Home

Wet financiële betrekkingen buitenland 1994

Geldig vanaf 1 januari 2013
Geldig vanaf 1 januari 2013

Wet financiële betrekkingen buitenland 1994

Opschrift

[Tekst geldig vanaf 01-01-2013]

Aanhef

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het noodzakelijk is in verband met de totstandkoming van de Europese Unie, nieuwe regels inzake de financiële betrekkingen met het buitenland vast te stellen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

Artikel 1

In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  1. ingezetenen:

    1. natuurlijke personen, die hun woonplaats in Nederland hebben en in de bevolkingsregisters zijn opgenomen;

    2. rechtspersonen, vennootschappen onder firma en commanditaire vennootschappen die in Nederland zijn gevestigd of kantoor houden, alsmede rechtspersonen, vennootschappen onder firma en commanditaire vennootschappen die niet in Nederland zijn gevestigd doch wel vanuit Nederland worden bestuurd, voor zover de Bank zulks bepaalt;

    3. in Nederland gevestigde filialen, bijkantoren en agentschappen, voor zover niet reeds vallende onder 2;

    4. natuurlijke personen van Nederlandse nationaliteit, voor zover niet vallende onder 1, die op hun verzoek door Onze Minister als ingezetene zijn aangewezen;

  2. niet-ingezetenen: natuurlijke personen, rechtspersonen, vennootschappen, filialen, bijkantoren, agentschappen en bedrijven, niet vallende onder de omschrijving "ingezetenen";

  3. Gemeenschap: de Europese Gemeenschap;

  4. lid-staat: een staat die lid is van de Gemeenschap;

  5. derde land: een staat die geen lid is van de Gemeenschap;

  6. Verdrag: het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap;

  7. de ECB: de Europese Centrale Bank bedoeld in artikel 4a van het Verdrag;

  8. Onze Minister: Onze Minister van Financiën;

  9. de Bank: De Nederlandsche Bank N.V..

Artikel 2

1.

Onze Minister kan aan de Bank algemene richtlijnen geven, die deze in acht neemt bij de uitoefening van de haar bij of krachtens deze wet toegekende bevoegdheden; voor zover het Verdrag zich daartegen niet verzet.

2.

De Bank verschaft aan Onze Minister de inlichtingen die deze nodig acht voor de bepaling van het algemeen beleid betrefende de financiële betrekkingen met de andere lidstaten en met derde landen; voor zover het Verdrag zich daartegen niet verzet.

Artikel 3

Onze Minister kan ter uitvoering van een besluit dat is genomen op grond van artikel 73 C, tweede lid, van het Verdrag voorschriften geven betreffende het kapitaalverkeer naar of uit derde landen in verband met directe investeringen - met inbegrip van investeringen in onroerende goederen -, vestiging, het verrichten van financiële diensten of de toelating van waardepapieren tot de kapitaalmarkten.

Artikel 4

Artikel 5

Artikel 6

Artikel 7

Artikel 8

Artikel 9 [Vervallen per 01-01-2013]

Artikel 9a

Artikel 9b

Artikel 9c

Artikel 9d [Vervallen per 01-07-2009]

Artikel 9e [Vervallen per 01-07-2009]

Artikel 9f [Vervallen per 01-07-2009]

Artikel 9g [Vervallen per 01-08-2009]

Artikel 9h [Vervallen per 01-07-2009]

Artikel 9i [Vervallen per 01-07-2009]

Artikel 9j [Vervallen per 01-07-2009]

Artikel 9k

Artikel 10

Artikel 11

Artikel 12

Artikel 13

Artikel 14

Artikel 15

Artikel 16

Bijlage [Vervallen per 01-08-2009]