Er is een Onderwijsraad, hierna te noemen de raad.
Wet op de Onderwijsraad
Wet op de Onderwijsraad
Opschrift
Aanhef
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een vast college van advies van het Rijk in te stellen op het terrein van het onderwijs en dat het in verband met artikel 79 van de Grondwet noodzakelijk is daartoe wettelijke bepalingen vast te stellen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
HOOFDSTUK I. DE ONDERWIJSRAAD
Artikel 1. Instelling en omvang
De raad bestaat uit ten minste acht en, in afwijking van artikel 10 van de Kaderwet adviescolleges, ten hoogste negentien leden.
Artikel 2. Taak
De raad heeft tot taak:
de regering en de beide kamers der Staten-Generaal te adviseren over hoofdlijnen van het beleid en de wetgeving op het terrein van het onderwijs in Nederland;
Onze Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap desgevraagd te adviseren over de toepassing van wetten, algemene maatregelen van bestuur en ministeriële regelingen op het terrein van het onderwijs.