Home

Circulaire voor Optie/Naturalisatieverzoeken in het buitenland

Geldig van 1 juli 2024 tot 1 januari 2025
Geldig van 1 juli 2024 tot 1 januari 2025

Circulaire voor Optie/Naturalisatieverzoeken in het buitenland

Besluit WBN2009/1

Versies van huidig besluit

Opschrift

Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap, toegespitst op buiten het Koninkrijk afgelegde optieverklaringen en ingediende naturalisatieverzoeken

Voorwoord

Algemeen

Deze aanvulling op de Handleiding voor de toepassing van de Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 is bestemd voor medewerkers van de diplomatieke en consulaire posten, medewerkers van de Regionale Service Organisaties (RSO’s) in het buitenland en voor IND-medewerkers. Dit onderdeel dient als handreiking voor de behandeling van optieverklaringen en verzoeken om naturalisatie in het buitenland.

Enige nadruk wordt hier gelegd op het woord ‘handreiking’. Omdat de optie- en naturalisatieprocedure in het buitenland overeenkomt met de wijze waarop dat in Nederland gebeurt, is hier geen sprake van een zelfstandig onderdeel van de Handleiding voor Nederland.

In de toelichting bij de artikelen die in dit onderdeel worden behandeld, wordt daarom in de eerste plaats verwezen naar de Handleiding voor Nederland. Voor artikelen die niet in dit onderdeel zijn opgenomen – maar waarop wel een beroep in het buitenland kan worden gedaan – wordt verwezen naar de toelichting in de Handleiding voor Nederland.

De procedurebeschrijvingen voor optie en naturalisatie onder artikel 6, derde lid respectievelijk artikel 7 RWN zijn hieronder in hun geheel opgenomen en afgestemd op de situatie in het buitenland. Deze gedeelten kunnen dan ook onafhankelijk gelezen worden van de toelichting in de Handleiding voor Nederland. Toch wordt de gebruiker ook hier gewezen op het belang van de procedures in Nederland, dat immers als uitgangspunt voor de procedures in het buitenland gelden. Tot slot zij vermeld dat de paragraafnummering correspondeert met de Handleiding voor Nederland.

Optieverklaringen in het buitenland

Opties in het buitenland zijn alleen mogelijk in de gevallen genoemd in artikel 6, eerste lid, onder c, d, i t/m p, artikel 28 RWN, artikel II van de van de Rijkswet van 27 juni 2008 (Stb. 270 – Besluit DNA-onderzoek vaderschap) en artikel 7, tweede lid, Toescheidingsovereenkomst Suriname (TOS). Voor deze gevallen geldt immers niet het vereiste van toelating en hoofdverblijf in het Koninkrijk. Het betreft bijvoorbeeld minderjarige vreemdelingen die onder (ingesteld) gezamenlijk gezag van een Nederlander en een niet-Nederlander staan of minderjarige vreemdelingen die erkend zijn door een Nederlandse man.

Sinds 1 maart 2009 zijn artikel 4 en artikel 6, eerste lid, aanhef en onder c, van de Rijkswet gewijzigd. Het sinds 1 maart 2009 geldende artikel 4, tweede, derde en vierde lid RWN (Stb. 270) betreft alleen erkenningen en wettigingen die op of ná 1 maart 2009 gerealiseerd zijn. Voor kinderen die nog vreemdeling zijn en op of na 1 april 2003, maar vóór 1 maart 2009 zijn erkend of gewettigd, zijn overgangsbepalingen opgesteld die deze kinderen met een optierecht zoveel mogelijk dezelfde rechten geeft als de regelgeving. Deze overgangsbepalingen zijn opgenomen in artikel II van de Rijkswet van 27 juni 2008 (Stb. 270)

De bovengenoemde artikelen worden niet toegelicht in dit deel van de Handleiding. De toelichting die in de Handleiding voor Nederland bij bovengenoemde artikelen is opgenomen, volstaat.

