Artikel 188 Afschaffing van monopolies
Artikel 189 Deelneming aan nationale garantieregelingen

Afdeling 2 Communautaire co-assurantie

Artikel 190 Communautaire co-assurantietransacties
Artikel 191 Deelneming aan communautaire co-assurantie
Artikel 192 Technische voorzieningen
Artikel 193 Statistische gegevens
Artikel 194 Behandeling van co-assurantieovereenkomsten bij liquidatieprocedures
Artikel 195 Uitwisseling van informatie tussen toezichthoudende autoriteiten
Artikel 196 Samenwerking bij de toepassing

Afdeling 3 Hulpverlening

Artikel 197 Met hulpverlening op reis gelijk te stellen activiteiten

Afdeling 4 Rechtsbijstandverzekering

Artikel 198 Toepassingsgebied van deze afdeling
Artikel 199 Afzonderlijke overeenkomsten
Artikel 200 Schaderegeling
Artikel 201 Vrije keuze van een advocaat
Artikel 202 Uitzondering op de vrije keuze van een advocaat
Artikel 203 Arbitrage
Artikel 204 Belangenconflict
Artikel 205 Afschaffing van het verbod op cumulering

Afdeling 5 Ziektekostenverzekering

Artikel 206 Ziektekostenverzekering als alternatief voor sociale zekerheid

Afdeling 6 Arbeidsongevallenverzekering

Artikel 207 Verplichte arbeidsongevallenverzekering

HOOFDSTUK III Specifieke bepalingen betreffende levensverzekering

Artikel 208 Verbod op verplichte overdracht van een deel van de afgesloten verzekeringen

Artikel 209 Premies voor nieuwe zaken

HOOFDSTUK IV Specifieke bepalingen betreffende herverzekering

Artikel 210 Finite herverzekering

Artikel 211 Special Purpose Vehicle

TITEL III TOEZICHT OP VERZEKERINGS- EN HERVERZEKERINGSONDERNEMINGEN IN EEN GROEP

HOOFDSTUK I Groepstoezicht: definities, toepassing, bereik en niveaus

Afdeling 1 Definities

Artikel 212 Definities

Afdeling 2 Toepassing en reikwijdte

Artikel 213 Toepassing van groepstoezicht
Artikel 214 Reikwijdte van het groepstoezicht

Afdeling 3 Niveaus

Artikel 215 Uiteindelijke moederonderneming op Gemeenschapsniveau
Artikel 216 Uiteindelijke moederonderneming op nationaal niveau
Artikel 217 Moederonderneming die meerdere lidstaten bestrijkt

HOOFDSTUK II Financiële positie

Afdeling 1 Groepssolvabiliteit

Onderafdeling 1 Algemene bepalingen
Artikel 218 Toezicht op groepssolvabiliteit
Artikel 219 Berekeningsfrequentie
Onderafdeling 2 Keuze van de berekeningsmethode en algemene beginselen
Artikel 220 Methodekeuze
Artikel 221 Opneming van het proportionele deel
Artikel 222 Uitsluiting van het meermaals gebruiken van in aanmerking komend eigen vermogen
Artikel 223 Uitsluiting van de schepping van kapitaal binnen een groep
Artikel 224 Waardering
Onderafdeling 3 Toepassing van de berekeningsmethoden
Artikel 225 Verbonden verzekerings- en herverzekeringsondernemingen
Artikel 226 Verzekeringstussenholding
Artikel 227 Verbonden verzekerings- en herverzekeringsondernemingen van derde landen
Artikel 228 Verbonden kredietinstellingen, beleggingsondernemingen en financiële instellingen
Artikel 229 Onbeschikbaarheid van de benodigde informatie
Onderafdeling 4 Berekeningsmethoden
Artikel 230 Methode 1 (standaardmethode): methode op basis van consolidatie van jaarrekeningen
Artikel 231 Intern model van een groep
Artikel 232 Groepsopslagfactor van het kapitaalvereiste
Artikel 233 Methode 2 (alternatieve methode): aftrek en aggregatie
Artikel 234 Uitvoeringsmaatregelen
Onderafdeling 5 Toezicht op de groepssolvabiliteit van verzekerings- en herverzekeringsondernemingen die dochterondernemingen van een verzekeringsholding zijn
Artikel 235 Groepssolvabiliteit van een verzekeringsholding
Onderafdeling 6 Toezicht op de groepssolvabiliteit van groepen met een gecentraliseerd risicobeheer
Artikel 236 Dochterondernemingen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming: voorwaarden
Artikel 237 Dochterondernemingen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming: besluit over de aanvraag
Artikel 238 Dochterondernemingen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming: vaststelling van het solvabiliteitskapitaalvereiste
Artikel 239 Dochterondernemingen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming: niet-naleving van het solvabiliteits- en minimumkapitaalvereiste
Artikel 240 Dochterondernemingen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming: einde van de toepasselijkheid van de afwijkingen voor een dochteronderneming
Artikel 241 Dochterondernemingen van een verzekerings- of herverzekeringsonderneming: uitvoeringsmaatregelen
Artikel 242 Herziening
Artikel 243 Dochterondernemingen van een verzekeringsholding

