Home

Wet inkomensvoorziening oudere werklozen

Geldig van 11 oktober 2024 tot 1 januari 2038
Geldig van 11 oktober 2024 tot 1 januari 2038

Wet inkomensvoorziening oudere werklozen

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 11-10-2024 tot 01-01-2038]
[Regeling ingetrokken per 01-01-2038]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een inkomensvoorziening voor oudere werkloze werknemers tot stand te brengen in verband met de wijziging van het WW-stelsel en de bijzondere arbeidsmarktpositie van ouderen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Hoofdstuk 1. Algemene begrippen en algemene bepalingen

Artikel 1. Algemene begrippen

Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

Artikel 2. Gelijkstelling niet-gehuwden met gehuwden

1.

Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt gelijkgesteld met:

  1. echtgenoot: geregistreerde partner;

  2. gehuwd: als partner geregistreerd;

  3. gehuwde: als partner geregistreerde.

2.

Voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt:

  1. als gehuwd of als echtgenoot mede aangemerkt de ongehuwde meerderjarige die met een andere ongehuwde meerderjarige een gezamenlijke huishouding voert, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien er bij één van de bloedverwanten in de tweede graad sprake is van zorgbehoefte;

  2. als ongehuwd mede aangemerkt de persoon die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.

3.

Van een gezamenlijke huishouding is sprake indien twee personen hun hoofdverblijf in dezelfde woning hebben en zij blijk geven zorg te dragen voor elkaar door middel van het leveren van een bijdrage in de kosten van de huishouding dan wel anderszins.

4.

Een gezamenlijke huishouding wordt in ieder geval aanwezig geacht indien de betrokkenen hun hoofdverblijf hebben in dezelfde woning, en:

  1. zij met elkaar gehuwd zijn geweest of in de periode van twee jaar voorafgaand aan de aanvraag van een uitkering op grond van deze wet voor de toepassing van deze wet daarmee gelijk zijn gesteld;

  2. uit hun relatie een kind is geboren of erkenning heeft plaatsgevonden van een kind van de een door de ander;

  3. zij zich wederzijds verplicht hebben tot een bijdrage aan de huishouding op grond van een geldend samenlevingscontract; of

  4. zij op grond van een registratie worden aangemerkt als een gezamenlijke huishouding die naar aard en strekking overeenkomt met de gezamenlijke huishouding, bedoeld in het derde lid.

5.

Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot hetgeen wordt verstaan onder het blijk geven zorg te dragen voor een ander als bedoeld in het derde lid.

6.

Bij algemene maatregel van bestuur wordt vastgesteld welke registraties, en gedurende welk tijdvak, in aanmerking worden genomen voor de toepassing van het vierde lid, onderdeel d.

7.

Onder bloedverwant in de eerste graad als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, wordt mede verstaan een meerderjarig aangehuwd kind of een meerderjarig voormalig pleegkind van de ongehuwde meerderjarige.

8.

Onder voormalig pleegkind als bedoeld in het zevende lid wordt verstaan een pleegkind voor wie de ongehuwde meerderjarige een pleegvergoeding ontving of ontvangt op grond van de Wet op de jeugdzorg of de Jeugdwet, of kinderbijslag ontving op grond van de Algemene Kinderbijslagwet.

Hoofdstuk 2. De uitkering

Paragraaf 1. De voorwaarden voor het recht op uitkering

Artikel 3. Recht op uitkering

Artikel 3a. Recht op uitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikte ouderen

Artikel 4. Vaststelling recht op uitkering

Artikel 5. Later ontstaan van het recht op uitkering

Artikel 6. Uitsluitingsgronden

Paragraaf 2. Eindigen, herleven of wijzigen van het recht op uitkering

Artikel 7. Eindigen van het recht op uitkering

Artikel 8. Herleven van het recht op uitkering

Artikel 9. Intrekking en herziening beschikkingen

Paragraaf 3. De hoogte van de uitkering

Artikel 10. Hoogte van de uitkering

Hoofdstuk 3. Rechten en plichten in verband met het recht op uitkering

Artikel 11. Recht op ondersteuning bij arbeidsinschakeling

Artikel 11a [Vervallen per 01-01-2015]

Artikel 12. Informatieplicht, medewerking controle en procedurevoorschriften

Artikel 13. Plichten ter voorkoming van ontstaan en bestaan van recht op uitkering op grond van deze wet

Artikel 14. Plichten gericht op het vergroten van mogelijkheden tot het verrichten van arbeid

Artikel 15. Verplichtingen

Artikel 16. Vrijstelling en ontheffing van verplichtingen

Artikel 17. Uitkeringsreglement

Artikel 18. Verplichting werkgever

Hoofdstuk 4. Handhaving

Artikel 19. Weigering uitkering bij niet nakoming verplichtingen

Artikel 20. Maatregel bij herleving van de uitkering

Artikel 21. Boete bij niet nakomen verplichtingen

Artikel 22. Nadere regels betaling van boeten

Artikel 23 [Vervallen per 01-01-2013]

Artikel 24. Invordering bestuurlijke boete

Artikel 24a [Vervallen per 01-01-2017]

Artikel 25. In kennis stellen re-integratiebedrijf van sanctie-oplegging

Hoofdstuk 5. Betaling van de uitkering door het UWV

Artikel 26. Betaling van de uitkering

Artikel 27. Recht op vakantie-uitkering

Artikel 27a. Hoogte van de vakantie-uitkering

Artikel 28 [Vervallen per 01-01-2013]

Artikel 29. Overlijdensuitkering

Artikel 30. Betaling aan instellingen

Artikel 31. Verjaringstermijn

Artikel 32. Voorschot

Artikel 33. Opschorting en schorsing van de betaling

Artikel 33a. Opschorting betaling bij vertrek naar onbekende bestemming

Artikel 34. Terugvordering

Artikel 35. Afzien van terugvordering

Artikel 35a. Schuldregeling

Artikel 35b. Preferentie

Artikel 36. Executoriale titel beschikking tot terugvordering

Artikel 37

Artikel 38 [Vervallen per 01-12-2009]

Artikel 39. Onvervreemdbaarheid

Hoofdstuk 6. Financiering

Artikel 40. Financiering

Hoofdstuk 7. Bepalingen in verband met de Algemene wet bestuursrecht en de rechtsgang

Artikel 41 [Vervallen per 23-11-2018]

Artikel 42. Bijzondere beslistermijnen

Artikel 43 [Vervallen per 01-01-2013]

Artikel 44. Beslistermijn in bezwaar

Artikel 45. Delegatiebepaling bezwaar medische besluiten

Artikel 46. Strafbaar feit

Artikel 47. Beroep in cassatie

Hoofdstuk 8. Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 48. Verruiming grondslag lagere regelgeving

Artikel 48a. Overgangsbepaling in verband met het verhogen van de toetredingsleeftijd

Artikel 48b [Vervallen per 01-07-2017]

Artikel 48c. Overgangsbepaling in verband met wijzigingen in de Werkloosheidswet

Artikel 48d. Overgangsbepaling in verband met wijzigingen in de Wet Werk en inkomen naar arbeidsvermogen

Artikel 48e. Overgangsbepaling in verband met de no deal brexit (afwijking woonplaatsvereiste) [Nog niet in werking]

Artikel 48f. Overgangsbepaling in verband met de no deal brexit (handhaving verzekeringstijdvakken) [Nog niet in werking]

Artikel 49. Evaluatie

Artikel 50. Inwerkingtreding

Artikel 51. Citeertitel