Inburgeringsexamen vanuit het buitenland

Het aantal personen dat in het buitenland een inburgeringsexamen wil afleggen, is relatief gering. Het betreft oud-Nederlanders en oud-Nederlandse onderdanen, personen die gehuwd zijn met – of een geregistreerd partnerschap hebben met – een Nederlander en met deze Nederlander samenwonen, en personen die tijdens meerderjarigheid in het Koninkrijk zijn geadopteerd door een Nederlander. Voor deze personen gelden niet de vereisten van toelating en hoofdverblijf binnen het Koninkrijk. Het gaat in deze gevallen om toepassing van artikel 8, tweede lid en artikel 11, zesde lid RWN. Ook bij een beroep op artikel 10 RWN kan worden afgezien van de vereisten van toelating en hoofdverblijf binnen het Koninkrijk.

Artikel 8, tweede lid, RWN – de verzoeker voor wie de vereisten van vijf jaar toelating en hoofdverblijf binnen het Koninkrijk voorafgaande aan het verzoek niet gelden – wordt in dit onderdeel op enkele punten kort toegelicht. Bij deze categorie verzoekers wordt ambtshalve bekeken of zij in aanmerking zouden komen voor verblijf van niet-tijdelijke aard binnen het Koninkrijk. Ook wordt een korte toelichting gegeven op de wijze waarop samenwoning met een Nederlander in het buitenland kan worden aangetoond.

Artikel 8, eerste lid, onder d RWN – het inburgeringvereiste – ten slotte geldt ook voor bovengenoemde categorie verzoekers. Omdat met name de wijze waarop het inburgeringsexamen op de diplomatieke of consulaire post wordt afgenomen, verschilt met de wijze waarop dit in Nederland gebeurt, is dit onderdeel van de procedure uitgebreider beschreven.

Voor de behandeling van optieverklaringen en verzoeken om naturalisatie in het buitenland is het van belang dat de buitenlandse documenten of akten die overgelegd worden gelegaliseerd zijn en zonodig inhoudelijk geverifieerd volgens de thans geldende legalisatiecirculaire van de Minister van Justitie.