Afdeling 2 Risicoconcentratie en intragroeptransacties

Artikel 244 Toezicht op risicoconcentratie
Artikel 245 Toezicht op intragroeptransacties

Afdeling 3 Risicobeheer en interne controle

Artikel 246 Toezicht op het governancesysteem

HOOFDSTUK III Maatregelen om het groepstoezicht te vergemakkelijken

Artikel 247 Groepstoezichthouder

Artikel 248 Rechten en plichten van de groepstoezichthouder en de andere toezichthouders - College van toezichthouders

Artikel 249 Samenwerking en uitwisseling van informatie tussen toezichthoudende autoriteiten

Artikel 250 Overleg tussen toezichthoudende autoriteiten

Artikel 251 Verzoeken van de groepstoezichthouder aan andere toezichthoudende autoriteiten

Artikel 252 Samenwerking met voor kredietinstellingen en beleggingsondernemingen verantwoordelijke autoriteiten

Artikel 253 Beroepsgeheim en vertrouwelijkheid

Artikel 254 Toegang tot informatie

Artikel 255 Verificatie van informatie

Artikel 256 Verslag over de solvabiliteit en financiële toestand van de groep

Artikel 257 bestuurlijk, beleidsbepalend of toezichthoudend orgaan van verzekeringsholdings

Artikel 258 Handhavingsmaatregelen

Artikel 259 Verslaglegging door het Comité van Europese toezichthouders op verzekeringen en bedrijfspensioenen

HOOFDSTUK IV Derde landen

Artikel 260 Moederondernemingen van buiten de Gemeenschap: verificatie van gelijkwaardigheid

Artikel 261 Moederondernemingen van buiten de Gemeenschap: gelijkwaardigheid

Artikel 262 Moederondernemingen van buiten de Gemeenschap: ontbreken van gelijkwaardigheid

Artikel 263 Moederondernemingen van buiten de Gemeenschap: niveaus

Artikel 264 Samenwerking met toezichthoudende autoriteiten van derde landen

HOOFDSTUK V Gemengde verzekeringsholdings

Artikel 265 Intragroeptransacties

Artikel 266 Samenwerking met derde landen

TITEL IV SANERING EN LIQUIDATIE VAN VERZEKENINGSONDERNEMINGEN

HOOFDSTUK I Toepassingsgebied en begripsomschrijvingen

Artikel 267 Toepassingsgebied van deze titel

Artikel 268 Definities

HOOFDSTUK II Saneringsmaatregelen

Artikel 269 Vaststelling van saneringsmaatregelen Toepasselijk recht

Artikel 270 Kennisgeving aan de toezichthoudende autoriteiten

Artikel 271 Bekendmaking van beslissingen tot vaststelling van saneringsmaatregelen