1. Optieverklaringen in het buitenland

Artikel 6-2

6-2. Toelichting ad artikel 6, tweede lid

Paragraaf 1. Algemeen

Artikel 6-3

6-3. Toelichting ad artikel 6, derde lid

Paragraaf 1. Algemeen
Paragraaf 2. Procedure
Paragraaf 2.1. Informatieverstrekking
Paragraaf 2.2. Afleggen van de optieverklaring
Paragraaf 2.2.1. Vormvereisten: afleggen in persoon
Paragraaf 2.2.1.1. Meerderjarige optant
Paragraaf 2.2.1.2. Minderjarige optant
Paragraaf 2.2.1.3. Kinderen van de optant
Paragraaf 2.2.1.4. Wettelijk vertegenwoordiger/andere ouder
Paragraaf 2.2.1.5. Gemachtigde
Paragraaf 2.2.2. Uitsluitend schriftelijk optieverklaring afleggen
Paragraaf 2.2.3. Te verstrekken gegevens
Paragraaf 2.2.4. Af te leggen verklaringen
Paragraaf 2.2.4.1. Bereidverklaring afleggen verklaring van verbondenheid ( model 1.36a HRWN )
Paragraaf 2.2.4.2. Waarheidsverklaring
Paragraaf 2.2.4.3. Verklaring verblijf en gedrag
Paragraaf 2.2.5. (Overige) over te leggen documenten
Paragraaf 2.2.5.1. Algemeen
Paragraaf 2.2.5.2. Buitenlands reisdocument
Paragraaf 2.2.5.3. Buitenlandse akten van de burgerlijke stand
Paragraaf 2.2.5.4. In het verleden overgelegde buitenlandse akten
Paragraaf 2.2.5.5. Verkrijging, vertaling en legalisatie van buitenlandse documenten
Paragraaf 2.2.6. Bewijsnood
Paragraaf 2.3. Paragraaf 2.3 Inontvangstneming optieverklaring
Paragraaf 2.3.1. Bevoegdheid Minister van Buitenlandse Zaken
Paragraaf 2.3.2. Ontvangstbevestiging
Paragraaf 2.3.3. Beoordeling verschuldigdheid optiegelden
Paragraaf 2.3.4. Beoordeling volledigheid optieverklaring/inverzuimstelling
Paragraaf 2.4. Voorbereiding van de beslissing
Paragraaf 2.4.1. Toetsing juistheid verstrekte gegevens
Paragraaf 2.4.2. Beoordeling of aan de (overige) voorwaarden wordt voldaan
Paragraaf 2.4.2.1. Bereidverklaring afleggen verklaring van verbondenheid (bij optieverklaringen afgelegd op of ná 1 maart 2009)
Paragraaf 2.4.2.2. Geen gevaar voor de openbare orde, etc.
Paragraaf 2.4.2.3. Naamsvaststelling en naamskeuze bij optie
Paragraaf 2.4.2.4. Onderzoek naar zienswijze kind/wettelijk vertegenwoordiger/(andere) ouder
Paragraaf 2.4.2.5. Adviesprocedure bij optieverklaring op grond van artikel 6, eerste lid, aanhef en onder p, RWN
Paragraaf 2.5. Bevestiging
Paragraaf 2.6. Administratieve verwerking van de bevestiging
Paragraaf 2.7. Archivering
Paragraaf 2.8. Weigering bevestiging
Paragraaf 2.8.1. Weigering bevestiging verklaring van de optant
Paragraaf 2.8.2. Bevestiging ten aanzien van de ouder/weigering bevestiging medeverkrijging
Paragraaf 2.9. Bezwaar
Paragraaf 2.9.1. De Minister van Buitenlandse Zaken beslist
Paragraaf 2.9.2. Afhandeling van de beslissing
Paragraaf 2.9.2.1. Bezwaarschrift gegrond
Paragraaf 2.9.2.2. Bezwaarschrift tegen weigering medeverkrijging Nederlanderschap door kind gegrond
Paragraaf 2.9.2.3. Bezwaarschrift niet-ontvankelijk of ongegrond
Paragraaf 2.10. (hoger) beroep
Paragraaf 2.11. Verhuizing van de optant tijdens de procedure
Paragraaf 2.12. Naturalisatieceremonie
Paragraaf 2.12.1. De oproeping
Paragraaf 2.12.2. De uitreiking/naturalisatieceremonie
Paragraaf 2.12.3. Andere wijze van bekendmaking dan uitreiking en de termijn ( artikel 5, vijfde lid, RVVN )
Paragraaf 2.12.4. Afleggen verklaring van verbondenheid
Paragraaf 2.12.5. Zwaarwegende redenen ( artikel 60a, zesde lid BVVN ) en niet (mondeling) afleggen verklaring van verbondenheid
Paragraaf 2.12.5.1. Zwaarwegende redenen om niet op een naturalisatieceremonie te verschijnen
Paragraaf 2.12.5.2. Mondeling afleggen verklaring van verbondenheid en uitzonderingen
Paragraaf 2.12.6. Procedurele aspecten na uitreiking

2. Naturalisatie vanuit het buitenland

Artikel 7

7-1. Toelichting ad artikel 7, eerste lid

7-1-1. Toelichting algemeen
7-1-2. Toelichting nadere regelgeving in het BVVN
7-1-3. Procedure naturalisatie
Paragraaf 3.1. Voorlichtingsfase
Paragraaf 3.2. Indiening verzoek om naturalisatie
Paragraaf 3.2.1. Meerderjarige verzoeker ( artikel 8, tweede lid , artikel 10 en artikel 11, vijfde lid RWN )
Paragraaf 3.2.2. Medeverlening ( artikel 11, eerste lid, RWN )
Paragraaf 3.2.3. Wettelijk vertegenwoordiger/(andere) ouder
Paragraaf 3.2.4. Gemachtigde
Paragraaf 3.2.5. Uitsluitend schriftelijk verzoek
Paragraaf 3.3. Te verstrekken gegevens
Paragraaf 3.4. Af te leggen verklaringen
Paragraaf 3.4.1. Bereidverklaring afleggen verklaring van verbondenheid ( model 2.30a HRWN )
Paragraaf 3.4.2. Waarheidsverklaring
Paragraaf 3.4.3. Verklaring verblijf gedrag
Paragraaf 3.4.4. Bereidheidsverklaring afstand
Paragraaf 3.5. Over te leggen documenten
Paragraaf 3.5.1. Algemeen
Paragraaf 3.5.2. Buitenlands reisdocument
Paragraaf 3.5.3. Buitenlandse akten (van de burgerlijke stand)
Paragraaf 3.5.4. In het verleden overgelegde buitenlandse akten
Paragraaf 3.5.5. Verkrijging, vertaling en legalisatie van buitenlandse documenten
Paragraaf 3.5.6. Bewijsnood
Paragraaf 3.6. Inontvangstneming verzoek
Paragraaf 3.6.1. Bevoegdheid Minister van Buitenlandse Zaken
Paragraaf 3.7. Beoordeling volledigheid van het verzoek
Paragraaf 3.7.1. Beoordeling bereidverklaring afleggen verklaring van verbondenheid (bij verzoeken om naturalisatie ingediend op of ná 1 maart 2009)
Paragraaf 3.7.2. Beoordeling verschuldigdheid naturalisatiegelden
Paragraaf 3.7.3. Beoordeling verplichting afleggen inburgeringsexamen
Paragraaf 3.7.4. Buitenbehandelingstelling
Paragraaf 3.8. Voorbereiding advies
Paragraaf 3.8.1. Onderzoek juistheid verstrekte persoonsgegevens
Paragraaf 3.8.2. Toetsing voorwaarden (mede)naturalisatie/naamsvaststelling en naamswijziging
Paragraaf 3.8.3. Verhuizing tijdens de adviesfase
Paragraaf 3.9. Uitbrengen advies
Paragraaf 3.10. Beslissing op het verzoek
Paragraaf 3.11. Bezwaar
Paragraaf 3.12. (hoger) beroep
Paragraaf 3.13. Naturalisatieceremonie
Paragraaf 3.13.1. De oproeping
Paragraaf 3.13.2. De uitreiking/naturalisatieceremonie
Paragraaf 3.13.3. Andere wijze van bekendmaking dan uitreiking en de termijn ( artikel 5, vijfde lid, RVVN )
Paragraaf 3.13.4. Afleggen verklaring van verbondenheid
Paragraaf 3.13.5. Zwaarwegende redenen ( artikel 60b, zesde lid BVVN ) en niet (mondeling) afleggen verklaring van verbondenheid
Paragraaf 3.13.5.1. Zwaarwegende redenen om niet op een naturalisatieceremonie te verschijnen
Paragraaf 3.13.5.2. Mondeling afleggen verklaring van verbondenheid en uitzonderingen
Paragraaf 3.13.6. Procedurele aspecten na uitreiking

Artikel 8.1.b. jo. c. jo. d. jo. e. jo. lid 2

8.1.b. jo. lid 2 toelichting ad artikel 8.1.b jo. lid 2

Paragraaf 1. Fictieve toets bij buiten het Koninkrijk ingediende verzoeken ( artikel 8.1.b jo. lid 2, paragraaf 3.8 )
Paragraaf 2. Toelichting bij procedure inburgeringsexamen en (gedeeltelijke) vrijstellingen ( artikel 8.1.d )
Paragraaf 2.1. Voorlichtingsfase ( paragraaf 2.1.1 )
Paragraaf 2.2. Vrijstelling van het examen ( paragraaf 2.2 )
Paragraaf 2.3. Belemmering
Paragraaf 3. Drie jaar onafgebroken huwelijk (geregistreerd partnerschap) en samenwoning met een Nederlander ( artikel 8.2, paragraaf 1.2 )

Artikel 11-2. jo. lid 3 jo. lid 6

Paragraaf 1.1. Toelichting Openbare orde (Toelichting ad artikel 11, derde lid )

Paragraaf 1.2. Toelichting Geen vereiste van toelating en hoofdverblijf (Toelichting ad artikel 11, zesde lid )

3. Modellen behorend bij optieverklaringen in het buitenland en naturalisatieverzoeken vanuit het buitenland