Artikel 272 Kennisgeving aan bekende schuldeisers Recht tot het indienen van vorderingen

HOOFDSTUK III Liquidatieprocedure

Artikel 273 Opening van een liquidatieprocedure - Kennisgeving aan de toezichthoudende autoriteiten

Artikel 274 Toepasselijk recht

Artikel 275 Behandeling van vorderingen uit hoofde van verzekering

Artikel 276 Speciaal register

Artikel 277 Subrogatie door een garantiestelsel

Artikel 278 Dekking van bevoorrechte vorderingen met activa

Artikel 279 Intrekking van de vergunning

Artikel 280 Bekendmaking van beslissingen tot opening van liquidatieprocedures

Artikel 281 Kennisgeving aan bekende schuldeisers

Artikel 282 Recht om vorderingen in te dienen

Artikel 283 Talen en vorm

Artikel 284 Regelmatig informeren van de schuldeisers

HOOFDSTUK IV Gemeenschappelijke bepalingen

Artikel 285 Gevolgen voor bepaalde overeenkomsten en rechten

Artikel 286 Zakelijke rechten van derden

Artikel 287 Eigendomsvoorbehoud

Artikel 288 Verrekening

Artikel 289 Gereglementeerde markten

Artikel 290 Nadelige handelingen

Artikel 291 Bescherming van derde verkrijgers

Artikel 292 Aanhangige rechtsgedingen

Artikel 293 Bewindvoerders en liquidateurs

Artikel 294 Inschrijving in een openbaar register

Artikel 295 Beroepsgeheim

Artikel 296 Behandeling van bijkantoren van verzekeringsondernemingen uit derde landen

TITEL V OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 297 Recht op beroep

Artikel 298 Samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie

Artikel 299 Euro

Artikel 300 Herziening van in euro luidende bedragen

Artikel 301 Comitéprocedure

Artikel 302 Kennisgevingen die zijn gedaan voordat de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking zijn getreden om aan de artikelen 57 tot en met 63 te voldoen

Artikel 303 Wijzigingen in Richtlijn 2003/41/EG

„Artikel 17 bis Beschikbare solvabiliteitsmarge

Artikel 17 ter Vereiste solvabiliteitsmarge

Artikel 17 quater Garantiefonds

Artikel 17 quinquies De vereiste solvabiliteitsmarge in de zin van artikel 17 ter, lid 3

„Artikel 21 bis Aanpassing van het bedrag van het garantiefonds

Artikel 21 ter Comitéprocedure

Artikel 304 ondermodule aandelenrisico op basis van looptijd

TITEL VI OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

HOOFDSTUK I Overgangsbepalingen

Afdeling 1 Verzekering

Artikel 305 Afwijkingen en afschaffing van beperkende maatregelen
Artikel 306 Door bestaande bijkantoren en verzekeringsondernemingen verkregen rechten

Afdeling 2 Herverzekering

Artikel 307 Overgangsperiode voor artikel 57, lid 3, en artikel 60, lid 6, van Richtlijn 2005/68/EG
Artikel 308 Door bestaande herverzekeringsondernemingen verkregen rechten

HOOFDSTUK II Slotbepalingen

Artikel 309 Omzetting

Artikel 310 Intrekking

Artikel 311 Inwerkingtreding

Artikel 312 Adressaten

BIJLAGE ISCHADEVERZEKERINGSBRANCHES

BIJLAGE IILEVENSVERZEKERINGSBRANCHES

BIJLAGE IIIRECHTSVORMEN VAN ONDERNEMINGEN

BIJLAGE IVSTANDAARDFORMULE VOOR HET SOLVABILITEITSKAPITAALVEREISTE (SOLVENCY CAPITAL REQUIREMENT - SCR)

BIJLAGE VGROEPEN SCHADEVERZEKERINGSBRANCHES ALS BEDOELD IN ARTIKEL 159

BIJLAGE VI

BIJLAGE VIICONCORDANTIETABEL